Arbeidsrechtbank Antwerpen - 23/629/A - 7-02-2024

Samenvatting

Er bestaat geen betwisting tussen partijen over het recht dat eiser heeft op materiële hulp overeenkomstig de Wet van 12 april 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen.

Door Fedasil werd geen uitvoering gegeven aan de beschikking van 22 augustus 2023, gewezen op eenzijdig verzoekschrift, waarbij de voorzitster van de Nederlandstalige arbeidsrechtbank Brussel besliste om Fedasil te veroordelen tot het toekennen van de volledige materiële hulp, met onmiddellijke ingang en op straffe van een dwangsom van 100,00 EURO per dag.

Door Fedasil werd aan eiser de 'code 207 - no show' toegekend. Deze toekenning werd NIET door een beslissing aan eiser ter kennis gebracht. Hij had NIET de mogelijkheid om hiertegen beroep aan tekenen bij de arbeidsrechtbank.

Gelet op deze code heeft het OCMW Mechelen de bestreden beslissing genomen dat geen equivalent leefloon kan worden toegekend doch enkel financiële steun ten bedrage van 100,00 euro per week.

De rechtbank verwijst naar de redenering van de voorzitster van de Nederlandstalige arbeidsrechtbank te Brussel hierboven geciteerd en die zij haar eigen maakt.

De code 207 van het Rijksregister is de code voor de 'verplichte plaats van inschrijving', zoals omschreven in de artikelen 10 tot en met 13 van de Opvangwet, die samen boek Il 'Bepalingen betreffende de aanduiding van de bevoegde instantie voor het toekennen van de opvang' vormen.

Naast deze code 207 hoort ofwel een met naam genoemde opvangstructuur van (een partner van) FEDASIL te staan, ofwel een met naam genoemd OCMW.

Als code 207 werd in dit geval echter FEDASIL - No Show' geregistreerd. Deze code ontleent haar benaming aan die gevallen waarin een verzoeker om internationale bescherming niet (meer) komt opdagen ('no show') bij de toegewezen opvangplaats (artikel 4, §1, 1° van de Opvangwet). De registratie van de 'no show' laat dan toe vast te stellen dat de oorspronkelijke code 207 (doorgaans een opvangstructuur) niet meer actief is.

Bij eiser is er manifest geen sprake van een 'no show'. Deze codering wordt oneigenlijk gebruikt om administratieve doeleinden, met name de volgende: de codering 'FEDASIL -No Show' in de wettelijke informatie is de administratieve bevestiging van het recht op medische begeleiding ten laste van FEDASIL, zoals voorzien in artikel 4, §4 van de Opvangwet.

Inmiddels heeft eiser een aanvraag ingediend voor equivalent leefloon als alleenstaande bij het OCMW van Mechelen. Deze aanvraag werd door het OCMW, zoals reeds gezegd, afgewezen omdat eiser ten laste zou zijn van Fedasil.

In casu dient een correcte interpretatie van artikel 57ter, tweede lid van de OCMW-wet van 8 juli 1976 te worden gemaakt. Deze bepaling luidt als volgt:

"De maatschappelijke dienstverlening is niet door het centrum verschuldigd indien een vreemdeling die gehouden is zich in te schrijven in een welbepaalde plaats overeenkomstig artikel 11, §1 van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, materiële hulp ontvangt van een opvangstructuur die belast is met het verlenen van de noodzakelijke dienstverlening om een menswaardig leven te kunnen leiden. In afwijking van artikel 57, §1 kan een asielzoeker aan wie in toepassing van artikel 11, §1 van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen als verplichte plaats van inschrijving een opvangstructuur is aangewezen die beheerd wordt door het Agentschap of één van zijn partners, slechts in deze opvangstructuur gebruik maken van de maatschappelijke dienstverlening overeenkomstig de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen.

De maatschappelijke dienstverlening is niet door het OCMW verschuldigd indien ten aanzien van een vreemdeling een beslissing is genomen overeenkomstig artikel 4 van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen.”

Echter eiser:

- ontvangt géén materiële hulp van een opvangstructuur (eerste lid)
- kreeg vooalsnog géén opvangstructuur van (een partner van) FEDASIL aangewezen als verplichte plaats van inschrijving (tweede lid)
- is niet het voorwerp van een beslissing overeenkomstig artikel 4 van de Opvangwet (derde lid)

Vermits door Fedasil een oneigenlijke code werd toegekend en Fedasil niet reageert op de vragen zowel van eiser als van het OCMW om deze oneigenlijke code te wijzigen, is eiser in een zeer precaire positie terecht gekomen door de negatieve beslissing van het OCMW.

In zijn arresten2 leidt het Arbeidshof Brussel uit de lezing van artikel 17 van de Richtlijn 2013/33/EU van 26 juni 2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming1 en uit de artikelen 1, 57 en 57ter van de Organieke wet van juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en uit de artikelen 3 en 2,6° van de Opvangwet, het volgende af:

"Uit voorgaande regels blijkt:

- elke persoon die internationale bescherming aanvraagt heeft recht op maatschappelijke dienstverlening, die hem moet in staat stellen om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid.
Deze maatschappelijke dienstverlening kan bestaan uit materiële hulp binnen een opvangstructuur, of onder de vorm van maatschappelijke dienstverlening door een OCMW. Dit zijn de 2 wijzen van maatschappelijke dienstverlening waarop een persoon die om internationale bescherming verzoekt, aanspraak kan maken (zie in dezelfde zin: Cass. 30 maart 2015, 1e middel, JTT 245).
- De persoon die om internationale bescherming verzoekt kan zelf niet kiezen onder welke vorm de hulp hem wordt verleend. Deze keuze komt toe aan FEDASIL, die deze keuze maakt door al dan niet een opvangstructuur toe te wijzen als verplichte plaats van inschrijving en door al dan niet de materiële hulp te verlenen binnen deze opvangstructuur.
- Indien een persoon niet geniet van de materiële opvang binnen een opvangstructuur toegewezen door FEDASIL als verplichte plaats van inschrijving, heeft deze persoon recht op maatschappelijke dienstverlening door een OCMW.

Vermits door Fedasil aan eiser geen materiële hulp wordt verleend noch hem een opvangstructuur werd toegekend én eiser zich niet bevindt in een situatie van artikel 4 van de Opvangwet, is er geen wettelijk bezwaar dat de wettelijke verplichting tot maatschappelijke dienstverlening aan een asielzoeker, in casu eiser, door het OCMW op zich wordt genomen met toepassing van artikel 57§1 van de OCMW-wet.

Immers door het OCMW van Mechelen wordt de mensonwaardige toestand, waarin eiser verkeerd, niet betwist.

De rechtbank sluit zich bij de geciteerde rechtspraak aan zodat de vordering van eiser tot het bekomen van maatschappelijke dienstverlening onder de vorm van een equivalent leefloon als alleenstaande vanwege het OCMW van Mechelen wel degelijk gegrond voorkomt.