Erkenning van een buitenlandse naamsvaststelling of -verandering
In het kort
In de regel maakt het Wetboek IPR een onderscheid tussen vorderingen gericht op de vaststelling van de naam enerzijds en vorderingen gericht op de verandering ervan anderzijds. Op beide situaties zijn verschillende verwijzingsregels van toepassing maar als het gaat over de erkenning van buitenlandse naamsfeiten is voor beide onderwerpen eenzelfde erkenningsregime van toepassing.
Erkenning zonder gerechtelijke procedure
Wanneer het gaat om een buitenlandse akte, controleert de ambtenaar:
of de naamsvaststelling of -verandering gebeurde overeenkomstig het op de naam toepasselijke recht. Concreet betekent dit dat de naamsvaststelling- of verandering moet gebeurd zijn overeenkomstig:
- ofwel het door de betrokkene gekozen recht van een land waarvan hij de nationaliteit heeft op het moment van de naamsvaststelling of -verandering
- ofwel, in het geval dat de naamsvaststelling of -verandering plaatsvond in een land waar de persoon zijn gewone verblijfplaats had, overeenkomstig het door de betrokkene gekozen recht van de staat waar hij:
- ofwel de nationaliteit van heeft
- ofwel zijn gewone verblijfplaats heeft
- of de akte/beslissing voldoet aan de voorwaarden die volgens het recht van het land waar het is opgesteld, nodig zijn voor de echtheid ervan. Een legalisatie of apostille is daarvan het bewijs.
- of er geen strijdigheid is met de openbare orde, zijnde de privaatrechtelijke openbare orde. Het Hof van Cassatie begrijpt daaronder de beginselen die essentieel zijn voor de morele, politieke en economische orde van België. Iedere casus wordt in concreto beoordeeld. Bij die beoordeling wordt in het bijzonder rekening gehouden met de mate waarin het geval met de Belgische rechtsorde is verbonden en met de ernst van de gevolgen die de toepassing van dat buitenlands recht zou meebrengen of die door de erkenning zouden worden veroorzaakt (art. 21 WIPR).
- of er geen sprake is van wetsontduiking. (art. 18 WIPR)
In geval van een gerechtelijke beslissing controleert de ambtenaar (art. 25 WIPR):
- (of er sprake is van schending van de rechten van verdediging. Bijvoorbeeld onpartijdigheid van de rechter en tijdig oproepen van de verweerder. In het geval van naam is dit een eerder theoretische toetsingsgrond, aangezien er geen tegenpartij zal zijn in naamsvorderingen)
- of de beslissing nog vatbaar is voor hoger beroep
- of de beslissing onverenigbaar is met een Belgische beslissing of met een eerder in het buitenland gewezen beslissing die in België kan worden erkend
- de vordering in het buitenland werd ingesteld na het instellen in België van een vordering die nog steeds aanhangig is tussen dezelfde partijen en met hetzelfde onderwerp
- of de akte/beslissing voldoet aan de voorwaarden die volgens het recht van het land waar het is opgesteld, nodig zijn voor de echtheid ervan. Een legalisatie of apostille is daarvan het bewijs.
- of er geen strijdigheid is met de openbare orde, zijnde de privaatrechtelijke openbare orde. Het Hof van Cassatie begrijpt daaronder de beginselen die essentieel zijn voor de morele, politieke en economische orde van België. Iedere casus wordt in concreto beoordeeld. Bij die beoordeling wordt in het bijzonder rekening gehouden met de mate waarin het geval met de Belgische rechtsorde is verbonden en met de ernst van de gevolgen die de toepassing van dat buitenlands recht zou meebrengen of die door de erkenning zouden worden veroorzaakt (art. 25, 1° WIPR).
- of er geen sprake is van wetsontduiking ( art. 25, 3° WIPR)
Indien het gaat om een buitenlandse administratieve beslissing
Art. 39 WIPR voorziet dat een buitenlandse naamsvaststelling of -verandering ook erkenbaar is als ze is opgenomen in een buitenlandse administratieve beslissing.
Gerechtelijke erkenning
Wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand (of een andere overheid) weigert om de buitenlandse akte of beslissing te erkennen, kan de betrokkene beroep instellen bij de rechtbank van eerste aanleg. Dit kan worden gedaan bij wijze van eenzijdig verzoekschrift. De ambtenaar hoeft dus niet te worden gedagvaard (art. 23 en art. 27 Wetboek IPR, dat ook verwijst naar de procedure in art. 23 Wetboek IPR; zie ook de Circulaire van 23 september 2004, subtitel G.3).
Voor te leggen stukken
Voor beslissingen is een uitgifte van de beslissing vereist: een authentieke kopie of een door de buitenlandse rechtbank eensluidend verklaard afschrift (art. 24 Wetboek IPR ). Een gewone kopie is niet voldoende.
De Circulaire van 23 september 2004 (subtitel G.3) trekt dit door naar "akten". Dit houdt in dat van de buitenlandse akte het origineel of een voor eensluidend verklaard afschrift (= een authentieke kopie) moet voorgelegd worden.
Bovendien moet de akte of beslissing vertaald zijn en de vereiste legalisatie of apostille hebben.
Let wel! Art. 39 WIPR voorziet voortaan dat een buitenlandse naamsvaststelling of -verandering ook erkenbaar is als ze is opgenomen in een buitenlandse administratieve beslissing.