Detentiebeslissing zonder motivering over risico op onderduiken en minder dwingende maatregelen is onwettig

De Raadkamer van Gent verklaart in zijn beschikking van 3 januari 2018 een detentiebeslissing onwettig omdat de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) niet motiveert waarom er een risico op onderduiken bestaat en minder dwingende maatregelen onmogelijk zijn. De Raadkamer beveelt de onmiddellijke vrijlating van de betrokkene.

Feiten

Een Braziliaan die een wettelijke partnerschap wilde afsluiten met zijn partner werd in zijn woning aangehouden en vervolgens in een gesloten centrum geplaatst met het oog op repatriëring. De betrokkene stelde een beroep tegen de detentiemaatregel in bij de Raadkamer.

Analyse Raadkamer Gent

De Raadkamer oordeelt dat de woonstbetreding voorafgaand aan de administratieve aanhouding onwettig is:

  • Er was immers geen huiszoekingsbevel noch een toestemming van de betrokkene om de woning te betreden zoals artikel 15 Grondwet vereist.

Bovendien is de detentiemaatregel volgens de Raadkamer onwettig:

  • De artikelen 7 en 27, §3 Verblijfswet (Vw) bepalen dat een vreemdeling aan wie een uitwijzingsbevel betekend werd in detentie kan worden geplaatst met het oog op repatriëring, in het bijzonder wanneer een risico op onderduiken bestaat of wanneer de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert.
  • Maar dit kan enkel indien geen andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast.

Artikelen 74/14, §2 Vw en 110quaterdecies Verblijfsbesluit vernoemen als ‘andere afdoende maar minder dwingende maatregelen’:

  • de meldingsplicht,
  • de financiële waarborg en
  • het afgeven van identiteitsdocumenten.

De Raadkamer stelt vast dat uit de motivering van de beslissing tot opsluiting niet blijkt waarom de betrokkene:

  • een risico op onderduiken vormt en
  • er geen andere minder dwingende maatregelen konden toegepast worden

Volgens de Raadkamer is ook de regeling van de omzendbrief van 10 juni 2011 niet gerespecteerd. Daarin wordt voorzien dat de gemeente de betrokken vreemdeling verschillende keren moet uitnodigen om hem te informeren over de gevolgen van het betekende uitwijzingsbevel alvorens mag overgegaan worden tot detentie.

Risico op onderduiken

Sinds 22 maart 2018 wordt het risico op onderduiken in de Verblijfswet gedefinieerd als "het feit dat er redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • een vreemdeling die het voorwerp uitmaakt van een verwijderingsprocedure, een procedure voor toekenning van internationale bescherming of een procedure tot vaststelling van of tot overdracht naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming,
  • met het oog op de criteria die opgesomd worden in § 2
  • zal onderduiken" (artikel 1, §1, 5° Vw).

De inschatting van het risico op onderduiken is doorslaggevend om te bepalen of er een termijn voor vrijwillig vertrek wordt toegekend en/of de betrokken vreemdeling al dan niet in detentie wordt geplaatst.

Het Hof van Justitie arrest Al Chodor (HvJ, C-528/15, van 15 maart 2017) benadrukt dat de lidstaten sinds Dublin III-verordening nr. 604/2013 in hun wetgeving de objectieve criteria moeten vastleggen waaruit zij een risico op onderduiken aannemen. De Verblijfswet bepaalt sinds 22 maart 2018 de volgende criteria (artikel 1, §2 Vw):

  • de betrokkene heeft na zijn illegale binnenkomst of tijdens zijn illegaal verblijf geen verblijfsaanvraag ingediend, of heeft zijn verzoek om internationale bescherming niet binnen de door deze wet voorziene termijn gedaan
  • de betrokkene heeft in het kader van een procedure voor internationale bescherming, verblijf, verwijdering of terugdrijving valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt, of heeft fraude gepleegd of andere onwettige middelen gebruikt
  • de betrokkene werkt niet mee of heeft niet meegewerkt in het kader van zijn betrekkingen met de overheden die belast zijn met de uitvoering van en/of het toezicht op de naleving van de reglementering inzake de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
  • de betrokkene heeft duidelijk gemaakt dat hij zich niet aan een van de volgende maatregelen wil houden of heeft zich reeds niet aan een van deze maatregelen gehouden :
    • een overdrachts-, terugdrijvings- of verwijderingsmaatregel
    • een inreisverbod dat noch opgeheven, noch opgeschort is
    • een minder dwingende maatregel dan een vrijheidsberovende maatregel die erop gericht is om zijn overdracht, terugdrijving of zijn verwijdering te garanderen, ongeacht of het om een vrijheidsbeperkende maatregel of een andere maatregel gaat
    • een vrijheidsbeperkende maatregel die erop gericht is om de openbare orde of de nationale veiligheid te garanderen
    • een door een andere lidstaat genomen maatregel die gelijkwaardig is aan de vier eerder genoemde maatregelen
  • de betrokkene maakt het voorwerp uit van een inreisverbod in het Rijk en/of in een andere lidstaat dat noch opgeheven, noch opgeschort werd
  • de betrokkene heeft onmiddellijk na het voorwerp te hebben uitgemaakt van een beslissing tot weigering van binnenkomst of verblijf of een beslissing die een einde heeft gemaakt aan zijn verblijf, of onmiddellijk na het voorwerp te hebben uitgemaakt van een terugdrijvings- of verwijderingsmaatregel, een nieuwe verblijfsaanvraag of een nieuw verzoek om internationale bescherming ingediend
  • terwijl hij in verband met dat punt ondervraagd werd, heeft de betrokkene verborgen dat hij zijn vingerafdrukken reeds heeft gegeven in een andere Staat die gebonden is door de Europese reglementering met betrekking tot de bepaling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, na een verzoek om internationale bescherming te hebben ingediend
  • de betrokkene heeft in het Rijk of in een of meerdere andere lidstaten meerdere verzoeken om internationale bescherming en/of verblijfsaanvragen ingediend, die aanleiding hebben gegeven tot een negatieve beslissing of die niet tot de afgifte van een verblijfstitel hebben geleid
  • terwijl hij in verband met dat punt ondervraagd werd, heeft de betrokkene verborgen dat hij vroeger reeds een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in een andere staat die gebonden is door de Europese reglementering met betrekking tot de bepaling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming
  • de betrokkene heeft verklaard of uit zijn dossier blijkt dat hij voor andere doeleinden dan de doeleinden waarvoor hij een verzoek om internationale bescherming of een verblijfsaanvraag heeft ingediend naar het Rijk gekomen is
  • de betrokkene maakt het voorwerp uit van een geldboete omdat hij een kennelijk onrechtmatig beroep heeft ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

Het risico op onderduiken moet worden vastgesteld aan de hand van een individueel onderzoek en rekening houdend met alle omstandigheden eigen aan het geval (artikel 1, §2 Vw).

Kritische opmerkingen

  • Te algemene of vage criteria houden een risico in voor arbitraire detentie.
  • De Verblijfswet vereist slechts dat aan één criterium voldaan is om te besluiten tot een risico op onderduiken. Dit is niet in overeenstemming met de aanbevelingen van de Europese Commissie in zijn Terugkeerhandboek om uit te gaan van een combinatie van verschillende criteria. De aanwezigheid van één (of meerdere) bovengenoemde criteria mag niet automatisch leiden tot het besluit dat er sprake is van een risico op onderduiken. Automatisch besluiten tot risico op onderduiken op basis van bijvoorbeeld onwettige binnenkomst of gebrek aan documenten moet vermeden worden. Bij de individuele beoordeling moeten alle relevante elementen in overweging genomen worden zoals leeftijd, gezondheid en sociale situatie.
  • Het hoorrecht en het recht op een effectief rechtsmiddel moeten worden gerespecteerd.