RvV: zonder bevel om het grondgebied te verlaten kan geen inreisverbod opgelegd worden
Een inreisverbod hangt samen met een uitwijzing. Een inreisverbod dat betekend wordt nadat de derdelander het Rijk al heeft verlaten, en dus zonder een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV), kan om die reden worden vernietigd. Dat zegt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) in arrest nr. 233.410 van 2 maart 2020.
Feiten
De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) neemt, na advies van de Staatsveiligheid, een beslissing tot weigering van verblijf ten aanzien van een Chinese onderdaan die in België verbleef op basis van een arbeidskaart. De beslissing werd betekend met een bijlage 48 (weigering gecombineerde vergunning) op 30 juli 2019. De DVZ stuurt ook een brief met de mededeling dat betrokkene nu een bevel kan krijgen om het grondgebied te verlaten, en dat overwogen wordt om een inreisverbod op te leggen van meer dan 5 jaar. Betrokkene kon hiertegen eventueel nog elementen inbrengen binnen een termijn van 15 dagen.
Betrokkene reageert echter niet op deze brief en verlaat België nog voor dat een bevel om het grondgebied en/of inreisverbod wordt opgelegd. Hoewel geen BGV meer kan worden afgeleverd, legt DVZ de betrokkene op 11 september 2019 alsnog een inreisverbod op van 8 jaar. Die beslissing wordt op 24 september aan betrokkene betekend op de Belgische ambassade in Peking.
Het arrest van de RvV
De RvV stelt dat het inreisverbod opgelegd is op grond van artikel 74/11 Verblijfswet, en dat dit artikel enkel toelaat dit verbod op te leggen samen met een verwijderingsbeslissing. De Raad van State heeft al in eerdere rechtspraak vastgesteld dat een inreisverbod slechts betekenis heeft als het gepaard gaat met een verwijderingsmaatregel (RvS 18 december 2013, nr. 225.871, RvS 26 juni 2014, nr. 227.898, met verwijzing naar GwH 18 juli 2019, nr. 112/2019, punt 37.3). Maar in deze arresten ging het over zaken waarin er wel degelijk een BGV werd afgegeven.
De RvV toetst de Belgische regeling ook aan de Europese regelgeving. Artikel 74/11 Verblijfswet is de omzetting van artikel 11 van richtlijn 2008/115/EG van 16 december 2008 (Terugkeerrichtlijn), en zowel de definitie van het inreisverbod (Artikel 3 punt 6 van de Terugkeerrichtlijn), als de interpretatie van de richtlijn in het arrest Ouhrami van 26 juli 2017 van het Hof van Justitie (zaak C-225/16) stellen dat een inreisverbod moet samengaan met een beslissing tot terugkeer/verwijdering.
Voor zover DVZ erop wijst dat hij ook op grond van artikel 24 van Verordening 2018/1861 van 28 november 2018 (SIS II-Verordening) een inreisverbod kan opleggen, stelt de RvV vast dat dit in casu niet blijkt uit het dossier. Bovendien vereist ook artikel 24 SIS II-Verordening dat er eerst een signalering van inreisverbod overeenkomstig het nationaal recht gebeurt, of een beslissing tot inreisverbod genomen wordt overeenkomstig de Terugkeerrichtlijn.