Sociaal onderzoek

In het kort

De maatschappelijk werker van het OCMW voert een sociaal onderzoek uit naar aanleiding van een hulpvraag. Daarbij gaat hij na of de hulpvrager behoeftig is en bepaalt hij de meest passende hulpverlening. De POD Maatschappelijke Integratie (POD MI) neemt (een deel van) de toegekende OCMW-dienstverlening onder bepaalde voorwaarden ten laste. De POD MI baseert zich op het sociaal verslag om te bepalen of voldaan is aan de voorwaarden. Op basis van de bevindingen van het sociaal onderzoek maakt de maatschappelijk werker een sociaal verslag op met een voorstel van beslissing.

Sociaal verslag

De OCMW-raad of het Bijzonder Comité van de sociale dienst van het OCMW neemt op basis van het sociaal verslag een beslissing over de hulpvraag.

Het sociaal verslag maakt deel uit van het sociaal dossier. Daarin zitten eveneens:

  • een kopie van de ontvangstbevestiging van de hulpvraag, 
  • het aanvraagformulier, 
  • een kopie van de kennisgeving van de beslissing en 
  • alle bewijsstukken ter rechtvaardiging van het recht op OCMW-dienstverlening.

Bij een nieuwe steunaanvraag moet het OCMW niet opnieuw een sociaal verslag opmaken. Dat is alleen nodig als de situatie van de steunaanvrager verandert.
Voor het sociaal onderzoek in het kader van de terugbetaling van medische kosten stelde de POD Maatschappelijke Integratie een aantal modellen op:

  • Model van een sociaal verslag (bijlage bij de omzendbrief van 25 maart 2010)
  • Fiche ‘Sociaal onderzoek in geval van dringende zorgen/opname’

Het gebruik van deze modellen is niet verplicht maar wel aan te bevelen.

De POD MI neemt de kosten van de OCMW-dienstverlening aan vreemdelingen enkel, binnen de wettelijke grenzen, ten laste als uit het sociaal onderzoek blijkt dat de hulpvrager:

  • behoeftig is, 
  • niet in staat is om op eigen kracht mensenwaardig te leven en 
  • geen andere rechten kan laten gelden. 

Een sociaal onderzoek is dus altijd nodig als het OCMW de steun wil terugvorderen van de POD MI. Ook wanneer het bijvoorbeeld gaat om de medische kosten van LOI-bewoners.

Hieronder vind je de verschillende stappen van het sociaal onderzoek.

Procedure

Meestal dient de betrokkene zelf een hulpvraag in bij het OCMW door zich persoonlijk aan te melden.

Bij medische dringendheid kan een hulpvraag tot betaling van medische kosten ook gebeuren via de sociale dienst van de verpleeginstelling. Indien de zorgverlener de hulpvraag indient, moet de hulpvrager deze steeds tekenen.

Het sociaal onderzoek start meestal met een intakegesprek met de hulpvrager.

Tijdens het intakegesprek krijgt de maatschappelijk werker een eerste beeld van de situatie van de hulpvrager.

Tegelijkertijd informeert de maatschappelijk werker de hulpvrager over zijn verplichtingen in het kader van het sociaal onderzoek, en legt hem uit hoe het OCMW het sociaal onderzoek zal voeren.

Identiteitsgegevens

Het sociaal verslag vermeldt de identiteitsgegevens van de hulpvrager en indien nodig die van de personen met wie hij samenwoont.

Het OCMW moet bij het verzamelen van de gegevens geen toestemming vragen aan betrokkene of aan de persoon die met hem/haar samenwoont, noch aan de onderhoudsplichtigen. Wel moet het OCMW hen informeren over de verwerking van hun persoonsgegevens.

Betrokkene kan kiezen op welke manier hij de informatie geeft (op papier, elektronisch, screenshots, attesten, facturen, rekeninguittreksels..), zolang de gevraagde informatie er duidelijk in wordt aangegeven.

Om de identiteitsgegevens te kunnen vaststellen, raadpleegt het OCMW de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ). Het OCMW gaat na of de werkelijke situatie van de hulpvrager overeenstemt met de gegevens van de KSZ. Als dit niet zo is, neemt het OCMW dit mee in de overwegingen tot het voorstel van beslissing.

Het sociaal verslag moet volgende gegevens bevatten:

  • Naam en voornaam
  • INSZ-nummer en/of rijksregisternummer
  • Nationaliteit
  • Burgerlijke staat
  • Werkelijke verblijfplaats in België
  • Gezinssamenstelling

In een sociaal onderzoek kan het voorvallen dat de hulpvrager zijn identiteit niet kan aantonen. Indien de hulpvrager geen enkel document kan voorleggen waaruit zijn identiteit blijkt, kan het OCMW zich in laatste instantie baseren op de verklaringen van de hulpvrager met betrekking tot zijn identiteit.

