Materiële opvang voor begeleide minderjarige in onwettig verblijf

Recht op opvang

Onder bepaalde voorwaarden hebben onwettig verblijvende gezinnen met minderjarige kinderen recht op materiële opvang. Het gezin dient daartoe een aanvraag in bij het OCMW. Het OCMW gaat vervolgens in een sociaal onderzoek na of de voorwaarden vervuld zijn. Tegen een eventuele weigering staat een beroep open bij de arbeidsrechtbank.

Onwettig verblijvende gezinnen met minderjarige kinderen hebben in geval van behoeftigheid recht op materiële hulp. In principe heeft alleen de minderjarige recht op materiële hulp maar in de praktijk worden de ouders samen met het kind opgevangen.

Onwettig verblijvende gezinnen met minderjarige kinderen hebben recht op opvang wanneer: 

  1. er minstens een kind van het gezin jonger is dan 18 jaar,
  2. het kind en zijn ouders/de personen die daadwerkelijk het ouderlijk gezag uitoefenen illegaal op het grondgebied verblijven,
  3. de verwantschap of het ouderlijk gezag bestaat,
  4. het kind behoeftig is en 
  5. de ouders/de personen die daadwerkelijk het ouderlijk gezag uitoefenen hun onderhoudsplicht niet nakomen of niet in staat zijn na te komen.

Illegaal verblijf kan onder andere aangetoond worden met een betekend bevel om het grondgebied te verlaten (BGV), een aankomstverklaring of melding van aanwezigheid, .... In de praktijk kan het voor EU-gezinnen moeilijk zijn om het bewijs van illegaal verblijf te leveren. Unieburgers zijn gedurende de eerste drie maanden van hun verblijf immers legaal in het land. Bij gebrek aan grenscontroles is het vaak moeilijk om aan te tonen dat een Unieburger al langer dan drie maanden, en dus illegaal, in het land verblijft.

Aanvraag via het OCMW

Om materiële hulp te bekomen moet een aanvraag voor maatschappelijke hulp worden ingediend bij het OCMW van de gewoonlijke verblijfplaats van de minderjarige.

De aanvraag kan door de minderjarige zelf of door minstens een van zijn ouders / personen die het ouderlijk gezag uitoefenen in naam van het kind worden ingediend.

De aanvraag is niet onderworpen aan vormvereisten. Ze kan schriftelijk of mondeling gebeuren.

Informatieplicht OCMW

Het OCMW informeert het gezin over de aard en de modaliteiten van de materiële hulp. Het OCMW deelt het gezin mee dat:

  • de hulpvraag enkel kan leiden tot een aanbod van materiële opvang in een open terugkeercentrum dat beheerd wordt door DVZ.
  • er een terugkeertraject moet worden gevolgd dat gericht is op vrijwillige terugkeer.
  • niet intekenen op vrijwillige terugkeer na afloop van de voorziene termijn kan leiden tot overplaatsing naar een terugkeerwoning van DVZ met het oog op een gedwongen terugkeer.

Telkens wanneer het OCMW in contact komt met een gezin dat mogelijk voor materiële opvang in aanmerking komt, informeert het op eigen initiatief het gezin over de mogelijkheid tot opvang.

Als bij een eventueel beroep tegen de weigering om materiële hulp toe te kennen wordt vastgesteld dat het OCMW haar informatieplicht niet is nagekomen, kan de arbeidsrechter het OCMW veroordelen tot steunverlening in afwachting van het vervullen van die plicht.

Sociaal onderzoek

Het OCMW gaat tijdens een sociaal onderzoek na of alle wettelijke voorwaarden vervuld zijn om toegang te krijgen tot materiële opvang. 

Een gezin dat op het ogenblik van de aanvraag nog in de materiële opvang verblijft op basis van een verzoek tot internationale bescherming, komt in principe niet in aanmerking voor deze specifieke materiële opvang. Volgens Fedasil is het gezin op dat moment (nog) niet behoeftig. 

Als wordt vastgesteld dat aan de voorwaarden is voldaan, deelt het OCMW aan het gezin mee dat het materiële hulp kan genieten in een open terugkeercentrum.  

Als niet voldaan is aan de voorwaarden, wordt de aanvraag via een formele beslissing van de OCMW-raad geweigerd. 

