GwH: wettelijk verblijf voor nationaliteitsaanvraag wordt niet onderbroken door AI bij statuutswissel

In arrest nr. 77/2021 van 27 mei 2021 beslist het Grondwettelijk Hof dat het attest van immatriculatie (AI) dat afgegeven wordt aan het familielid van een Belg tijdens de aanvraagprocedure gezinshereniging, toch als wettig verblijf beschouwd moet worden, als het afgeleverd wordt tussen twee verschillende verblijfsstatuten.

Feiten

De betrokkene was drie jaar in het bezit van een A kaart op basis van gezinshereniging met haar derdelands echtgenoot. Op het moment dat haar echtgenoot Belg werd, diende zij een nieuwe aanvraag gezinshereniging in, deze keer op basis van gezinshereniging met een Belg. Aangezien haar A kaart verstreek vooraleer er een beslissing werd genomen over de aanvraag gezinshereniging met haar Belgische echtgenoot, was de betrokkene gedurende enkele maanden alleen maar in het bezit van een bijlage 19ter en AI.

Het Openbaar Ministerie beschouwde dit als een onderbreking van het wettelijk verblijf, waardoor de grondvoorwaarden van haar nationaliteitsverklaring niet vervuld waren en ze een negatief advies kreeg. Betrokkene ging in beroep, en de rechter in eerste aanleg stelde de prejudiciële vraag.

Wettelijk verblijf in het kader van een nationaliteitsaanvraag

Artikel 7bis van het Wetboek van de Belgische nationaliteit (WBN) bepaalt wat wettelijk verblijf is voorafgaand aan een nationaliteitsverklaring of naturalisatie en op het moment van de aanvraag. In artikelen 3 en 4 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 worden de documenten opgesomd die dit wettelijk verblijf kunnen aantonen.

Door de wetswijziging van 18 juni 2018 wordt de periode tussen de indiening van een aanvraag tot verblijf en de datum van toekenning van dat verblijfsrecht als wettelijk verblijf voorafgaand aan de nationaliteitsaanvraag beschouwd in deze gevallen:

  • voor een Unieburger: periode gedekt door bijlage 19
  • voor het familielid van een Unieburger bedoeld in artikel 40bis van de Verblijfswet (Vw): periode gedekt door de bijlage 19ter en het AI
  • voor een erkend vluchteling: periode gedekt door onder meer de bijlage 25 of 26 en het AI.

Aangezien artikel 7bis WBN enkel verwijst naar de familieleden bedoeld in artikel 40bis Vw, valt het procedureverblijf tijdens de aanvraag gezinshereniging van familieleden van Belgen, bedoeld in artikel 40ter Vw, hier niet onder.

Via prejudiciële vraag vraagt de verwijzende rechter of dit onderscheid discriminerend is.

Opmerking Agii: Aangezien artikel 7bis WBN enkel verwijst naar artikel 40bis Vw, wordt ook het procedureel verblijf van familieleden van Unieburgers bedoeld in artikel 47/1 Vw (‘ruimere’ familieleden, zoals familieleden die omwille van gezondheidsredenen de verzorging van de Unieburger nodig hebben) niet als wettelijk verblijf in de zin van artikel 7bis WBN beschouwd.

Analyse Grondwettelijk Hof

Volgens de voorbereidende werken bij de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, werd deze toevoeging van het procedureverblijf van familieleden van Unieburgers gedaan om de declaratieve werking van het verblijf van Unieburgers en hun familieleden in het WBN te verankeren. Die declaratieve werking volgt uit de Europese richtlijnen, de rechtspraak van het Hof van Justitie, van de Raad van State en van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

Het bepalen van de voorwaarden waaronder de Belgische nationaliteit kan worden verkregen, valt niet onder het Unierecht, want is net bij uitstek een onderdeel van de nationale soevereiniteit. De wetgever heeft dan ook heel veel vrijheid bij het bepalen van de voorwaarden om Belg te worden, mits eerbiediging van het Unierecht. Als de keuzes die de wetgever maakt tot een verschil in behandeling leiden, kan het Hof nagaan of dat verschil redelijk verantwoord is:

  • De wetgever heeft de toekenning van de Belgische nationaliteit willen voorbehouden aan de personen die een daadwerkelijke band met de Belgische samenleving hebben. Zo vraagt men een ononderbroken wettelijk verblijf. Het Hof stelt dat de wetgever de uitzondering dat het procedureverblijf ook als wettelijk verblijf beschouwd wordt, mag beperken tot familieleden van Unieburgers bedoeld in artikel 40bis Vw. Dit verschil in behandeling met familieleden van Belgen is volgens het Grondwettelijk Hof geen schending van het gelijkheidsbeginsel.
  • Het procedureel verblijf tussen twee verschillende verblijfsstatuten door een statuutswissel mag echter niet als een onderbreking in het verblijfsrecht beschouwd worden. Deze ‘onderbreking’ ligt immers niet aan de betrokkene zelf én is gedekt door een wettig verblijf, waardoor het niet evenredig is met de doelstellingen van de wet (namelijk integratie: het hebben van een daadwerkelijke band met België) om dit als een onderbreking van het wettelijk verblijf te beschouwen. Zo’n onderbreking zorgt er immers voor dat de aanvrager helemaal opnieuw moet beginnen tellen om aan de voorwaarde van wettelijk verblijf te voldoen (bijvoorbeeld vijf of tien jaar wettelijk verblijf - art. 12bis WBN). Het Hof verwijst daarbij ook naar de ‘tijdelijke afwezigheden’ van maximum zes maanden die, voor zover niet langer dan één vijfde van de vereiste termijn wettelijk verblijf, geen onderbreking in dat ononderbroken wettelijk verblijf uitmaken (art. 7bis, §3 WBN).

Conclusie Grondwettelijk Hof

Artikel 7bis, §2 WBN schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voor zover een hiaat tussen twee verblijfsstatuten:

  • dat niet aan de aanvrager zelf te wijten is en
  • dat gedekt wordt door een wettig verblijf,

leidt tot een onderbreking van de vereiste periode ononderbroken wettelijk verblijf en bijgevolg tot een verval van de eerder opgebouwde periode van wettelijk verblijf.

Gevolgen?

Ook al wordt het AI tijdens de aanvraag gezinshereniging met een Belg niet opgenomen als bewijs van wettelijk verblijf voorafgaand aan een nationaliteitsaanvraag in het WBN of in art. 4 van het KB van 14 januari 2013, toch moet het als wettelijk verblijf beschouwd worden als men voordien en nadien wel in het bezit was van een wettelijk verblijf zoals opgesomd in het WBN of KB 14 januari 2013.

Naar analogie kan hetzelfde gesteld worden voor de procedurele verblijven op basis van gezinshereniging als ‘ander familielid’ van een Unieburger bedoeld in art. 47/1 Vw of een andere verblijfsaanvraag waarbij een wettig verblijf wordt toegekend tijdens de procedure.