In het sociaal verslag voor de betaling van medische kosten moet de maatschappelijk werker ook de gemeente of de plaats van verplichte inschrijving vermelden. Deze informatie staat bij de code 207 in het wachtregister.

In een sociaal onderzoek voor de betaling van medische kosten in geval van dringende zorgen is bijkomende informatie nodig. Deze informatie staat in het modelformulier sociaal onderzoek 'dringende zorg'. 

Andere inlichtingen

De hulpvrager moet het OCMW alle nuttige inlichtingen geven.

Als de hulpvrager weigert de nodige inlichtingen te verschaffen of enkel onduidelijke, onnauwkeurige en onvolledige antwoorden op de vragen van het OCMW geeft, kan het OCMW de toekenning van het leefloon weigeren voor de periode dat het niet over de nodige documenten beschikt (Cass., 30 november 2009), indien het gebrek aan medewerking het onmogelijk maakt om te controleren of er aan de toekenningsvoorwaarden voldaan is.

Bij het verzamelen van gegevens moet het OCMW gerichte vragen stellen ter verduidelijking. Wanneer de hulpvrager niet alle inlichtingen kan geven, moet het OCMW de ontbrekende informatie zelf verzamelen. Het OCMW kan het leefloon kan niet weigeren op basis van gebrekkige medewerking door de hulpvrager indien het inlichtingen betreft waartoe het OCMW toegang heeft (Arbh. Brussel 21 april 2010).

Soms laat de (fysieke) toestand van de hulpvrager niet toe om medewerking te verlenen aan het onderzoek. Bijvoorbeeld als de betrokkene in coma is of niet bij zijn zinnen. Er is dan een bijzondere regeling in het kader van de betaling van medische kosten:

  • Zolang het gaat over een tijdelijke situatie, kan het OCMW op basis van de beschikbare gegevens een beslissing nemen en zal het pas op het ogenblik van voldoende bewustzijn aanvullende onderzoekdaden moeten stellen.
  • Wanneer de situatie permanent wordt, dan kan het OCMW de kosten ten laste nemen en terugvorderen van de POD MI. Een verklaring van een arts volstaat als bewijs. Het sociaal verslag moet wel de situatie duidelijk omschrijven.

Een gedeeltelijke niet-medewerking van de aanvrager kan een aanwijzing vormen voor fraude. Als het OCMW vermoedt dat betrokkene bestaansmiddelen verzwijgt of valse verklaringen hiertoe aflegt, kan het OCMW om verduidelijking vragen aan betrokkene. Als de hulpaanvrager vervolgens niet meewerkt, kan het OCMW weigeren hulp toe te kennen, op voorwaarde dat het gaat om relevante informatie waarover het centrum nog niet beschikte. 

Om te kunnen bepalen of de hulpvrager behoeftig is, moet het OCMW onderzoek voeren naar

  • de bestaansmiddelen
  • de andere rechten die de hulpvrager kan laten gelden
  • de mogelijkheid van de hulpvrager om op eigen kracht de nodige inkomsten te verwerven 

Bestaansmiddelen

Het OCMW houdt rekening met de bestaansmiddelen van de hulpvrager zelf en – al dan niet facultatief - met die van de met hem samenwonende personen.

Het sociaal verslag vermeldt:

  • de bestaansmiddelen van de samenwonende feitelijke of wettelijk geregistreerde partner/echtgenoot 
  • de bestaansmiddelen van de samenwonende ascendenten/descendenten in de eerste graad
  • een beknopte beschrijving van de levensomstandigheden van de hulpvrager en van die van de personen met wie hij eventueel samenwoont, die een invloed kunnen hebben op de behoeftigheid van de hulpvrager

Bij een vraag om maatschappelijke dienstverlening of maatschappelijke integratie houdt het OCMW al dan niet verplicht rekening met de bestaansmiddelen van een aantal personen:

  • verplicht: de bestaansmiddelen van de samenwonende partner /echtgenoot. 
  • facultatief: de bestaansmiddelen van de samenwonende ascendenten/descendenten in de eerste graad. 

Het OCMW mag geen rekening houden met de bestaansmiddelen van andere samenwonende personen.

Het OCMW mag niet systematisch rekeninguittreksels opvragen. Uitzonderlijk kan dit wel wanneer er bijvoorbeeld een vermoeden van fraude is of wanneer het onmogelijk is om de financiële stromen van betrokkene op een andere manier te controleren. Een diepgaand bankonderzoek is niet de bedoeling.