Voorstel opvang

Als het gezin de opvang in een open terugkeercentrum aanvaardt, dient het OCMW een aanvraag tot opvang in bij de dienst Dispatching van Fedasil via een modelformulier.

Dispatching stuurt vervolgens een voorstel tot opvang en een uitnodiging voor het gezin om zich aan te bieden bij Dispatching naar het OCMW.  

Het OCMW vraagt het gezin om het voorstel tot opvang schriftelijk te aanvaarden of te weigeren. Het gezin krijgt een kopie van dit document. Als het gezin het voorstel schriftelijk weigert, wordt dit als een weigering van de voorgestelde opvang beschouwd. Als het gezin later toch opvang wenst, moet het opnieuw een aanvraag tot materiële hulp indienen bij het OCMW van zijn verblijfplaats.  

OCMW-beslissing

Het OCMW neemt zo snel mogelijk en uiterlijk een maand na ontvangst van de hulpvraag een beslissing. De OCMW-beslissing vermeldt:

  • de wettelijke en reglementaire grond van de beslissing,
  • of er al dan niet voldaan is aan de voorwaarden voor materiële hulp en
  • het akkoord of de weigering van het voorstel tot opvang door het gezin. 

Binnen de 8 dagen na het nemen van de beslissing wordt de beslissing per aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs aan het gezin bezorgd. Het OCMW bezorgt ook binnen de 8 dagen een afschrift van de beslissing aan Dispatching. 

Het OCMW neemt een beslissing tot toekenning van materiële opvang in een open terugkeercentrum, als het gezin de voorgestelde materiële opvang schriftelijk heeft aanvaard . 

Het OCMW neemt een beslissing tot weigering van toekenning van materiële opvang in een open terugkeercentrum: 

  • als uit het onderzoek blijkt dat de voorwaarden niet vervuld zijn of 
  • als het gezin de voorgestelde materiële opvang schriftelijk heeft geweigerd of heeft geweigerd om het document te ondertekenen. 

De regelgeving bepaalt niet wat er moet gebeuren tussen het indienen van de hulpvraag en het realiseren van de materiële opvang. De rechtspraak is hierover verdeeld, afhankelijk van de concrete situatie en van de bij de zaak betrokken partijen:

  • ofwel wordt het OCMW veroordeeld tot het toekennen van maatschappelijke dienstverlening
  • ofwel wordt Fedasil veroordeeld tot het voorzien van tijdelijke opvang 

Beroep

Tegen een weigeringsbeslissing van het OCMW staat een beroep open bij de arbeidsrechtbank. Het is belangrijk om Fedasil bij de zaak te betrekken zodat de arbeidsrechter Fedasil kan veroordelen tot het opvangen van het gezin. 

Er kan beroep worden ingesteld:

  • vanaf de negatieve beslissing van Fedasil of het OCMW of
  • bij het uitblijven van enig antwoord: na 30 dagen vanaf het indienen van de hulpvraag bij het OCMW.  

Tijdens de beroepsprocedure heeft het gezin geen recht op opvang.

Als het gezin zich niet binnen de vastgestelde termijn bij Dispatching of in het toegewezen terugkeercentrum aanbiedt, wordt de aanvraag tot opvang als nietig beschouwd. 

Als het gezin het open terugkeercentrum verlaat, kan het ernaar terugkeren als de toegekende termijn van het BGV nog niet is verstreken. Het moet zich dan opnieuw bij Dispatching aanbieden voor een opvangplaats.

Als de termijn van het BGV al is verstreken, moet het gezin opnieuw een hulpvraag indienen bij het OCMW van zijn verblijfplaats. Wanneer het gezin zich opnieuw bij Dispatching aanbiedt, kan deze contact opnemen met de dienst Sefor (Sensibilisering, follow-up & return). Het gezin wordt dan overgebracht naar een woonunit met het oog op gedwongen verwijdering.

Wat houdt materiële opvang in?

Onwettig verblijvende gezinnen hebben onder meer recht op huisvesting, kleding en medische begeleiding.

