Grondwettelijk Hof vernietigt annulatieberoep bij RvV voor asielzoekers uit veilige herkomstlanden: welke gevolgen?
Op 16 januari 2014 vernietigde het Grondwettelijk Hof in arrest nr. 1/2014 de wetsbepalingen over de beroepsprocedure voor asielzoekers uit een ‘veilig herkomstland’. Volgens het GwH is een niet-schorsend annulatieberoep bij de RvV geen effectief beroepsmiddel in de zin van art. 13 EVRM (recht op daadwerkelijke rechtshulp).
In principe hebben deze asielzoekers sindsdien recht op een schorsend beroep in volle rechtsmacht, met ook recht op opvang. Maar het is nog wachten op publicatie van het arrest van het GwH in het Belgisch Staatsblad. Ondertussen keurde de ministerraad op 21-02-2014 een voorontwerp van wet goed waardoor een beroep in volle rechtsmacht bij de RvV voorzien wordt tegen de niet-inoverwegingneming van een asielaanvraag. Deze hervorming betreft zowel asielaanvragen uit een veilig herkomstland, als meervoudige asielaanvragen. Het voorontwerp van wet is nu voor advies aan de Raad van State voorgelegd.
Onderaan dit bericht gaan we verder in op de gevolgen van het GwH arrest voor diverse categorieën asielzoekers en vreemdelingen. Maar eerst bespreken we het arrest van het GwH zelf.
Overwegingen GwH
Het Grondwettelijk Hof herhaalt in zijn arrest wat het recht op daadwerkelijke rechtshulp inhoudt zoals voorzien in art.13 EVRM volgens de interpretatie van het EHRM. Iemand die een verdedigbare grief aanvoert die is afgeleid uit de schending van art. 3 EVRM heeft namelijk het recht om toegang te krijgen tot:
- een rechtscollege dat bevoegd is om de inhoud van de grief te onderzoeken en het gepaste herstel te bieden;
- een beroep dat van rechtswege opschortend is;
- een beroep dat een ‘aandachtige’, ‘volledige’ en ‘strikte’ controle mogelijk maakt van de situatie van de verzoeker.
Het Grondwettelijk Hof beoordeelt het annulatieberoep bij de RvV tegen eenbeslissing van niet-inoverwegingname van het CGVS als onvoldoende:
- het annulatieberoep bij de RvV schorst de beslissing van CGVS niet;
- het annulatieberoep impliceert een onderzoek van de wettigheid van de bestreden beslissing op grond van de elementen waarvan de overheid kennis had toen de beslissing werd genomen. De RvV is bij het behandelen van het annulatieberoep dus niet verplicht om eventuele nieuwe elementen in overweging te nemen. De RvV is evenmin verplicht om de actuele situatie van de verzoekers op het moment wanneer de Raad uitspraak doet ten opzichte van de situatie in hun land van herkomst te onderzoeken.
Uit deze vaststelling besluit het Hof dat het annulatieberoep geen effectief beroepsmiddel is in de zin van art.13 EVRM.
Om na te gaan of art.13 EVRM geschonden is, moet het Grondwettelijk Hof rekening houden met alle mogelijke beroepen waarover asielzoekers uit veilige herkomstlanden beschikken. Ook een beroep tegen de tenuitvoerlegging van een maatregel tot verwijdering (een repatriëring) naar het land waar zij risico zouden lopen op een schending van art. 3 EVRM, valt hier onder.
- Als de tenuitvoerlegging van een maatregel tot verwijdering imminent is, kunnen asielzoekers van wie de asielaanvraag niet in overweging was genomen een vordering tot schorsing indienen bij uiterst dringend noodzakelijkheid (UDN). In zulke gevallen kan de gedwongen verwijdering op zijn vroegst gebeuren vijf dagen na kennisgeving van de maatregel tot verwijdering. Die termijn mag niet minder dan drie werkdagen bedragen.
- De RvV heeft bij meerdere arresten in algemene vergadering geoordeeld om ervoor te zorgen dat een UDN procedure voldoet aan de vereisten van art.13 EVRM, dat de bepalingen van de Verblijfswet in die zin moeten geïnterpreteerd worden dat de UDN procedure die ingesteld is binnen de gestelde termijn de tenuitvoerlegging van de maatregel tot verwijdering schorst tot de RvV zich uitspreekt. Hetzelfde geldt voor de Raad in gevallen waar het UDN beroep wordt ingesteld na de vijf dagen maar binnen de beroepstermijn om een annulatieberoep in te stellen (30 dagen).
- Het Grondwettelijk Hof merkt op dat die uitbreiding van de schorsende werking van de UDN procedure slechts uit rechtspraak van de RvV voortvloeit en niet uit een wetswijziging. Verzoekers hebben dus niet de rechtszekerheid dat Dienst Vreemdelingenzaken zijn praktijk in alle omstandigheden aan de rechtspraak van het EHRM heeft aangepast.
