DVZ moet concrete garanties nagaan wanneer duurzame oplossing voor NBMV uit terugkeer bestaat
In arrest nr. 208.029 vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een beslissing van Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). DVZ oordeelde dat de duurzame oplossing voor een niet-begeleide minderjarige vreemdeling (NBMV) bestond uit een hereniging met zijn familie in Congo. De RvV oordeelde dat DVZ het zorgvuldigheidsbeginsel schond door zich te baseren op het vermoeden dat de ouders of de oom en tante de minderjarige kunnen opvangen zonder concreet de garantie op een adequate opvang na te gaan.
Feiten
Een jongen van Congolese afkomst kwam naar België als NBMV. Dienst Voogdij stelde een voogd aan. De voogd startte de bijzondere verblijfsprocedure voor NBMV. Volgens de voogd was een terugkeer naar Congo niet realistisch wegens het ontbreken van contacten met het netwerk van zijn pupil daar.
DVZ oordeelde toch dat de duurzame oplossing voor de NBMV bestond uit een hereniging met zijn familie in Congo. DVZ stelt vast dat opvang door ouders, of een oom en tante bij wie hij voordien ook verbleef, mogelijk is. DVZ steunt hiervoor op verschillende elementen:
- de stelling van de NBMV dat zijn vader is overleden, berust volgens DVZ enkel op verklaringen
- de NBMV laat na te bewijzen dat zijn oom en tante niet voor opvang in kunnen staan zoals zij in het verleden deden
- op basis van opzoekingen op facebook wordt vastgesteld dat de NBMV contact heeft met een vrouw van wie DVZ aanneemt dat zij zijn moeder is
Beoordeling RvV
De RvV brengt in herinnering dat bij het overwegen van een terugkeer naar de ouders of familieleden in het land van herkomst als duurzame oplossing, DVZ op zorgvuldige wijze moet nagaan of er concrete garanties van adequate opvang en verzorging zijn. De garanties moeten aangepast zijn aan de leeftijd en de graad van zelfstandigheid van de minderjarige.
Volgens de RvV gaat DVZ louter uit van een veronderstelling dat opvang door de ouders of oom en tante mogelijk is. DVZ neemt aan dat de NBMV nog familieleden heeft in Congo, gaat niet na of de gezinssituatie van die aard is dat de jongen er opnieuw in kan opgenomen worden, en dat de terugkeer wenselijk en opportuun is in het licht van de capaciteit van het gezin om het kind te ondersteunen, op te voeden en te beschermen. Bovendien erkende DVZ dat tracing van de oom en tante door het Rode Kruis zonder resultaat bleef, en dat de verblijfplaats van de vrouw waarvan aangenomen wordt dat zij de mama is, niet gekend is. Ook uit de vaststellingen dat het overlijden van de vader louter gebaseerd is op verklaringen, kan geen garantie inzake opvang door de vader worden afgeleid.
De RvV stelt vast dat DVZ haar zorgvuldigheidsplicht en materiële motiveringsplicht schendt door na te laten de garantie op een adequate opvang na te gaan. De Verblijfswet vereist nochtans dat de minderjarige en de voogd op de hoogte worden gebracht van de naam van de persoon of de opvangstructuur aan wie het kind wordt toevertrouwd alsook over de rol die die persoon zal vervullen ten opzichte van de minderjarige.
De RvV herinnert DVZ eraan dat zij de verantwoordelijkheid niet kan afschuiven op de voogd. Het bepalen van de duurzame oplossing is een taak van de DVZ, de voogd dient enkel voorstellen te doen om een duurzame oplossing te vinden.