HvB Brussel: Registratie genetisch vastgestelde afstammingsband moet worden getoetst aan belang van het kind
Het hof van beroep van Brussel oordeelt in een arrest van 30 maart 2021 dat het vaststaan van het genetische vaderschap van de man tegen wie een onderzoek naar het vaderschap wordt gevoerd, geen wettelijk beletsel vormt om een onderzoek te doen naar het belang van het kind om de vaderlijke afstammingsband effectief juridisch vast te stellen. In casu wordt echter niet voldoende aangetoond dat het vestigen van deze afstammingsband strijdig zou zijn met het belang van het kind.
Feiten en procedurele voorgaanden
In maart 2018 werd een kind geboren in Brussel. De moeder was in onwettig verblijf in België sinds 1995 en had al verschillende pogingen gedaan om een verblijfsrecht te bekomen. De geboorteaangifte gebeurde door de moeder en het kind werd niet erkend door de Belgische vader. De geboorteakte vermeldt alleen de moederlijke afstammingsband.
De moeder van het kind startte een procedure tot onderzoek naar het vaderschap en dagvaardde daarbij de verweerder. Tijdens de procedure bij de familierechtbank van Brussel werd een DNA-onderzoek bevolen. De verweerder blijkt effectief de genetische vader van het kind te zijn, maar verzet zich tegen de juridische vaststelling van zijn vaderschap. De familierechtbank wijst in een vonnis van 16 maart 2020 de vordering van de moeder af en weigert om het juridische vaderschap vast te stellen. De familierechter volgde het standpunt van het parket en de verweerder dat uit het geheel van de omstandigheden blijkt dat de moeder de intentie had om het kind te verwekken om verblijfsrechtelijk voordeel te bekomen.
Beoordeling Hof van Beroep
De wet van 19 september 2017, in werking getreden op 1 april 2018, laat toe dat het parket verzet aantekent tegen het toekennen van het onderzoek naar het vaderschap als de vestiging van de vaderlijke afstamming strijdig is met het belang van het kind (art. 332quinquis, §2, lid 1 oud Burgerlijk Wetboek).
Louter negatieve invulling van het criterium belang van het kind
Het hof van beroep wijst op het feit dat het onderzoek door de rechter naar het belang van het kind beperkt blijft tot een negatieve invulling van het belang van het betrokken kind. Er moet nagegaan worden of de belangen van het kind geschaad worden door de vaststelling van de vaderlijke afstamming, maar niet of het vestigen van de afstammingsband het kind ook effectief bevoordeelt.
In casu geeft de biologische vader aan dat hij niks met het kind te maken wil hebben. Deze vaststelling volstaat echter niet om te besluiten dat de vestiging van het vaderschap in strijd is met het belang van het kind.
Recht op identiteit van het kind
Volgens het hof betekent het recht op identiteit van het kind niet dat de vordering tot vaststelling vaderschap ten aanzien van de biologische vader altijd gegrond moet worden verklaard, maar wel dat er ernstige tegenindicaties moeten zijn. Deze tegenindicaties moeten geval per geval worden onderzocht en uit dat onderzoek moet blijken dat het volstrekt tegenaangewezen is om de vaderlijke afstammingsband vast te stellen.
Conclusie
Als het vestigen van de vaderlijke afstammingsband niet volstrekt tegen het belang van het kind zou zijn, moet het vaderschap van de biologische vader juridisch worden vastgesteld. Het vermoeden dat de moeder het kind verwekte met de intentie om verblijfsrechtelijk voordeel te bekomen, is dus niet voldoende om zomaar te besluiten dat het belang van het kind geschaad wordt door het vaststellen van het vaderschap zoals de rechter in eerste aanleg besloot.
Meer info
- Hof van Beroep van Brussel van 30 maart 2021
- Rechtbank van eerste aanleg van Brussel 16 maart 2020
- Wet van 19 september 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het Consulair Wetboek met het oog op de strijd tegen de frauduleuze erkenning en houdende diverse bepalingen inzake het onderzoek naar het vaderschap, moederschap en meemoederschap, alsook inzake het schijnhuwelijk en de schijnwettelijke samenwoning