Inreisverbod voor derdelanders

In het kort

Een inreisverbod ontzegt je voor een bepaalde termijn de toegang en het verblijf op een grondgebied. Dit is voorzien in de Terugkeerrichtlijn en omgezet in de Belgische Verblijfswet in artikelen 74/10 tot 74/12. Het inreisverbod kan gelden op het grondgebied van: 

  • de EU-lidstaten (met uitzondering van Ierland) 
  • Zwitserland 
  • Noorwegen
  • IJsland
  • Liechtenstein

Het is ook mogelijk dat je een inreisverbod krijgt waarbij je enkel de toegang tot en het verblijf in België ontzegd wordt.

Inreisverbod

Document

Een inreisverbod wordt opgelegd door middel van een bijlage 13sexies (artikel 110terdecies Verblijfsbesluit).

  • De bijlage 13sexies vormt een aparte beslissing voor het opleggen van een inreisverbod die samen met een bijlage 13 (bevel om het grondgebied te verlaten) of een bijlage 13septies (een bevel om het grondgebied te verlaten met vasthouding met het oog op verwijdering) kan worden betekend. 
  • De beslissing tot het opleggen van een inreisverbod kan gelijktijdigmet het BGV worden genomen of erna worden opgelegd.  
  • Het BGV moet steeds de juridische en feitelijke basis vormen voor het inreisverbod (RvV nr. 184.599 van 29 maart 2017).

Vertaling

Je hebt het recht op een schriftelijke of mondelinge vertaling van de belangrijkste elementen van het bevel om het grondgebied te verlaten met inreisverbod, met inbegrip van de informatie over de beroepsmogelijkheden, in een taal die je begrijpt of waarvan men redelijkerwijs kan veronderstellen dat je ze begrijpt. Je dient hiertoe een verzoek in bij de minister of DVZ. 

Voor wie niet?

Er wordt hoe dan ook geen inreisverbod opgelegd aan:

Het gaat om een derdelander aan wie de toegang tot het grondgebied geweigerd wordt overeenkomstig artikel 14 Schengengrenscode (artikel 74/10 Vw). 

Het gaat om een derdelander die is aangehouden of onderschept bij een onwettige overschrijding van de buitengrens van een lidstaat en die vervolgens geen machtiging of toelating tot verblijf heeft gekregen in genoemde lidstaat (artikel 74/10 Vw).  

Het gaat om een derdelander van wie het verblijf beëindigd wordt overeenkomstig artikel 61/3, §3 of artikel 61/4, §2 Vw. (artikel 74/11, §2, lid 1 Vw). Dit is een slachtoffer van mensenhandel of mensensmokkel. Indien de betrokken vreemdeling echter geen gevolg heeft gegeven aan een vroeger BGV óf een bedreiging voor de openbare orde of nationale veiligheid vormt, gaat het BGV wél gepaard met een inreisverbod. 

Het gaat om een derdelander die geniet van het recht op internationale bescherming zoals gedefinieerd in de artikelen 9ter (medische regularisatie), 48/3 (vluchtelingenstatus) en 48/4 (subsidiaire beschermingstatus) Vw (artikel 74/11, §3, lid 2 Vw). 

Deze landen zijn zogenaamde 'met de EU geassocieerde' landen en hun onderdanen worden gelijkgesteld aan Unieburgers en hun familieleden.

Een inreisverbod kan evenmin opgelegd worden of uitwerking hebben ten aanzien van familieleden van een Unieburger. (Derdelands) familieleden van Unieburgers zijn immers expliciet uitgesloten van het toepassingsgebied van de Terugkeerrichtlijn. Dat bevestigde de RvV in arrest nr. 284.942 van 16 februari 2023. Aan een familielid van een Unieburger kan alleen een inreisverbod opgelegd worden in de zin van de Burgerschapsrichtlijn (richtlijn 2004/38/EG). Lees hier meer over inreisverboden voor Unieburgers en hun familieleden.

