Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 288.774 - 10-05-2023

Samenvatting

Overeenkomstig artikel 9ter, § 1, vierde lid, van de Vreemdelingenwet dient de aanvrager van een machtiging tot verblijf in toepassing van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet een standaard medisch getuigschrift over te maken, zoals voorzien door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Het betreft een verplicht model van standaard medisch attest waarbij de behandelende arts de volgende specifieke, vooraf opgestelde vragen, dient te beantwoorden (zie bijlage bij het koninklijk besluit van 17 mei 2007 tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen):

“ A/ Medische voorgeschiedenis :
B/ DIAGNOSE : gedetailleerde beschrijving van de aard en de ernst van de aandoeningen op basis waarvan de aanvraag om machtiging tot verblijf op grond van Artikel 9ter wordt ingediend (1).
Het is in het belang van de patiënt dat voor elke pathologie stukken ter staving worden voorgelegd (bv. specialistisch verslag).
C/ Actuele behandeling en datum van opstarten van de behandeling van de aandoeningen vermeld onder rubriek B :
Medicamenteuze behandeling/medisch materiaal
Interventie/Hospitalisatie (Frequentie ? Datum van laatste opname ?)
Voorziene duur van de noodzakelijke behandeling
D/ Wat zouden de gevolgen en mogelijke complicaties zijn indien de behandeling wordt stopgezet ?
E/ Evolutie en prognose van de aandoeningen waarvan sprake onder rubriek B :
F/ Indien van toepassing : zijn er specifieke noden in verband met de medische opvolging ? Is mantelzorg medisch vereist ?
G/ Aantal bijlagen bij huidig attest :”

Waar bij de vraag naar de diagnose wel wordt aangegeven dat het van belang is dat voor elke “pathologie” stukken ter staving worden voorgelegd (zoals een specialistisch verslag), wordt op geen enkele wijze aangegeven dat er ook voor de vraag F. betreffende de nood aan mantelzorg bijkomende klinische rapporten moeten worden bijgevoegd. De Raad wijst erop dat een “pathologie” en “de aard en de ernst van de aandoeningen” niet verward mogen worden met een medisch vereiste mantelzorg. De verzoeker kan dan ook worden bijgetreden waar hij betoogt dat het in het kader van de medische verblijfsaanvraag op grond van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet niet vereist is dat hij ieder punt van het standaard medisch getuigschrift zou moeten staven met grondige klinische rapporten.

Voorts voorziet het model van het standaard medisch getuigschrift, dat de regelgever zelf heeft opgesteld ten behoeve van de dienst Humanitaire Regularisaties bij de Dienst Vreemdelingenzaken, zelve reeds dat de behandelende arts onder meer attesteert of mantelzorg al dan niet medisch vereist is (zie rubriek F/ van de voorgedrukte vragen op het standaard medisch getuigschrift). Derhalve moet worden geoordeeld dat de noodzaak aan mantelzorg wel degelijk een element is dat bij de beoordeling van de aanvraag moet worden betrokken en dat door de arts-adviseur moet worden geëvalueerd in het licht van de toepassingsgevallen van artikel 9ter, §1, eerste lid, van de Vreemdelingenwet.

De Raad kan de verweerder wel bijtreden in zijn verweer dat de ambtenaar-geneesheer bij het beoordelen van het in artikel 9ter, § 1, eerste lid, van de Vreemdelingenwet genoemde risico’s over een beoordelingsbevoegdheid beschikt en dat hij niet verplicht is om een bijkomend advies in te winnen van deskundigen of om de vreemdeling te onderzoeken. De Raad kan zich wat deze beoordeling betreft niet in de plaats van de ambtenaar-geneesheer stellen. De beoordelingsvrijheid van de ambtenaar-geneesheer bij het geven van zijn advies doet echter geen afbreuk aan het feit dat administratieve beslissingen deugdelijk gemotiveerd moeten zijn ten aanzien van de elementen uit de aanvraag. Dit houdt in casu onder meer in dat een passende motivering wordt voorzien om te verantwoorden dat de arts-adviseur de in het voorgelegde standaard medisch getuigschrift van arts B. van 12 augustus 2022 geattesteerde de nood aan mantelzorg, niet aanvaardt.

In casu besliste de arts-adviseur in zijn advies van 5 december 2022 evenwel om de door de behandelende arts vooropgestelde nood aan mantelzorg in hoofde van de verzoeker niet verder te onderzoeken in het licht van de risico’s bedoeld in artikel 9ter, §1, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, omdat hij meent dat de rolstoelafhankelijkheid de nood aan mantelzorg “niet volledig” kan verantwoorden en omdat hij over de nood aan mantelzorg geen duidelijk conclusief oordeel kan geven wegens het ontbreken van enige objectieve fysieke evaluatie. Deze beoordeling is niet deugdelijk. De arts-adviseur heeft immers reeds de diagnoses en de rolstoelgebondenheid van de verzoeker, zoals vermeld in voorgelegde standaard medisch getuigschrift van 12 augustus 2022 (vergezeld van een uitverslag van diezelfde datum), uitdrukkelijk bevestigd en hij heeft hierbij uitdrukkelijk aangegeven dat dat de verzoeker lijdt aan “diabetes type 2 en polymyalgia rheumatica met zware weerslag op de functionaliteit”. Indien hij meende dat hij alsnog over onvoldoende gegevens beschikte om de beoordeling te maken die hij overeenkomstig artikel 9ter van de Vreemdelingenwet dient te maken, dan kon hij de verzoeker onderzoeken (cf. artikel 9ter, § 1, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet) of een deskundige aanstellen om tot een zorgvuldige besluitvorming te komen, zoals de verzoeker pertinent aanvoert. Het gaat echter niet op en het getuigt van een onredelijke besluitvorming van de arts-adviseur om te stellen dat hij geen conclusief oordeel kan geven omtrent de nood aan mantelzorg wegens het ontbreken van enige objectieve fysieke evaluatie, daar waar de wet hemzelf toelaat om de verzoeker fysiek te onderzoeken of om of een bijkomend advies in te winnen van deskundigen. Dat de arts-adviseur van oordeel is dat de nood aan mantelzorg niet volledig wordt verantwoord door de rolstoel afhankelijkheid, doet hieraan geen afbreuk. De arts-adviseur spreekt zich immers niet uit over de vraag of de verzoeker al dan niet nood heeft aan mantelzorg, maar hij stelt op ondeugdelijke wijze dat hij hierover geen conclusief oordeel kan vellen omdat een objectieve fysieke evaluatie ontbreekt. Hierbij miskent de arts-adviseur dat hij zelf in de mogelijkheid is om een objectieve fysieke evaluatie uit te voeren, dan wel deze te laten uitvoeren door een deskundige.

Het weze hierbij herhaald dat het niet wordt betwist dat de verzoeker lijdt aan “diabetes type 2 en polymyalgia rheumatica met zware weerslag op de functionaliteit”. Daarnaast wordt nogmaals opgemerkt dat de aanvrager overeenkomstig artikel 9ter, § 1, vierde lid, van de Vreemdelingenwet een standaard medisch getuigschrift dient over te maken, zoals voorzien door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, waarin niet wordt gespecifieerd dat de nood aan mantelzorg moet onderbouwd worden via klinische rapporten.
Het advies van de arts-adviseur is zodoende, in de hierboven aangegeven mate, ondeugdelijk gemotiveerd. Aangezien de bestreden beslissing volledig steunt op het advies van de arts-adviseur, dient te worden vastgesteld dat ook de bestreden ongegrondheidsbeslissing met hetzelfde motiveringsgebrek is behept. Een schending van de materiële motiveringsplicht is dan ook aangetoond.