De materiële hulp waarop je gezin aanspraak kan maken, bestaat uit:

  • Huisvesting in gemeenschapsverband
  • Voeding
  • Kleding
  • Psychosociale begeleiding
  • Medische begeleiding
  • Toegang tot juridische bijstand en tolkdiensten
  • Zakgeld
  • Waarborg op recht op onderwijs 
  • Hulp bij vrijwillige terugkeer
Deze hulp bij vrijwillige terugkeer, ook wel terugkeerbegeleiding genoemd, kan als volgt worden toegelicht:

Het gezin ontvangt bij zijn aankomst in het open terugkeercentrum informatie over het terugkeertraject, de verschillende stappen en de betrokken actoren in een begrijpbare taal. Als nodig is er een tolk aanwezig om een goed begrip van de informatie te garanderen. 

Het gezin ontvangt tijdens het eerste gesprek ook informatie over de mogelijkheid te worden getransfereerd met het oog op gedwongen verwijdering.

Na aankomst in het open terugkeercentrum wordt voor elke bewoner een identificatiefiche ingevuld die voor akkoord ondertekend wordt door de bewoner. Deze fiche bevat alle gegevens over de identiteit van alle gezinsleden.

Deze gegevens worden overgemaakt aan DVZ om na te gaan of er aanvullende informatie over de identiteit en nationaliteit van betrokkene beschikbaar is.

DVZ verifieert de informatie op de identificatiefiche en stelt het open terugkeercentrum zo snel mogelijk op de hoogte als er relevante bijkomende informatie of incoherenties zijn. DVZ neemt verder elke maatregel die hij nodig acht om de personen van het gezin te identificeren.

Er wordt nagegaan of er nog lopende verblijfsprocedures zijn. Voor zover hij op de hoogte is van de ingediende procedures, volgt DVZ deze zo snel mogelijk op. DVZ handelt nieuwe procedures die ingediend zijn tijdens het verblijf in het open terugkeercentrum zo snel mogelijk af. DVZ is ook aandachtig voor informatie die de gezinnen aanbrengen waaruit zou kunnen blijken dat een verblijfsprocedure onderzocht moet worden.

Het gezin wordt actief geïnformeerd en gesensibiliseerd over de mogelijkheid tot vrijwillige terugkeer. De eventuele belemmeringen voor een vrijwillige terugkeer worden geïdentificeerd en er wordt nagegaan hoe deze kunnen worden weggewerkt. De vrijwillige terugkeer moet plaatsvinden binnen de termijn van het BGV dat het gezin betekend werd bij aankomst in het terugkeercentrum

De vorderingen in het terugkeerdossier worden geëvalueerd. Deze evaluatie wordt formeel gedocumenteerd aan de hand van een standaard-evaluatieverslag. De resultaten van de evaluatie worden besproken met het gezin.

 

Als het gezin zich akkoord mee verklaart om vrijwillig te vertrekken, wordt dit geformaliseerd in een aanvraagformulier van vrijwillige terugkeer. DVZ kan in dat geval de termijn van het BGV verlengen voor de periode die nodig is om de terugkeer van het gezin te organiseren.

Als het gezin geen belofte tot vrijwillige terugkeer heeft ondertekend, kan DVZ het gezin overbrengen naar een terugkeerwoning met het oog op gedwongen terugkeer. 

Als het gezin het open terugkeercentrum verlaat en zich bij Dispatching aanbiedt voor een opvangplaats, kan het gezin terugkeren naar het open terugkeercentrum op voorwaarde dat de termijn van het BGV nog niet verstreken is. Als de termijn van het bevel al verstreken is, moet het gezin opnieuw via het OCMW opvang aanvragen.   

Als het gezin binnen de voorziene termijn niet vrijwillig terugkeert of niet samenwerkt om een vrijwillige terugkeer te organiseren, dan kan de gedwongen terugkeer worden georganiseerd.

Er wordt geen gedwongen terugkeer georganiseerd gedurende de toegekende termijnen van het terugkeertraject, tenzij om redenen van openbare orde.

Waar heb je recht op materiële opvang?

Onwettig verblijvende gezinnen met minderjarige kinderen die recht hebben op materiële hulp worden opgevangen in een open terugkeercentrum beheerd door Fedasil.

Het terugkeercentrum heeft een ‘open’ karakter. Dit slaat op het feit dat het gezin het terugkeercentrum kan verlaten wanneer ze dit wenst.

