Familierechtbank Dendermonde: erkenning religieus huwelijk gesloten in Soedan

In vonnis nr. 21/875/B van 21 september 2022 oordeelde de familierechtbank te Dendermonde dat een religieus huwelijk gesloten in februari 2017 voor de Eritrese Orthodoxe kerk in Soedan erkend moest worden. De rechtbank controleerde de authenticiteit van de voorgelegde huwelijksakte en de geldigheid van het huwelijk. In tegenstelling tot het Openbaar Ministerie en de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) oordeelde de rechter dat er geen sprake was van een schijnhuwelijk aangezien geen van beide echtgenoten op het ogenblik van de huwelijkssluiting al een verblijfsrecht hadden in België. Het huwelijk kan in 2017 niet gesloten zijn met als enige doel een verblijfsrechtelijk voordeel te krijgen voor een echtgenoot in 2019.

De feiten

In februari 2017 huwden twee Eritrese onderdanen religieus in Soedan. Op dat ogenblik was er nog geen band met België. Pas in juni 2018 vroeg de vrouw internationale bescherming in België. De vrouw kreeg de hoedanigheid van vluchteling toegekend in januari 2019. In mei 2019 vroeg de man een visum gezinshereniging aan zodat hij zijn vrouw in België zou kunnen vervoegen. DVZ verwierp de visumaanvraag omdat hij weigerde om het in Soedan gesloten huwelijk te erkennen. Volgens DVZ bestond er ernstige twijfel over de authenticiteit van het huwelijkscertificaat aangezien het document niet was gelegaliseerd en het zou om een schijnhuwelijk gaan.

In juni 2021 verzochten de echtgenoten de familierechtbank te Dendermonde om de erkenning van hun in Soedan gesloten religieus huwelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Een buitenlandse (huwelijks)akte kan pas in België worden erkend als de verwijzingsregels van het Wetboek IPR werden gerespecteerd (de zogenaamde conflictenrechtelijke controle), er geen kennelijke strijdigheid is met de openbare orde en er geen sprake is van wetsontduiking. Bovendien mag ook geen twijfel bestaan over de echtheid van het voorgelegde document.

  • De echtheid van een buitenlands document wordt afhankelijk van het land van herkomst geverifieerd door een serie van handtekeningen (legalisatie) of een apostille sticker. Aangezien Soedan geen verdragspartij is bij het Apostilleverdrag van 1961, is legalisatie vereist. Merkwaardig genoeg wordt de legalisatieverplichting niet behandeld door de rechter. De rechter stelt enkel dat de authenticiteit van het huwelijkscertificaat vaststaat aangezien deze werd gewaarborgd door de Soedanese rechtbank.

Wanneer de echtheid van de huwelijksakte vaststaat, vindt een verregaande inhoudelijke controle plaats. Zowel de vorm- als de grondvoorwaarden worden door de Belgische rechter gecontroleerd.

  • Voor de vormvoorwaarden wordt gekeken naar het recht van de Staat waar het huwelijk plaatsvond (art. 47 Wetboek IPR). In deze zaak ging de rechter expliciet na of in Soedan aan een religieus huwelijk rechtsgevolgen worden toegekend. Het vonnis vermeldt sec dat het Soedanese recht de geldigheid erkent van religieuze huwelijken van niet-moslims waardoor aan de Soedanese vormvereisten werd voldaan.
  • Voor de grondvoorwaarden wordt gekeken naar de nationaliteit van beide echtgenoten op het ogenblik van de huwelijkssluiting (art. 46 Wetboek IPR). Voor beide echtgenoten geldt het Eritrees recht. Verwijzend naar informatie aangebracht door de echtgenoten stelt de rechter dat het huwelijk in Eritrea een plechtig contract is dat de toestemming van beide aanstaande echtgenoten veronderstelt waarbij ze zich ertoe verbinden een leefgemeenschap te stichten. De rechter concludeert dat het huwelijk in Eritrea sterk lijkt op wat we naar Belgisch recht als een huwelijk zien.
  • In plaats van de intenties van de echtgenoten te onderzoeken in het licht van het Eritrees recht, roept de rechter artikel 146bis (oud) Burgerlijk Wetboek in. Volgens de rechter dient “een huwelijk, gesloten in het buitenland, […] om in België erkend te worden stééds de toets aan artikel 146bis (oud) BW te doorstaan. Anders oordelen zou artikel 146bis (oud) BW zonder voorwerp maken […]. Ieder in het buitenland aangegane huwelijk dient bij een verzoek tot erkenning getoetst te worden aan artikel 146bis (oud) BW.” Interessant in deze zaak is de conclusie van de rechter dat er geen sprake kan zijn van een schijnhuwelijk aangezien geen van beide echtgenoten een verblijfsrecht hadden in België op het ogenblik van het huwelijk. Aangezien de vrouw pas in 2018 naar België reisde, kan niet worden besloten dat haar huwelijk in 2017 werd gesloten met de intentie om een verblijfsrechtelijk voordeel te bekomen voor de man in 2019.