DVZ of de minister kan in individuele gevallen beslissen om geen inreisverbod op te leggen omwille van humanitaire redenen (artikel 74/11, §2, lid 2 Vw).

Wanneer een gemotiveerd schrijven aan DVZ wordt gericht met de vraag geen inreisverbod op te leggen, is DVZ verplicht in zijn beslissing betreffende het inreisverbod te motiveren waarom de aangehaalde redenen van humanitaire aard niet aanvaard worden om geen inreisverbod op te leggen. 

In welke gevallen?

In twee gevallen wordt een inreisverbod opgelegd namelijk:
  1. Je hebt een vorig BGV niet uitgevoerd.
  2. Het BGV dat wordt afgeleverd, bevat een termijn van 0 dagen voor vrijwillig vertrek.

BGV met een termijn van 0 dagen

Er kan een BGV met een termijn van 0 dagen worden afgeleverd in de volgende gevallen:

Risico op onderduiken 

"Risico op onderduiken" wordt in de Verblijfswet gedefinieerd als: het feit dat er redenen bestaan om aan te nemen dat een vreemdeling die het voorwerp uitmaakt van een verwijderingsprocedure, een procedure voor toekenning van internationale bescherming of een procedure tot vaststelling van of tot overdracht naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, met het oog op de criteria die opgesomd worden in § 2 zal onderduiken (artikel 1, §1, 11°Vw). 

Het risico moet actueel en reëel zijn. Het wordt na een individueel onderzoek en op basis van een of meer volgende objectieve criteria vastgesteld, rekening houdend met alle omstandigheden die eigen zijn aan elk geval (artikel 1, §2 Vw).

  • De betrokkene heeft na zijn illegale binnenkomst of tijdens zijn illegaal verblijf geen verblijfsaanvraag ingediend, of heeft zijn verzoek om internationale bescherming niet binnen de door deze wet voorziene termijn gedaan.
  • De betrokkene heeft in het kader van een procedure voor internationale bescherming, verblijf, verwijdering of terugdrijving valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt, of heeft fraude gepleegd of andere onwettige middelen gebruikt.
  • De betrokkene werkt niet mee of heeft niet meegewerkt in het kader van zijn betrekkingen met de overheden die belast zijn met de uitvoering van en/of het toezicht op de naleving van de reglementering inzake de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
  • De betrokkene heeft duidelijk gemaakt dat hij zich niet aan een van de volgende maatregelen wil houden of heeft zich reeds niet aan een van deze maatregelen gehouden:
    1. een overdrachts-, terugdrijvings- of verwijderingsmaatregel;
    2. een inreisverbod dat noch opgeheven, noch opgeschort is;
    3. een minder dwingende maatregel dan een vrijheidsberovende maatregel die erop gericht is om zijn overdracht, terugdrijving of zijn verwijdering te garanderen, ongeacht of het om een vrijheidsbeperkende maatregel of een andere maatregel gaat;
    4. een vrijheidsbeperkende maatregel die erop gericht is om de openbare orde of de nationale veiligheid te garanderen;
    5. een door een andere lidstaat genomen maatregel die gelijkwaardig is aan de maatregelen bedoeld in 1, 2, 3 of 4.
  • De betrokkene maakt het voorwerp uit van een inreisverbod in het Rijk en/of in een andere lidstaat dat noch opgeheven, noch opgeschort werd.
  • De betrokkene heeft onmiddellijk na het voorwerp te hebben uitgemaakt van een beslissing tot weigering van binnenkomst of verblijf of een beslissing die een einde heeft gemaakt aan zijn verblijf, of onmiddellijk na het voorwerp te hebben uitgemaakt van een terugdrijvings- of verwijderingsmaatregel, een nieuwe verblijfsaanvraag of een nieuw verzoek om internationale bescherming ingediend.
  • terwijl hij in verband met dat punt ondervraagd werd, heeft de betrokkene verborgen dat hij zijn vingerafdrukken reeds heeft gegeven in een andere Staat die gebonden is door de Europese reglementering met betrekking tot de bepaling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, na een verzoek om internationale bescherming te hebben ingediend;
  • de betrokkene heeft in het Rijk of in een of meerdere andere lidstaten meerdere verzoeken om internationale bescherming en/of verblijfsaanvragen ingediend, die aanleiding hebben gegeven tot een negatieve beslissing of die niet tot de afgifte van een verblijfstitel hebben geleid;
  • terwijl hij in verband met dat punt ondervraagd werd, heeft de betrokkene verborgen dat hij vroeger reeds een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in een andere staat die gebonden is door de Europese reglementering met betrekking tot de bepaling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming;
  • de betrokkene heeft verklaard of uit zijn dossier blijkt dat hij voor andere doeleinden dan de doeleinden waarvoor hij een verzoek om internationale bescherming of een verblijfsaanvraag heeft ingediend naar het Rijk gekomen is;
  • de betrokkene maakt het voorwerp uit van een geldboete omdat hij een kennelijk onrechtmatig beroep heeft ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