Individuele opvangstructuren zoals een lokaal opvanginitiatief (LOI) komen niet in aanmerking voor de opvang van deze gezinnen. 

De aanvraag tot opvang wordt als nietig beschouwd als het gezin zich niet binnen de vastgestelde termijn bij Dispatching aanbiedt of binnen de vastgestelde termijn zoals aangeduid op het toewijzingsdocument aankomt in het open terugkeercentrum. Gezinnen die niet willen ingaan op het voorstel tot opvang in een open terugkeercentrum worden niet aan een andere opvangstructuur toegewezen.    

De toewijzing aan een open terugkeercentrum moet aangepast zijn aan de noden van het gezin. Zo moet er bijvoorbeeld rekening worden gehouden met de plaats waar de kinderen schoollopen en waar een kind gespecialiseerde medische zorgen ontvangt. Zo niet dan  kan de toewijzing worden vernietigd (Arbrb. Brussel (kortgeding) van 11 juni 2013). 

Lees meer over het terugkeertraject van onwettig verblijvende gezinnen met kinderen.

Hoe lang heb je recht op materiële opvang?

De Raad van State oordeelde dat de opvang van gezinnen in onwettig verblijf niet in de tijd beperkt mag worden. In de praktijk wordt er eerst een oplossing naar verblijf of terugkeer gezocht in een open terugkeercentrum van Fedasil, waarna ze eventueel nog in een door DVZ beheerde terugkeerwoning terechtkomen. Gedwongen terugkeer is altijd de laatste optie.
Aanvang opvangrecht

Een onwettig verblijvend gezin dat aanspraak wil maken op materiële opvang moet hiertoe een aanvraag indienen bij het OCMW. Het recht op materiële opvang vangt aan op het moment dat het OCMW een beslissing tot toekenning van materiële opvang neemt nadat het gezin zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met het opvangvoorstel van Fedasil. 

De regelgeving bepaalt niet wat er moet gebeuren tussen het indienen van de hulpvraag en het realiseren van de materiële opvang. De rechtspraak is hierover verdeeld:

  • ofwel wordt het OCMW veroordeeld tot het toekennen van maatschappelijke dienstverlening. De redenering is dan dat het OCMW het gezin moet steunen omdat de wet dit niet uitsluit en het OCMW de natuurlijke verschaffer is van maatschappelijke dienstverlening (voorbeeld <arbeidshof Brugge van 15 september 2010>).
  • ofwel wordt Fedasil veroordeeld tot het voorzien van tijdelijke opvang (voorbeeld <arbeidsrechtbank Brussel van 26 juni 2005>). 

De uitkomst van een beroep hangt af van de concrete situatie en van de bij de zaak betrokken partijen. 

Duur en einde opvangrecht

Het recht op materiële opvang is niet beperkt in de tijd (RvS 23 april 2015). De duur van de opvang is afhankelijk van de analyse van de verblijfssituatie van het gezin

Bij aankomst in het open terugkeercentrum analyseert de terugkeercoach van DVZ samen met het gezin de verblijfsituatie en eventuele hangende verblijfsprocedures van het gezin.

  • Als er procedures hangend zijn, worden deze door DVZ prioritair behandeld.
  • Als er geen perspectief is op een verblijfsrecht, wordt een bevel om het grondgebied te verlaten betekend. Als het gezin niet bereid is vrijwillig terug te keren, kan het gezin worden overgebracht naar een terugkeerwoning beheerd door DVZ. Tijdens het verblijf in een terugkeerwoning wordt nogmaals onderzocht of het gezin aanspraak kan maken op een verblijfsrecht in België. In het negatieve geval wordt er gewerkt aan vrijwillige terugkeer, de laatste optie is gedwongen terugkeer.  

Er komt een einde aan het recht op materiële opvang als het gezin:

  • het opvangcentrum verlaat
  • een verblijfstitel verkrijgt 
  • vrijwillig naar het land van herkomst (of naar een land waar er een verblijfsrecht is) is teruggekeerd
  • wordt overgebracht naar een terugkeerwoning beheerd door de DVZ met het oog op gedwongen terugkeer 

Meer info

Wetgeving

Omzendbrieven en instructies

Documenten