Rekening houdend met wat hierboven werd besproken, oordeelde de rechter dat het huwelijk gesloten voor de Eritrese Orthodoxe kerk in Soedan erkend moest worden.

Enkele bedenkingen

Religieuze huwelijken gesloten in een land waar aan deze huwelijksvorm rechtsgevolgen wordt toegekend, moeten in België erkend worden wanneer hun formele en materiële geldigheid vaststaat.

  • De formele geldigheid wordt aanvaard wanneer het voorgelegde document werd gelegaliseerd. In deze zaak aanvaardde de rechter de echtheid van het overgelegde huwelijkscertificaat aangezien de echtgenoten ook over een Soedanese rechterlijke beslissing beschikten. Echter, een buitenlandse rechterlijke beslissing kan niet worden ingeroepen ter vervanging van de legalisatieverplichting. De vraag rijst of de rechter zich in deze zaak (terecht) flexibel opstelde rekening houdend met de politieke situatie in Soedan en/of het feit dat de man zich ondertussen in Oeganda bevond. De onmogelijkheid om een document gelegaliseerd te krijgen, mag er niet voor zorgen dat het hele dossier blokkeert. Het is jammer dat het vonnis hier geen duidelijkheid over schept.
  • De materiële geldigheid van het huwelijk wordt beoordeeld aan de hand van het nationale recht van beide echtgenoten. Recent doctoraatsonderzoek aan de UGent toont aan dat de conflictenrechtelijke controle niet zelden herleid wordt tot een controle schijnhuwelijk met verwijzing naar art. 146bis BW. Het hier besproken vonnis van de familierechtbank van Dendermonde illustreert dit. Deze vaststelling is niet nieuw. In 2012 kwam Jinske Verhellen tot dezelfde conclusie. Welke waarde heeft de conflictenrechtelijke controle nog als de meerderheid van de rechters het door het Wetboek IPR aangeduide recht buitenspel zetten door te verwijzen naar art. 146bis BW? In deze zaak is duidelijk dat ook onder Eritrees recht vereist wordt dat beide echtgenoten de intentie hebben om een duurzame levensgemeenschap te stichten. De toepassing van art. 146bis (oud) BW was hier niet nodig. Enkel wanneer het door het Wetboek IPR aangewezen recht geen sanctie voor schijnhuwelijken voorziet, kan ons inziens toepassing worden gemaakt van art. 146bis (oud) BW.

De (terechte) conclusie van de rechter dat een huwelijk gesloten in het buitenland op een ogenblik dat geen van beide echtgenoten ook maar enige band met België had, onmogelijk kan zijn gesloten met het oogmerk om ooit verblijfsrecht te bekomen in België, vinden we ook terug in de uitspraken van de familiebank te Luik op 22 juni 2018.

il ne peut être envisagé que le but unique d'un mariage contracté en 2011 en Erythrée entre deux érythréens de même ethnie et de même religion était d'obtenir en 2016 un avantage en matière de séjour pour l'un d'eux en Belgique

En effet, il ne peut être envisagé que le but unique d'un mariage: contracté en 2011 en Guinée entre deux guinéensdont sont issus trois enfants était d'obtenir en 2017 un avantage en matière de séjour pour l'un d'eux en Belgique