RvV vernietigt uitsluiting vluchtelingenstatus - geen redelijke mate van waarschijnlijkheid over gepleegde handelingen

In arrest 297.592 van 24 november 2023 vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) de uitsluiting van vluchtelingenstatus op basis van artikel 1F(a) van het Vluchtelingenverdrag. Op die basis kan men personen uitsluiten als er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat zij een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf, of een misdrijf tegen de menselijkheid hebben begaan. De oppervlakkige inhoud van krantenartikels waarop het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) zich baseerde is geen voldoende duidelijke en betrouwbare informatie. Deze voldoet ook niet aan de hoge bewijsstandaard 'redelijke mate van waarschijnlijkheid' die nodig is voor een uitsluiting van de vluchtelingenstatus.

Bewijslast bij uitsluitingsgronden hoger dan bij onderzoek nood aan internationale bescherming

Verzoeker is een gevechtspiloot van Eritrese nationaliteit die binnen de Eritrese luchtmacht een hoge rang bekleedde. Overige feiten over de (militaire) aard van zijn activiteiten als piloot worden gedisputeerd. Het CGVS concludeerde uit haar onderzoek dat verzoeker actief was als gevechtspiloot ten tijde van het Eritrees-Ethiopisch grensconflict dat plaatsvond tussen het jaar 1998 en 2000. Bovendien meent het CGVS dat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat verzoeker in de hoedanigheid van piloot tijdens het conflict verantwoordelijk was voor het bombarderen met clusterbommen van een lagere school in Mekelle waarbij 47 tot 60 burgers omkwamen. Dit laatste wordt zowel door het CGVS als de RvV onbetwistbaar als een oorlogsmisdaad gezien in het kader van artikel 1F (a) van het Vluchtelingenverdrag.

De RvV treedt het CGVS echter niet bij in deze bevindingen en duidt het kader voor de bewijslast. Deze is met betrekking tot uitsluitingszaken hoger dan de algemeen geaccepteerde bewijsstandaard voor risicobeoordeling die bij het vaststellen van de noodzaak voor internationale bescherming wordt gehanteerd. Een uitsluiting is enkel mogelijk als er duidelijke en betrouwbare informatie is die voldoet aan de bewijsstandaard;

  • Het CGVS moet de oorsprong van de informatie nauwkeurig onderzoeken, door middel van kruiscontrole, bevestiging en afweging van deze informatie met de informatie uit andere bronnen;
  • Daarnaast moet het CGVS elke bron op zichzelf beoordelen en mogen conclusies over de betrouwbaarheid pas getrokken worden na een grondig onderzoek hiervan.

‘Redelijke mate van waarschijnlijkheid’ over gepleegde handelingen noodzakelijk voor uitsluiting

De RvV oordeelt dat de bronnen, en de informatie vervat in deze bronnen, niet voldoende zijn om ‘met redelijke mate van waarschijnlijkheid’ aan te nemen dat de verzoeker de handelingen heeft gepleegd die worden aanzien als oorlogsmisdaad. Het bronnenonderzoek in het kader van de verzoekers betrokkenheid bij dit bombardement wijst namelijk het volgende uit:

  • De bronnen maken geen rechtstreekse vermelding van de verzoeker en geven geen blijk van een rechtstreekse betrokkenheid;
  • ‘De veelheid aan nieuwsartikelen’ die wijzen op verzoekers verantwoordelijkheid voor de bombardementen, baseren zich voornamelijk op één dezelfde bron, namelijk op één artikel van één journalist. Dit artikel is gebaseerd op een interview met verzoeker. Verzoeker houdt echter vol dat hij onwaarheden had verteld aan de journalist. Bovendien is de inhoud van dit artikel kort en oppervlakkig.
  • De overige bronnen waarop de nieuwsartikelen zijn gebaseerd, worden niet uitgeklaard en zijn op zijn minst twijfelachtig.

Zodanig wijzen deze ‘hoeveelheid aan nieuwsberichten’ op een valse bevestiging, aangezien ze immers allen naar dezelfde originele nieuwsbron verwijzen. Gezien de protection officer deze twijfelachtige bronnen als uitgangspunt nam tijdens het verhoor, is er sprake van een vooringenomenheid die de vraagstelling heeft beïnvloed, en de besluitvorming in een bepaalde richting geduwd. Tenslotte stelt de RvV ook vast dat er geen enkel betrouwbaar bewijs voorligt dat verzoeker actief was als gevechtspiloot binnen de Eritrese luchtmacht.

Bijgevolg oordeelt de RvV dat er geen afdoende bewijs is om met ‘redelijke mate van waarschijnlijkheid’ aan te tonen dat verzoeker deelnam aan de bombardementen. De beslissing wordt vernietigd en teruggestuurd naar het CGVS voor een nieuw onderzoek naar de nood aan internationale bescherming.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen