RvV: schending rechten van verdediging bij weigeren toegang advocaat tot CGVS bij laattijdige aanmelding
In arrest nr. 253.598 van 28 april 2021 vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een beslissing van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) nadat de advocaat van de verzoeker de toegang tot het persoonlijk onderhoud van zijn cliënt werd geweigerd omdat hij zich laattijdig had aangemeld. De RvV oordeelt dat deze praktijk een schending inhoudt van de rechten van verdediging, en meer bepaald van het recht op bijstand van een advocaat.
Feiten en voorgaanden
Een Pakistaanse man diende op 25 april 2019 een verzoek om internationale bescherming (VIB) in. Op 22 juli 2020 vond het persoonlijk onderhoud van de verzoeker plaats op het CGVS. Conform de bijzondere regeling die het CGVS afkondigde voor het verloop van het persoonlijk onderhoud in het kader van de coronacrisis, werd zijn raadsman de toegang tot het persoonlijk onderhoud ontzegd nadat hij twee minuten na aanvangsuur aankwam.
Op 21 december 2020 nam het CGVS een beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en van de subsidiaire beschermingsstatus. Daarvoor baseerde het CGVS zich onder meer op inconsistenties in de verklaringen van de verzoeker alsook op de onbetrouwbaarheid van de geproduceerde bewijsstukken. Daarnaast voerde het CGVS aan dat het louter inroepen van de religieuze identiteit van Sjiiet in Pakistan op zich niet kan volstaan om het bestaan van een vrees voor vervolging te staven, aangezien een VIB individueel beoordeeld moet worden.
De verzoeker diende beroep in tegen deze beslissing bij de RvV. Hij voerde onder meer de schending aan van het recht op bijstand van een advocaat tijdens het gehoor zoals neergelegd in artikelen 13/1 juncto 19 van het Koninklijk Besluit (KB) van 11 juli 2003 tot regeling van de werking en rechtspleging voor het CGVS.
Beoordeling door de RvV
In haar verdediging voerde het CGVS aan dat de maatregel dat verzoekende partij zich stipt op tijd moest aanmelden werd vastgelegd in het kader van de coronacrisis “omwille van de volksgezondheid en omwille van de noodwendigheden eigen aan de efficiënte werking van het CGVS”.
De RvV oordeelt dat de argumentatie van het CGVS niet kan worden gevolgd. Organisatorische of andere noodwendigheden bij het CGVS, zelfs ten gevolge van de coronacrisis, kunnen volgens de RvV niet opwegen tegen het waarborgen van het recht op bijstand van een advocaat tijdens het persoonlijk onderhoud. De RvV ziet overigens niet in hoe het begeleiden van een advocaat die zich na het aanvangsuur aanbiedt naar het lokaal van het persoonlijk onderhoud, de efficiënte werking van het CGVS zou verstoren, noch waarom dit een probleem voor de volksgezondheid zou vormen. De RvV wijst ook op de mogelijkheid van de advocaat om op het einde van het persoonlijk onderhoud opmerkingen te formuleren, en stelt vast dat dit verhinderd werd.
De RvV concludeert dat het CGVS artikel 13/1 en 19 van het KB van 11 juli 2003 en de rechten van de verdediging heeft geschonden. Vermits de bestreden beslissing daardoor is aangetast door een substantiële onregelmatigheid die door de RvV niet hersteld kan worden, besluit de RvV tot de vernietiging van de beslissing van het CGVS.