Preventieve maatregel BGV niet gerespecteerd

De in het BGV opgelegde preventieve maatregel werd niet gerespecteerd. Het kan daarbij gaan om het zich verplicht aanmelden bij de burgermeester, de politie of de Dienst Vreemdelingenzaken; het stellen van een financiële garantie; het afgeven van je identiteitsdocumenten. Als je de opgelegde preventieve maatregel niet respecteert, kan DVZ je een nieuw BGV met een inreisverbod opleggen.

Bedreiging voor de openbare orde of de nationale veiligheid

De betrokkene vormt een bedreiging voor de openbare orde of de nationale veiligheid. 

Verblijf beëindigd of ingetrokken

Het verblijf werd beëindigd of ingetrokken in toepassing van artikel 11, § 2, 4°; artikel 13, § 4, 5°; artikel 74/20 of artikel 74/21 Vw (fraude, gebruik van valse documenten of informatie).

Onontvankelijk of kennelijk ongegrond verzoek om internationale bescherming

Het verzoek om internationale bescherming werd op grond van artikel 57/6, §3, lid 1, 5° Vw niet-ontvankelijk verklaard of op grond van artikel 57/6/1, §2 Vw als kennelijk ongegrond beschouwd. 

Start en duur inreisverbod

Een inreisverbod treedt in werking op de dag dat je het grondgebied van de lidstaten daadwerkelijk verlaten hebt (HvJ, Ouhrami van 26 juli 2017).

De minister of DVZ moet bij het bepalen van de duur van het inreisverbod rekening houden met de specifieke omstandigheden van elk geval (zoals het belang van het kind, het familie- en gezinsleven, de gezondheidstoestand van betrokkene, respect voor het non-refoulementbeginsel).

De duur van het inreisverbod moet gemotiveerd worden in de beslissing en evenredig zijn aan het doel of de reden van oplegging van het inreisverbod.

Het inreisverbod duurt in principe maximum drie jaar.

Fraude wordt beschouwd als een verzwarende omstandigheid die toelaat de oorspronkelijke termijn van drie jaar te verlengen tot vijf jaar. Het inreisverbod duurt maximum vijf jaar wanneer:

  • je fraude pleegde of onwettige middelen gebruikte om een verblijfsrecht te verkrijgen of te behouden of 
  • je een huwelijk, partnerschap of adoptie uitsluitend hebt aangegaan om een verblijfsrecht te verkrijgen of behouden.

Als je een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de nationale veiligheid bent, kan een inreisverbod van meer dan vijf jaar worden opgelegd.

Gevolgen op toegang en verblijf

Je mag gedurende de vastgestelde periode het grondgebied van de lidstaten of van België niet betreden. Je mag andere lidstaten alleen doorkruisen als die op je weg liggen om de Schengenzone te verlaten wanneer je gevolg geeft aan het inreisverbod. Je moet kunnen bewijzen dat je de beslissing uitvoert.

Je wordt gesignaleerd ter fine van weigering van toegang tot en verblijf op het grondgebied in het Schengeninformatiesysteem (SIS II) en de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG). Via deze databanken kan gecontroleerd worden of een inreisverbod werd opgelegd.