Voor de betaling van medische kosten houdt de POD MI in het ‘Informatiedocument Bewijsstukken’ enkel rekening met

  • de bestaansmiddelen van de aanvrager zelf en
  • de bestaansmiddelen van zijn samenwonende feitelijke of wettelijk geregistreerd partner/echtgenoot.

Het OCMW kan zich hiervoor baseren op loonfiches, rekeninguittreksels, contracten, attesten en de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ). De KSZ-stromen geven de hulpaanvragers onder meer informatie over de brutobedragen van de beroepsinkomsten van werknemers, bedragen van werkloosheidsuitkeringen en bruto pensioenbedragen. 

In geval van samenwoonst met een descendent of ascendent in de eerste graad mag het OCMW rekening houden met zijn inkomsten. Dit is echter geen verplichting. Het OCMW vermeldt best in het sociaal verslag waarom ze wel of niet rekening houdt met deze inkomsten.

Andere rechten die de hulpvrager kan laten gelden

Het OCMW gaat na of de hulpvrager andere rechten kan laten gelden, zoals:

  • de tussenkomst van een verzekering
  • de tussenkomst van een aansprakelijke derde
  • de tussenkomst van een onderhoudsplichtige
  • de tussenkomst van een Belgische of buitenlandse instelling van de sociale zekerheid
  • de tussenkomst van een garant (borgstelling)

Het OCMW gaat ook na of de hulpvrager en de personen met wie de hulpvrager samenwoont hun rechten op een uitkering krachtens een Belgische of buitenlandse sociale wetgeving hebben laten gelden. Het gaat daarbij in principe enkel om de echtgenoot of feitelijk of wettelijk geregistreerd partner.

Het OCMW kan niet louter vaststellen dat de betrokkene in theorie andere rechten kan laten gelden, maar dient rekening te houden met de omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de weigering of insolvabiliteit van de garant.

Wat betreft het sociaal onderzoek in het kader van de betaling van medische kosten, onderzoekt het OCMW eveneens of de hulpvrager beroep kan doen op tussenkomsten van bovenstaande verzekeringen, derden… en levert hiervan het bewijs. Het OCMW onderzoekt de tussenkomst of mogelijke aansluiting bij de Belgische publieke ziekteverzekering, , een publieke ziekteverzekering in het buitenland, een reisverzekering of privéziekteverzekering... Voor een overzicht van de verschillende mogelijk betalingsinstanties, zie Medische kosten per betalingsregeling.

Wat als het OCMW een beslissing moet nemen en nog niet weet of er een buitenlandse publieke ziekteverzekering, reisverzekering of andere verzekering is?

De POD MI dekt deze medische kosten wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • de 30-dagentermijn waarbinnen het OCMW een beslissing dient te nemen, is bijna verstreken
  • het OCMW toont aan dat ze alle noodzakelijke stappen heeft ondernomen voor het sociaal onderzoek
  • het gebrek aan informatie op het moment van besluitvorming was onafhankelijk van de inspanningen van de maatschappelijk werker

De POD MI dekt dan deze kosten, zelfs als uit latere informatie blijkt dat de steun eigenlijk niet verschuldigd was.

Wanneer uit later verkregen informatie blijkt dat de steun niet verschuldigd is, herziet het OCMW zijn beslissing en zet het de steun stop. Deze stopzetting mag niet retroactief gebeuren. Het OCMW moet dan wel het nodige doen om deze steun terug te vorderen bij het ziekenfonds, garant of reisverzekering en eventueel terug te betalen aan de Staat.

De mogelijkheid van de hulpvrager om op eigen kracht de nodige inkomsten te verwerven 

Het OCMW gaat na of de hulpvrager in staat is om op eigen kracht de nodige inkomsten te verwerven. De maatschappelijk werker gaat bij de toekenning van maatschappelijke integratie na of de hulpvrager werkbereid is. Bij de toekenning van maatschappelijke dienstverlening kan het OCMW de werkbereidheidsvoorwaarde opleggen. 

De verblijfssituatie van de hulpvrager bepaalt of de hulpvrager recht heeft op maatschappelijke integratie of op maatschappelijke dienstverlening (al dan niet beperkt tot dringende medische hulp of materiële opvang).

