Leeftijdsbepaling: bewijskracht van documenten gaat voor op medische leeftijdstesten

In het kort

In drie recente uitspraken hebben verschillende Belgische rechtscolleges belangrijke nuances aangebracht in het gebruik van medische leeftijdstesten bij het vaststellen van de leeftijd van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV). Deze uitspraken bevestigen dat documenten een primaire rol spelen in de identiteitsbepaling van een NMBV. Medische testen zijn niet zonder meer doorslaggevend en spelen een eerder secundaire rol.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) veroordeelde België op 6-3-2025 in de zaak F.B. wegens schending van artikel 8 EVRM. Het gesprek van de minderjarige met de daarvoor opgeleide ambtenaar van de Dienst Voogdij vond pas plaats nadat de bottests waren uitgevoerd. Het EHRM stelt dat een voorafgaand onderhoud twijfels over de minderjarigheid met andere, minder ingrijpende middelen had kunnen wegnemen. Het Hof benadrukte dat medische onderzoeken, gezien hun invasieve aard, alleen als laatste redmiddel mogen worden uitgevoerd.

De grenzen van medische leeftijdstesten: Rb. Luik 16 juni 2023

In de zaak die voor de rechtbank van eerste aanleg te Luik werd behandeld, verzocht een Guinese man om de erkenning van zijn Guinese geboorteakte in België. De geboorteakte leek op authentieke wijze opgemaakt in Guinee en werd later gelegaliseerd door zowel Guinese als Belgische autoriteiten. Verder waren er geen aanwijzingen van fraude of strijdigheid met de openbare orde. De akte was dus erkenbaar overeenkomstig artikel 27 WIPR.

Tegelijkertijd had de verzoeker ook een medische botanalyse ondergaan. Die was volgens de rechtbank echter niet voldoende betrouwbaar om de in de geboorteakte opgenomen gegevens te weerleggen. Een dergelijk botanalyse biedt immers  onvoldoende zekerheid. 

Bovendien merkte de rechtbank op dat, volgens het arrest van de Raad van State van 7 juli 2016, de bevoegdheid van de Dienst Voogdij zich niet uitstrekt tot het vaststellen van een nieuwe geboortedatum op basis van een medische leeftijdstest, maar dat deze testen alleen dienen om te bepalen of iemand al dan niet minderjarig is, zonder de geboortedatum definitief vast te stellen.

Deze uitspraak bevestigt dat medische schattingen niet zomaar mogen prevaleren, vooral wanneer de authenticiteit van officiële documenten onbetwist blijft.

Officiële documenten als doorslaggevend bewijs: Rb. Namen 17 april 2024

Bij de rechtbank van Namen diende een Senegalese verzoeker een verzoek in ter vervanging van zijn ontbrekende geboorteakte, en ter vaststelling van zijn officiële geboortedatum: 10 december 2006. Die geboortedatum werd ondersteund door verschillende officiële documenten:

  • Senegalese identiteitskaart; 
  • Kopie van zijn paspoort; 
  • Geboortebulletin. 

De Dienst Voogdij had in eerste instantie de authenticiteit en geldigheid van de Senegalese identiteitskaart erkend. De Dienst Vreemdelingenzaken betwijfelde echter de juistheid van de opgegeven leeftijd en vroeg een medische leeftijdstest. Volgens de resultaten van deze test was de verzoeker minstens 23 jaar oud en zou hij dus geen aanspraak kunnen maken op het statuut van NBMV. Volgens zijn verklaarde, én in officiële documenten geattesteerde, geboortedatum was hij evenwel 17 jaar op het moment van zijn aanvraag.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de officiële documenten, die allen dezelfde geboortedatum aangaven, méér bewijskracht hadden dan de resultaten van de medische test. Dergelijke leeftijdstesten (medische botanalyse) zijn achterhaald en onvoldoende precies, vooral in de leeftijdscategorie van 16 tot 18 jaar, aldus de rechtbank.

