HvJ verduidelijkt Abdida-rechtspraak over (familie van) ernstig zieke vreemdeling met beroep tegen terugkeerbesluit: wanneer is er recht op steun omdat het beroep als van rechtswege schorsend beschouwd moet worden?
In twee arresten van 30 september 2020 (nrs. C-402/19 en C-233/19) verfijnt het Hof van Justitie (HvJ) de leerstelling van zijn Abdida-arrest van 18 december 2014, in antwoord op prejudiciële vragen van het arbeidshof van Luik.
In arrest nr. C-402/19 oordeelt het HvJ dat ook de derdelands ouder van een (meerderjarig) ernstig ziek kind onder bepaalde voorwaarden een van rechtswege schorsend beroep moet kunnen instellen tegen zijn terugkeerbesluit en dat hij in zijn elementaire levensbehoeften moet kunnen voorzien.
In arrest nr. C-233/19 verduidelijkt het HvJ dat de nationale rechter die bevoegd is voor het geding inzake sociale bijstand moet oordelen dat een schorsings- en annulatieberoep tegen een terugkeerbesluit van rechtswege schorsend is wanneer dat beroep niet kennelijk ongegronde argumenten bevat waaruit blijkt dat de uitvoering van het terugkeerbesluit voor de derdelander een ernstig risico zou inhouden dat zijn gezondheidstoestand op ernstige en onomkeerbare wijze verslechtert. Dit voor zover de betrokken nationale regeling niet voorziet in een andere beroepsmogelijkheid waarvoor nauwkeurige, duidelijke en voorzienbare regels gelden en die van rechtswege de schorsing van het terugkeerbesluit met zich meebrengt.
De Belgische wetgeving voldoet niet aan deze Europese rechtspraak. Het HvJ stelt daarom dat in de Belgische context het schorsings- en annulatieberoep bij de RvV tegen het terugkeerbesluit als van rechtswege schorsend moet beschouwd worden, en dat behoeftige personen dan een recht hebben op medische zorgen en op sociale bijstand.
Het HvJ herneemt in een arrest van 5 mei 2021 (nr. C-641/20) opnieuw de leerstelling van zijn Abdida-arrest van 18 december 2014. Hierbij verwijst het naar zijn voornoemde arresten nrs. C-402/19 en C- 233/19 van 30 september 2020. Onder 'meer info' vind je een link naar het arrest nr. C-641/20 van 5 mei 2021.
HvJ C-402/19
Feiten en voorgaanden
In deze zaak stopte OCMW Seraing de sociale bijstand die werd uitgekeerd aan een derdelands vader en zijn minderjarige dochter een eerste keer nadat de Dienst Vreemdelingenzaken hun medische regularisatie-aanvraag (9ter-aanvraag) ongegrond had verklaard. In kort geding werd het OCMW veroordeeld tot toekenning van sociale bijstand ruimer dan dringende medische hulp. OCMW Seraing beëindigde de toekenning van ruime sociale bijstand aan de man opnieuw toen zijn dochter meerderjarig werd. Tegen het vonnis van de arbeidsrechtbank van Luik waarbij zijn beroep verworpen werd, ging de vader in hoger beroep. In het kader van dat beroep stelde de arbeidsrechter een prejudiciële vraag aan het HvJ.
Analyse HvJ
Ook de derdelands ouder van een ernstig ziek (zelfs meerderjarig) kind dat volledig afhankelijk is van zijn ouder, moet volgens het HvJ een van rechtswege schorsende beroepsmogelijkheid hebben tegen zijn terugkeerbesluit. Dit indien de uitvoering van het terugkeerbesluit genomen ten aanzien van het kind voor deze laatste een ernstige en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand zou inhouden.
- Als een ernstig zieke derdelander door zijn gezondheidstoestand volledig afhankelijk is van een ouder wiens aanwezigheid onontbeerlijk is, zou de uitvoering van het terugkeerbesluit van deze ouder een belemmering kunnen vormen voor zijn zieke kind om tijdelijk op het grondgebied van de lidstaat te blijven.
- Als de uitvoering van het terugkeerbesluit van de ouder zou worden toegestaan voordat de op de situatie van het kind gebaseerde argumenten zijn onderzocht, zou dit ertoe kunnen leiden dat aan dit kind in de praktijk de bescherming wordt ontzegd waarop het aanspraak moet kunnen maken op grond van artikelen 5 en 13 richtlijn 2008/115/EG (Terugkeerrichtlijn) in samenhang gelezen met artikelen 19, lid 2 en 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Om ervoor te zorgen dat deze bescherming reëel is, moet de ouder van dat kind over de mogelijkheid beschikken om tegen zijn eigen terugkeerbesluit een beroep in te stellen dat van rechtswege schorsende werking heeft.