Het OCMW verzamelt volgende informatie inzake de (verblijfs)situatie van de hulpvrager:

  • alle verblijfsdocumenten en andere relevante documenten
  • vermoedelijke datum van binnenkomst
  • inschrijving in het Rijksregister 
  • aanwezigheid van een visum
  • voor aanvraag terugbetaling medische kosten: de reden van verblijf

Afhankelijk van het verblijfsstatuut kan het OCMW extra voorwaarden opleggen. Zo moet het dossier bijvoorbeeld een attest van ‘dringende medische hulp’ bevatten als de hulpvrager zonder wettig verblijf is.

De reden van verblijf bepaalt de regels waaronder de steunaanvrager valt, in het kader van een steunaanvraag voor medische kosten.

Zo bepaalt het informatiedocument 'medische bewijsstukken' dat wie om medische redenen naar België komt in het bezit moet zijn van een medisch visum C. Dit wordt tegengesproken door de rechtspraak.

Als de hulpvrager om medische redenen naar België kwam en visumplichtig is, moet hij volgens de POD MI in het bezit zijn van een medisch visum type C. Alleen als de hulpvrager een medisch visum Cheeft en als hij behoeftig is, komt de POD MI tussen in de medische kosten voor bedragen boven 30.000 euro (het bedrag van de dekking van de reisverzekering). De tussenkomst van de POD MI voor medische kosten van een toerist is bovendien beperkt tot de medische zorgen die de onmiddellijke afreis mogelijk maken.

Kwam de visumplichtige hulpvrager voor medische zorg naar België zonder medisch visum, dan komt de POD MI evenmin tussen voor bedragen onder 30.000 euro. Zelfs al is de hulpvrager behoeftig.

Als de hulpvrager geen medisch visum type C aanvroeg of na afloop van het visum zonder wettig verblijf in België blijft, baseert de POD MI zich op het sociaal verslag om te bepalen of de persoon probeert zich in orde te stellen met de verblijfsregels.

Volgens de POD MI kunnen OCMW’s geconfronteerd met dergelijke situaties best de Frontdesk van de POD MI contacteren, aangezien vaak dossierspecifieke onderzoeksdaden nodig zijn, via vraag@mi-is.be. De POD MI beoordeelt de terugbetaling in deze gevallen dossier per dossier.

De wetgeving vermeldt echter nergens dat het bezit van een medisch visum type C vereist is.

Uit rechtspraak blijkt dan ook dat het niet aanvragen van een visum C geen invloed mag hebben op het recht op dringende medische hulp. Deze hulp is een ondergrens en is een minimaal gewaarborgd recht dat geldt voor eenieder die onwettig in het land verblijft (Arbeidsrechtbank Hasselt, 231787 van 20 december 2013; Arbeidsrechtbank Brussel, 011764 van 15 juni 2016 en 022720 van 21 december 2016).

Zelfs zonder visum, kan het OCMW nog altijd beslissen om de kosten te betalen. Als het OCMW weigert, dan kan de hulpvrager een beroep instellen bij de arbeidsrechtbank. Bij veroordeling betaalt de POD MI de kosten terug aan het OCMW.

Wanneer het OCMW een dossier tot toekenning van maatschappelijke integratie of van maatschappelijke dienstverlening opent, legt het een huisbezoek af. Nadien legt het OCMW een huisbezoek af telkens wanneer het nodig is en minstens één keer per jaar.

In uitzonderlijke omstandigheden aanvaardt de POD MI dat het OCMW geen huisbezoek aflegt. Voorwaarde is wel dat het afleggen van een huisbezoek in de concrete omstandigheden onmogelijk of bijzonder moeilijk is.

Bij een hulpvraag voor de betaling van medische kosten oordeelt het OCMW over de noodzaak en de doelmatigheid van een huisbezoek. Een huisbezoek is dus niet verplicht in het kader van een sociaal onderzoek voor het betalen van medische kosten.

Als er redenen zijn om geen huisbezoek af te leggen, omschrijft het sociaal verslag zo duidelijk mogelijk waarom een huisbezoek niet gepast of niet mogelijk is. Het kan bijvoorbeeld gaan om een hulpvrager die niet in de gemeente van het bevoegd OCMW woont, die in een opvangtehuis verblijft of die dakloos is. Ook de veiligheid van de maatschappelijk werker die niet gegarandeerd kan worden, is soms een reden.

Als het OCMW geen huisbezoek aflegt, stelt het haar bevoegdheid en de behoeftigheid van de aanvrager op andere manieren vast. Indicaties om de bevoegdheid van het OCMW vast te stellen kunnen bijvoorbeeld worden afgeleid uit een consultatie van het Rijksregister of uit een verklaring van een organisatie waar de hulpvrager gekend is.

Meer info

Wetgeving

Attesten en formulieren