Verwesterde Afghanen of terugkeerders zijn geen sociale groep in het kader van de vluchtelingenstatus

Update 30-3-2023

Afghanen die vanuit Europa terugkeren naar Afghanistan hebben niet automatisch een gegronde vrees voor vervolging. Niet elke Afghaan die terugkeert vanuit Europa nam westerse waarden en normen aan of wordt beschouwd als ‘verwesterd’. De beschermingsverzoeken van Afghanen die terugkeren vanuit Europa vragen wel een voorzichtige benadering. Tegelijkertijd zijn ‘verwesterde Afghanen’ of ‘terugkeerders’ geen sociale groep in de zin van artikel 48/3, § 4, d) van de Verblijfswet (Vw). De betrokken Afghanen kunnen wel worden erkend als vluchteling op basis van hun politieke of religieuze overtuiging als na individueel onderzoek blijkt dat zij zich westerse waarden en normen of kenmerken of gedragingen zodanig eigen hebben gemaakt dat niet kan worden verwacht dat zij deze opgeven. Een verzoeker moet bewijzen dat hij in die zin is verwesterd of als verwesterd kan worden beschouwd. Dit oordeelde de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) in vier arresten op 12 en 13 oktober 2022. In twee latere arresten op 16 januari 2023 en 19 januari 2023 geeft de RvV nog meer duiding bij wie in aanmerking komt als ‘verwesterd’.

Verwesterde Afghanen zijn geen sociale groep

Artikel 48/3, § 4, d) Vw omschrijft twee samenhangende voorwaarden opdat een groep een specifieke sociale groep zou vormen. De eerste voorwaarde bepaalt dat de leden van de groep:

  • een aangeboren kenmerk hebben;
  • of een gemeenschappelijke achtergrond hebben die niet kan worden gewijzigd;
  • of een kenmerk of een geloof delen dat voor de identiteit of de morele integriteit van de betrokkene zo belangrijk is dat van de betrokkenen niet mag worden geëist dat zij dit opgeven.

Volgens de tweede voorwaarde moet de groep in het betrokken land een eigen identiteit hebben, die in haar directe omgeving als afwijkend wordt beschouwd.

Vervolgens gaat de RvV na of ‘verwesterde Afghanen’ voldoen aan deze twee voorwaarden, en een sociale groep vormen conform artikel 48/3, §4, d) Vw:

  • De RvV stelt dat verwestering geen aangeboren kenmerk is of een kenmerk met gemeenschappelijke achtergrond dat niet kan worden gewijzigd. Het is ook geen kenmerk of geloof dat voor de identiteit of de morele integriteit van de verzoeker zo belangrijk is, dat niet mag worden geëist dat hij dit opgeeft (eerste voorwaarde).
  • De RvV stelt vast dat de groep van verwesterde Afghanen zeer divers is. De achterliggende oorzaken van verwestering, de mate waarin verwestering deel uitmaakt van de persoonlijkheid en de manier waarop de verwestering zich uit, zijn zeer verschillend. Verwesterde Afghanen of terugkeerders hebben dus geen gemeenschappelijke identiteit die in de directe omgeving als afwijkend wordt beschouwd aangezien zij hun eigenheid behouden (tweede voorwaarde).

De re-integratie in Afghanistan is afhankelijk van de sociale en familiale status, gender, het opleidingsniveau en de overheersende cultuur in Afghanistan. De RvV besluit dan ook dat verwesterde Afghanen of terugkeerders geen sociale groep zijn in de zin van artikel 48/3, § 4, d) Vw omdat niet is voldaan aan de twee samenhangende voorwaarden. Niet iedere Afghaan die terugkeert uit Europa heeft dus zonder meer een gegronde vrees voor vervolging.

Individueel onderzoek

Individuele elementen bepalen of een Afghaan wordt beschouwd als verwesterd. De verzoeker moet deze elementen aanreiken. Om verwestering te kwalificeren onder de vervolgingsgronden ‘godsdienst’ en ‘politieke overtuiging’, moet de verzoeker zich de westerse normen en waarden eigen hebben gemaakt. De RvV meent dat een westerse levensstijl niet voldoende is om te worden erkend als vluchteling, behalve als de verzoeker aantoont dat zijn westerse gedragingen een uitingsvorm zijn van een godsdienstige of politieke overtuiging. Een verzoeker moet aantonen dat hem of haar een religieuze of politieke overtuiging wordt aangerekend door een actor van vervolging als gevolg van persoonlijke uiterst moeilijk te veranderen of te verhullen kenmerken of gedragingen.

Tegelijkertijd moeten de beschermingsverzoeken van Afghanen die terugkeren vanuit Europa voorzichtig worden beoordeeld. Als een verzoeker slechts gedurende een korte periode in Afghanistan woonde en het grootste deel van zijn jonge leven en vormende jaren zich buiten Afghanistan bevond, moet de geloofwaardigheid van zijn verblijf in het buitenland grondig worden onderzocht. Dit verblijf in het buitenland kan een effect hebben op verzoekers mogelijkheden om zich bij terugkeer aan de regels van de taliban en lokale gebruiken te houden.

In de verschillende arresten komt de RvV tot verschillende conclusies:

  • De RvV erkende een gegronde vrees voor vervolging op basis van een (toegedichte) politieke overtuiging. De jonge man was voor zijn vertrek al deels gevormd “naar Afghaanse gebruiken”, maar heeft toch een deel van zijn puberteit in België doorgebracht. De veelheid aan documenten en getuigenissen tonen aan dat de verzoeker zich “bewust Westerse waarden en normen heeft eigen gemaakt”. Zo gaat de verzoeker naar school, spreekt hij Nederlands en heeft hij een rijk sociaal netwerk opgebouwd. De Raad neemt aan dat deze eigen gemaakte Westerse waarden en normen, raken aan de identiteit en morele integriteit van de verzoeker. Hierdoor zal het bij een terugkeer naar Afghanistan erg moeilijk zijn om zich aan te passen. Dit houdt een risico op onmenselijke en vernederende behandeling en bestraffing in bij een terugkeer. (nr. 283.647)
  • De RvV erkende een gegronde vrees voor vervolging op basis van een politieke overtuiging bij een jonge man die als minderjarige Afghanistan verliet en jarenlang verbleef bij een Belgisch pleeggezin omdat zij als verwesterd kan worden beschouwd en niet meer voldoende vertrouwd is met de plaatselijke gebruiken en normen. Bovendien maakte ze zich westerse normen en waarden eigen waarvan niet mag worden verwacht dat zij deze verbergt (nr. 278.653)
  • De RvV vernietigde in een ander arrest de beslissing van het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (CGVS) omdat het CGVS geen rekening had gehouden met de individuele omstandigheden van verzoeker, zoals het feit dat verzoeker slechts twee jaar in Afghanistan had gewoond. De RvV benadrukte dat Afghanen die in Pakistan zijn geboren of er erg lang hebben verbleven een gegronde vrees voor vervolging kunnen hebben (nr. 278.699).
  • De RvV vernietigde in een ander arrest de beslissing van het CGVS. Ten eerste omdat de familie van de verzoeker in België erkend is als vluchteling. Het profiel van de moeder -voormalig leerkracht in Afghanistan, en openlijk pro-onderwijs voor meisjes- kan een impact hebben op de perceptie tegenover de man bij een eventuele terugkeer naar Afghanistan. Dit moet nader onderzocht worden. Ten tweede omdat de vragen van het CGVS om eventuele verwestering te toetsen volgens de RvV “beneden alle peil” waren. Zo stelde de protection officer vragen over de mening van verzoeker over het hoofdoekenverbod op de school van zijn zussen. Het is volgens de RvV “allerminst gepast” om op deze manier de mate van verwestersing te peilen (nr. 282.033)
  • Tegelijkertijd kende de RvV de vluchtelingenstatus niet toe aan een Afghaanse man die zijn vormende jaren in Afghanistan doorbracht en ondanks zijn lange verblijf in Europa nog steeds een tolk nodig heeft (nr. 278.701).

Geen intern vestigingsalternatief voor verwesterde Afghanen

De RvV beklemtoont dat voor personen die zijn verwesterd of als verwesterd worden beschouwd er in Afghanistan geen intern vestigingsalternatief is. De Taliban is geen actor van bescherming, maar een actor van vervolging. Bovendien hebben zij het hele Afghaanse grondgebied in handen. De vraag naar een intern vestigingsalternatief is dus niet aan de orde.