- De omstandigheid dat het kind meerderjarig was op de datum waarop het terugkeerbesluit ten aanzien van zijn ouder genomen is of het feit dat het kind in de loop van de procedure meerderjarig is geworden, speelt geen rol voor zover vaststaat dat het kind nog steeds afhankelijk is van zijn ouder.
In geval van behoeftigheid moet volgens het HvJ in afwachting van terugkeer voorzien worden in elementaire levensbehoeften (medische zorgen en sociale bijstand) zodat de ouder in staat is om bij zijn kind te blijven en het de hulp te bieden die het nodig heeft gedurende de periode waarin het tijdelijk op het grondgebied van de betrokken lidstaat mag blijven.
Dit volgt volgens het HvJ uit een samenlezing van artikelen 5, 13 en 14 Terugkeerrichtlijn en artikelen 7, 19, lid 2, 21 en 47 Handvest.
Het HvJ breidt hiermee de leerstelling van zijn Abdida-arrest uit waarin het stelt dat een beroep tegen een terugkeerbesluit van rechtswege schorsende werking moet hebben wanneer:
- de uitvoering van het terugkeerbesluit voor de betrokken derdelander een ernstig risico inhoudt op behandelingen die strijdig zijn met het non-refoulementbeginsel,
- en in het bijzonder wanneer de uitvoering van een terugkeerbesluit voor een derdelander die aan een ernstige ziekte lijdt, een ernstig risico inhoudt dat zijn gezondheidstoestand op ernstige en onomkeerbare wijze verslechtert.
HvJ C-233/19
Feiten en voorgaanden
Ook in deze zaak stelde een derdelander beroep in bij de arbeidsrechter tegen de stopzetting van zijn sociale bijstand nadat zijn 9ter-aanvraag ongegrond verklaard was.
De arbeidsrechter vroeg in het kader van dat beroep aan het HvJ onder welke voorwaarden een nationale rechter, die uitspraak moet doen in een geding over sociale bijstand waarvan de uitkomst afhangt van een eventuele schorsing van een terugkeerbesluit genomen ten aanzien van een derdelander die aan een ernstige ziekte lijdt, moet oordelen dat een schorsings- en annulatieberoep tegen dat terugkeerbesluit van rechtswege schorsend is, ook al resulteert die schorsing niet uit de toepassing van de nationale regeling.
Analyse HvJ
Het HvJ herinnert eraan dat een beroep tegen een terugkeerbesluit van rechtswege schorsende werking moet hebben wanneer de uitvoering van dat besluit voor de betrokken derdelander:
- een ernstig risico kan opleveren op behandelingen die strijdig zijn met het non-refoulementbeginsel (artikel 19, lid 2 Handvest)
- een ernstige en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand kan opleveren ingeval hij aan een ernstige ziekte lijdt (Abdida-arrest)
De nationale wetgever moet ervoor zorgen dat de nationale beroepsregeling in boven genoemde situaties van rechtswege schorsende werking heeft.
In afwachting van een wetswijziging in die zin moet de nationale rechter (in casu de arbeidsrechter die moet oordelen over het geding inzake sociale bijstand) vaststellen dat in geval van boven genoemde situaties het annulatie- en schorsingsberoep dat werd ingesteld tegen het terugkeerbesluit een schorsende werking heeft.
Uit het Abdida-arrest van het HvJ volgt dat een van rechtswege schorsende werking gegarandeerd moet worden voor rechtsmiddelen die zijn ingesteld tegen een terugkeerbesluit waarvan de uitvoering voor een derdelander die aan een ernstige ziekte lijdt een “ernstig risico” “kan” inhouden dat zijn gezondheidstoestand op ernstige en onomkeerbare wijze verslechtert.
Het HvJ verduidelijkt nu verder dat:
- bij de beoordeling of de uitvoering van het bestreden terugkeerbesluit voor de betrokkene een dergelijk risico „kan” inhouden, de betrokken nationale rechter (arbeidsrechter) enkel mag nagaan of het ingestelde beroep argumenten bevat waaruit blijkt dat de uitvoering van dat besluit voor de ernstig zieke derdelander een ernstig risico zou inhouden dat zijn gezondheidstoestand op ernstige en onomkeerbare wijze verslechtert. Die argumenten mogen niet kennelijk ongegrond lijken.
- het terugkeerbesluit in dat geval van rechtswege is opgeschort vanaf het tijdstip waarop dat beroep is ingesteld.
Het HvJ verduidelijkt zo de interpretatie van artikelen 5 en 13 Terugkeerrichtlijn in geval van een geding over sociale bijstand waarvan de uitkomst afhangt van een eventuele schorsing van een terugkeerbesluit ten aanzien van een derdelander die aan een ernstige ziekte lijdt.
Belgische regeling op vlak van daadwerkelijk rechtsmiddel tegen 9ter-weigering
Wanneer een ernstig zieke vreemdeling in beroep gaat tegen een weigering van een 9ter-aanvraag met een verdedigbare grief op basis van artikel 5 en 13 Terugkeerrichtlijn (artikel 3 en 13 EVRM) in het licht van artikel 19, lid 2 en 47 Handvest, heeft hij recht op een beroep met een van rechtswege opschortende werking bij de RvV.
Een annulatieberoep tegen een geweigerde 9ter-aanvraag heeft dat effect niet. Een uitwijzing blijft dus mogelijk tijdens de behandeling van het beroep. Dat staat op gespannen voet met de rechtspraak van het HvJ en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Alleen een vordering tot schorsing in uiterst dringende noodzakelijkheid (UDN), of een schorsingsberoep gevolgd door een vordering tot voorlopige maatregelen in UDN, hebben in praktijk een automatisch schorsend effect. Om een schorsing in UDN te kunnen indienen, moet de repatriëring al imminent of nakend zijn. Als de repatriëring dus niet imminent is, is een UDN-beroep niet mogelijk. De rechtspraak van het HvJ heeft dus tot gevolg dat er minstens een ruimer UDN-beroep moet mogelijk zijn.
Belgische regeling op vlak van medische zorgen en sociale steun na 9ter-weigering
De ernstig zieke vreemdeling die een beroep instelt tegen een weigering van een 9ter-aanvraag met een verdedigbare grief op basis van artikel 5 en 13 Terugkeerrichtlijn, heeft volgens de Terugkeerrichtlijn recht op dringende medische zorg en op essentiële behandeling van de ziekte, en op een voorziening van de elementaire levensbehoeften.
- Als de uitwijzing niet opgeschort wordt, verblijft een dergelijke vreemdeling onwettig in België en heeft hij alleen recht op dringende medische hulp op basis van artikel 57 OCMW-wet. Het Belgische KB van 12 december 1996 voorziet dat dringende medische hulp zowel preventieve als curatieve zorgen kan omvatten. Volgens de rechtspraak van het HvJ moet in ieder geval elke essentiële behandeling voorzien worden.
- Volgens de Belgische regelgeving is er alleen na een effectief schorsingsarrest van de RvV van een ongegrond verklaarde 9ter-aanvraag een recht op een ruimere (financiële) maatschappelijke dienstverlening dan dringende medische hulp. In andere situaties is dat niet voorzien. De rechtspraak van het HvJ vergt dus een ruimere regeling op vlak van de elementaire levensbehoeften.
- Dat hangt ook samen met de vereiste opschorting van uitwijzing.
Sinds eind 2014 geven enkele Belgische rechtbanken al gevolg aan het arrest Abdida. Hierover lees je meer in ons nieuwsbericht van 29 april 2015. Onder 'meer info' vind je een link.
Meer info
- HvJ, nr. C-402/19 van 30 september 2020
- HvJ, nr. C-233/19 van 30 september 2020
HvJ, nr. C-641/20 van 5 mei 2021 (Het HvJ herneemt opnieuw de leerstelling van zijn Abdida-arrest van 18 december 2014. Dit op basis van zijn voornoemde rechtspraak uit de arresten C-402/19 en C- 233/19 van 30 september 2020.)
- Terugkeerrichtlijn
- Handvest grondrechten van de Europese Unie
- Nieuwsbericht van 27 januari 2015 ‘Hof van Justitie spreekt zich uit over artikel 9ter Verblijfswet: welke gevolgen voor België’
- Nieuwsbericht van 29 april 2015 ‘OCMW-steun en bijlage 35 tijdens beroep tegen 9ter-weigering?’