Tenzij het gaat om een verzoek om internationale bescherming, een 9ter-aanvraag, een 9bis-aanvraag of een aanvraag tot gezinshereniging met een Belg, zal DVZ je verblijfsaanvraag tijdens de termijn van het inreisverbod niet in aanmerking nemen. DVZ zal je aanvraag dus niet (ten gronde) onderzoeken. Je moet eerst gevolg geven aan het BGV en in je herkomstland de opheffing of de opschorting van het inreisverbod bekomen alvorens je een verblijfsaanvraag kan indienen. Uit het Ouhrami-arrest van het Hof van Justitie volgt nochtans dat een inreisverbod pas uitwerking heeft vanaf het moment dat betrokkene het grondgebied van de lidstaten verlaat. Aangezien een inreisverbod volgens het Hof niet in werking kan treden bij blijvende aanwezigheid op het Belgisch grondgebied kan DVZ een niet-uitgevoerd BGV met inreisverbod nog moeilijk inroepen als motief om een latere verblijfsaanvraag niet in aanmerking te nemen of ten gronde te weigeren

Opheffing en opschorting

Je kan op elk moment de opheffing of opschorting van het inreisverbod vragen wanneer je:

het bewijs levert dat je het Belgische grondgebied verlaten hebt binnen de termijn van vrijwillig vertrek voorzien in het BGV of

humanitaire redenen inroept (bijvoorbeeld medische redenen, specifieke familiale redenen, gezinshereniging, risico op schending van het EVRM).

Wanneer je studie- of professionele redenen inroept, kan je de opheffing of opschorting van het inreisverbod pas vragen mits 2/3 van de looptijd van het inreisverbod verstreken is

In principe moet je je gemotiveerde aanvraag tot opheffing of opschorting van het inreisverbod indienen bij de bevoegde diplomatieke of consulaire post in je land van oorsprong of verblijf. Enkel als je kan bewijzen dat je het Belgisch grondgebied hebt verlaten binnen de termijn van vrijwillig vertrek voorzien in het BGV, kan je de aanvraag indienen bij de minister of DVZ.

De DVZ neemt een beslissing in het kader van haar discretionaire bevoegdheid. Dat betekent dat je geen recht op intrekking of opschorting kan doen gelden.

De wettelijke behandelingstermijn van de aanvraag bedraagt maximum 4 maanden. Als niet tijdig een beslissing wordt genomen, wordt de beslissing geacht negatief te zijn.

Tijdens het onderzoek van de aanvraag tot opheffing of opschorting heb je geen recht op toegang tot of verblijf in België.

Verblijfsrecht of inreisverbod in een andere lidstaat

Wanneer je een inreisverbod door een andere lidstaat kreeg opgelegd en de minister of DVZ overweegt je een verblijfstitel of een andere vorm van toestemming tot verblijf af te geven,

  • raadpleegt hij voorafgaand deze lidstaat om rekening te houden met diens belangen. 
  • trekt de lidstaat het inreisverbod en de daarmee gepaard gaande SIS-signalering in wanneer de minister of DVZ een verblijfstitel toekent. Volgens de Terugkeerrichtlijn kan slechts een verblijfstitel toegekend worden wegens humanitaire redenen of internationale verplichtingen. Je staat dan niet langer gesignaleerd voor het Schengengrondgebied met het oog op verwijdering. De lidstaat kan je wel nationaal signaleren. 

Wanneer je al een verblijfsrecht in een andere lidstaat hebt en de minister of DVZ overweegt een inreisverbod op te leggen,

  • raadpleegt hij voorafgaan deze lidstaat.
  • legt de minister of DVZ geen inreisverbod op wanneer de verblijfstitel niet wordt ingetrokken. De lidstaat kan je wel nationaal signaleren. 

Beroep

Tegen de beslissing tot oplegging van een inreisverbod kan je een niet-schorsend annulatieberoep indienen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV).