GwH verduidelijkt grondrechten verstekelingen en vernietigt ontschepingsverbod in Scheepvaartwetboek gedeeltelijk
Met arrest nr. 75/2022 vernietigde het Grondwettelijk Hof (GwH) op 9 juni 2022 gedeeltelijk artikel 2.4.4.2 van het Belgisch Scheepvaartwetboek (BSW). Het artikel bevat een ontschepingsverbod voor verstekelingen. Dit verbod is op een aantal punten onevenredig, heeft onevenredige gevolgen of is onevenredig ten opzichte van het nagestreefde doel. Ook is het strijdig met artikel 12, eerste lid van de Grondwet (Gw) en artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Het GwH vernietigt de bepaling voor zover ontscheping niet kan voor:
- Belgen zodra hun nationaliteit is bewezen,
- vreemdelingen toegelaten of gemachtigd tot verblijf in België zodra dit bewezen is,
- verzoekers om internationale bescherming tijdens het onderzoek van hun aanvraag.
Het GwH vernietigt de bepaling voor zover ontscheping niet of niet minstens tijdelijk kan voor:
- niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die beantwoorden of lijken te beantwoorden aan de voorwaarden van de Voogdijwet.
- diegenen waarvan de gezondheidstoestand, na medische diagnose, een dringende medische behandeling vereist die aan boord niet verstrekt kan worden.
Verder vernietigt het Hof het ontschepingsverbod voor zover er geen wettelijke bepaling is met de volgende waarborgen voor de verstekeling:
- onverwijld en in een taal die hij verstaat op de hoogte worden gebracht van de redenen van zijn vasthouding,
- recht hebben beroep in te stellen voor een rechtbank die op korte termijn beslist over de wettigheid van zijn vasthouding en zijn invrijheidstelling beveelt als de vasthouding onrechtmatig is,
- worden geïnformeerd over de mogelijkheid om juridische bijstand, in voorkomend geval kosteloos, te krijgen om zo'n jurisdictioneel beroep in te stellen,
- beperking van de vasthouding in de tijd.
Aanleiding
De federale wetgever actualiseerde en coördineerde de scheepvaartwetgeving bij wet van 8 mei 2019 "tot invoering van het Belgisch Scheepvaartwetboek". Verschillende mensenrechtenorganisaties stelden een beroep tot vernietiging in van de bepalingen die handelen over verstekelingen ontdekt aan boord van een Belgisch schip of een schip dat een Belgische haven heeft aangelopen.
Het Wetboek stelde onder meer dat een verstekeling niet mocht ontschepen, zelfs als hij om internationale bescherming verzoekt, een niet-begeleide minderjarige is of ernstig ziek blijkt. De officiële beslissing werd ter kennis gebracht aan de kapitein en niet aan de vreemdeling zelf. Zo was er geen beroep mogelijk tegen zijn de facto vasthouding op het schip of tegen het verbod op ontscheping en repatriëring. Bovendien waren het recht op informatie in een taal die de betrokkene begrijpt en het recht op bijstand van een advocaat niet duidelijk gegarandeerd in de wet.
Beslissing van het GwH
1. De gelijke behandeling van verstekelingen
- Het GwH brengt in herinnering dat aan niemand het recht kan worden ontnomen het grondgebied te betreden van de Staat waarvan hij onderdaan is. Dit is relevant voor de Belgische onderdanen en de vreemdelingen die zijn gemachtigd of toegelaten tot verblijf in België en die zouden proberen om het grondgebied te betreden als verstekeling op een schip.
- Vervolgens benadrukt het Hof dat iedere vreemdeling die zich aan een buitengrens of in België bevindt, het recht heeft om een verzoek tot internationale bescherming in te dienen en dat hij niet kan worden gerepatrieerd zolang er over dit verzoek nog niet is beslist. De toegang tot die procedure kan niet worden verzoend met het vasthouden van de verzoeker aan boord van het schip.
- Het Hof volgt deze redenering ook met betrekking tot de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Het Hof ziet niet in hoe de tenlasteneming van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen door de dienst Voogdij verzoenbaar is met hun voltijdse vasthouding aan boord.
- Wat betreft verstekelingen die ernstig ziek zijn, vereist de bescherming van de menselijke waardigheid dat de verstekeling minstens tijdelijk kan worden ontscheept om dringende medische verzorging te krijgen wanneer die niet kan worden verstrekt aan boord van het schip.
De bepaling is dus onevenredig. Het GwH vernietigt bijgevolg artikel 2.4.4.2 BSW in zoverre het zich in voormelde gevallen tegen een ontscheping verzet.
2. Het vasthouden van verstekelingen aan boord van het schip
Het GwH benadrukt dat verstekelingen die aan boord van een schip in een Belgische haven worden vastgehouden, onder de rechtsmacht van de Belgische staat vallen in de zin van artikel 1 van het EVRM, ongeacht de vlaggenstaat van het schip.
Verstekelingen gedwongen vasthouden aan boord van het schip vormt een aanzienlijke beperking van hun bewegingsvrijheid en houdt een vrijheidsberoving in de zin van artikel 5 van het EVRM in. Het Hof oordeelt dat die vrijheidsberoving niet in overeenstemming is met de vereiste waarborgen van artikel 5 EVRM.
- Het Wetboek bevat immers geen bepalingen die erin voorzien dat verstekelingen op de hoogte worden gebracht van de redenen van hun vasthouding aan boord van het schip, noch dat zij op de hoogte worden gebracht van een beslissing in een taal die zij begrijpen.
- Er is evenmin voorzien in een beroep om de wettigheid van de vasthouding, de duur en de voorwaarden ervan te controleren.
- Er is voor de verstekelingen niet in juridische bijstand voorzien.
- Bovendien heeft de wetgever geen maximumduur van de maatregel vastgesteld.
Het Hof oordeelt dat het ontbreken van een wetsbepaling die in zulke waarborgen voorziet, artikel 12, eerste lid, van de Grondwet, in samenhang met artikel 5 van het EVRM, schendt.
3. Het verschil in behandeling tussen verstekelingen en personen die worden teruggedreven aan een landgrens alsook vliegtuigpassagiers
Het GwH beklemtoont dat als buitenlandse verstekelingen niet voldoen aan de voorwaarden inzake toegang tot het grondgebied en niet om internationale bescherming verzoeken, zij op de hoogte moeten worden gebracht van een beslissing tot weigering van toegang tot het grondgebied, in een taal die zij begrijpen, met de mogelijke rechtsmiddelen vermeld die voor een rechter kunnen worden aangewend.
Het BSW regelt dit echter niet en hierdoor verschilt de behandeling van verstekelingen ten opzichte van die van personen die worden teruggedreven aan een landgrens alsook die van vliegtuigpassagiers.
Het BSW doet geen afbreuk aan de toepassing van de Verblijfswet = de wet van 15 december 1980 "betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen". Het Hof oordeelt bijgevolg dat een verschil in behandeling niet bestaat.
4. De inlichtingen die door de gezagvoerder aan de autoriteiten worden meegedeeld
Het GwH onderlijnt dat er een informatieplicht rust op de gezagvoerder van het schip om de autoriteiten op de hoogte te stellen van de persoonlijke situatie van de verstekelingen. De informatieplicht draagt bij tot de inachtneming van het EVRM en van het Internationaal Verdrag van Genève betreffende de vluchtelingen. De scheepvaartpolitie moet zich ervan vergewissen dat zij daadwerkelijk in kennis zijn gesteld van een mogelijk verzoek om internationale bescherming uitgaande van de verstekelingen of van het feit dat hun gezondheidstoestand een dringende medische interventie vereist.