- Het Hof merkt verder op dat de RvV ook in de UDN procedure slechts overgaat tot een wettigheidscontrole van de verwijderingsbeslissing. De RvV is niet verplicht om rekening te houden met nieuwe elementen noch met de actuele situatie van de verzoeker.
Het Grondwettelijk Hof besluit om deze redenen dat de vordering tot schorsing bij UDN geen daadwerkelijk beroepsmiddel is in de zin van art.13 EVRM.
Tenslotte gaat het Grondwettelijk Hof na of dit verschil in behandeling tussen asielzoekers uit ‘veilige herkomstlanden’ en andere asielzoekers redelijkerwijs verantwoord is. Het Hof kijkt daarom naar de bepalingen van de Europese Procedurerichtlijn (Richtlijn 2005/85/EG), die de aangevallen wetgeving omzet.
- De Procedurerichtlijn en de interpretatie van de relevante bepalingen door het Hof van Justitie van de EU laten wel degelijk toe om een aparte en versnelde procedure in te stellen voor asielzoekers uit landen die als veilig worden beschouwd.
- Toch mogen lidstaten die asielzoekers geen ‘fundamentele waarborgen’ ontzeggen, zoals het recht op een daadwerkelijk beroep. Artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de EU veronderstelt een schorsend beroep bij een autoriteit met volle rechtsmacht. Artikel 39 van de Procedurerichtlijn veronderstelt een volledig onderzoek in beroep van de grieven met betrekking tot de toekenning van de status van vluchteling of van de subsidiaire bescherming.
Het verschil in behandeling tussen asielzoekers uit ‘veilige herkomstlanden’ en andere asielzoekers is om deze redenen volgens het Hof niet redelijk verantwoord.
Beslissing GwH
Het Hof vernietigt de volgende bepalingen:
- artikel 2 van de wet van 15 maart 2012 "tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging [en de verwijdering van vreemdelingen] en de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten";
- in artikel 39/81, eerste lid, van de voormelde wet van 15 december 1980, gewijzigd bij artikel 3 van de voormelde wet van 15 maart 2012, de woorden "en 57/6/1".
Concrete gevolgen voor asielzoekers uit een 'veilig herkomstland'?
Er zijn nog geen instructies van de overheid of en hoe asielzoekers uit ‘veilige herkomstlanden’ wiens asielaanvraag door CGVS niet in overweging wordt genomen, voortaan een schorsend beroep in volle rechtsmacht kunnen indienen bij de RvV, en materiële opvang of steun kunnen krijgen. Wellicht komen dergelijke instructies er pas als het arrest van het GwH gepubliceerd is in het Belgisch Staatsblad.
- Voorlopig zijn de lopende beroepsprocedures veilig herkomstland bij de RvV 'bevroren'. Er zijn nog geen instructies voor het behandelen van lopende beroepen en voor het indienen van nieuwe beroepen.
- Voorlopig krijgen deze asielzoekers nog geen opvangplaats toegewezen van Fedasil. De POD MI besliste ook nog niet of OCMW-steun kan terugbetaald worden. Asielzoekers die geen opvang of steun krijgen, kunnen weleen beroep indienen bij de arbeidsrechtbank en kunnen hierbij het arrest van het Grondwettelijk Hof inroepen.
De ministerraad keurde op 21-02-2014 wel een voorontwerp van wet goed waardoor een beroep in volle rechtsmacht bij de RvV voorzien wordt tegen de niet-inoverwegingneming van een asielaanvraag. Het voorontwerp van wet is nu voor advies aan de Raad van State voorgelegd.
Concrete gevolgen voor andere categorieën van asielzoekers of vreemdelingen?
Het arrest van het GwH kan gevolgen hebben voor andere categorieën van asielzoekers of vreemdelingen die nu slechts een annulatieberoep kunnen indienen:
- Zo oordeelde de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in RvV arrest nr. 118156 van 31 januari 2014 dat de conclusies van het GwH ook van toepassing zijn op meervoudige asielaanvragen. De RvV schorste de tenuitvoerlegging van een niet-inoverwegingname van een meervoudige asielaanvraag, bij uiterst dringende noodzakelijkheid. Volgens de RvV moet een beroep hiertegen ook een beroep met volle rechtsmacht zijn met schorsend effect.
- Voor Dublin asielweigeringen (omdat een andere lidstaat verantwoordelijk zou zijn om het asielverzoek te behandelen) geeft de nieuwe Dublin III Verordening sinds 1 januari 2014 een extra argument, dat ook hiervoor een beroep met volle rechtsmacht met schorsend effect nodig is.
De ministerraad keurde op 21-02-2014 een voorontwerp van wet goed waardoor een beroep in volle rechtsmacht bij de RvV voorzien wordt tegen de niet-inoverwegingneming van een asielaanvraag. Deze hervorming betreft zowel asielaanvragen uit een veilig herkomstland, als meervoudige asielaanvragen. Het voorontwerp van wet is nu voor advies aan de Raad van State voorgelegd.