In tegenstelling tot de eerste uitspraak gaat het hier om de bewijskracht zoals opgenomen in 'officiële documenten'. Er is geen akte van de burgerlijke stand voorhanden, slechts een geboortebulletin (soort van proces-verbaal waarin de geboorte wordt geattesteerd) afgeleverd door de burgerlijke stand van Senegal op 24 november 2023. Ook hier wordt toch beroep gedaan op het WIPR omdat het om documenten ging die werden afgeleverd door Senegal. Het feit dat de betrokkene in Senegal als zodanig gekend is, is een betekenisvol gegeven daar iemands staat en bekwaamheid uiteindelijk volgens diens nationale recht beoordeeld moet worden, volgens de verwijzingsregel in artikel 34 WIPR.

Leeftijdsbepaling op basis van medische testen moet behoorlijk gemotiveerd worden : Raad van State 10 oktober 2024

In deze zaak was er een beslissing van de FOD Justitie waarbij de Dienst Voogdij een verzoeker als meerderjarig aanmerkte op basis van een medische leeftijdstestwaardoor hij geen aanspraak maakte op de rechten en bescherming van een NBMV. De test had zijn leeftijd geschat op 20,2 jaar, met een foutenmarge van 1,5 jaar. Op basis hiervan weigerde de FOD Justitie de originele geboorteakte die verzoeker ná de test voorlegde, te erkennen en bleef bij de conclusie dat hij meerderjarig was. 

De Raad van State onderzocht de motivering van de beslissing en stelde vast dat deze ernstige tekortkomingen bevatte. Het medische rapport waarop de beslissing was gebaseerd, bood geen duidelijke uitleg over hoe de uiteindelijke schatting van 20,2 jaar met een foutenmarge van 1,5 jaar tot stand was gekomen. De testresultaten van afzonderlijke medische onderzoeken, zoals de radiografieën van de pols, sleutelbeen en tanden, verschilden namelijk aanzienlijk en het rapport motiveerde niet hoe deze uiteenlopende resultaten tot een enkele leeftijdsschatting werden geïntegreerd.

Gezien de ernstige gevolgen van de beslissing voor de verzoeker, zoals het verlies van juridische bescherming, schorste de Raad van State de uitvoering van het besluit. Hiermee werd de verzoeker voorlopig beschermd als minderjarige, in afwachting van een definitieve beslissing. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldig en goed gemotiveerde beslissingen bij het gebruik van medische leeftijdstesten

Conclusie: reikwijdte medische leeftijdstesten is beperkt

De bovenstaande uitspraken benadrukken dat medische leeftijdstesten niet blindelings mogen worden gevolgd, zeker wanneer ze in conflict komen met officiële documenten die voldoen aan de vereisten van het WIPR. Hoewel medische testen een nuttig hulpmiddel kunnen zijn bij het vaststellen van leeftijd, hebben ze beperkingen en mogen ze niet zonder meer de bewijskracht van buitenlandse documenten ondermijnen. Een correcte toepassing van het WIPR kan hierbij de basis vormen voor een eerlijke en consistente rechtsgang, en in dit geval : voor een betere bescherming van de rechten van kwetsbare minderjarigen.

Manier van informeren over medische testen volstaat niet: EHRM 6 maart 2025

De manier waarop NBMV voor de uitvoering van de medische testen geïnformeerd worden, volstaat niet om te kunnen uitgaan van hun uitdrukkelijke, geïnformeerde toestemming. Bovendien werden geen minder ingrijpende manieren gebruikt om de leeftijd van de verzoekster te bepalen, vooraleer over te gaan tot een medische test. Het EHRM besluit dat artikel 8 EVRM geschonden is.

Raad van State: Wettelijke voorschriften leeftijdsonderzoek gerespecteerd

Een Guinese onderdaan die op 5 augustus 2019 een verzoek om internationale bescherming (IB) indiende, verklaarde 16 jaar oud te zijn en legde ter ondersteuning hiervan een niet-gelegaliseerde kopie van haar geboorteakte voor. Ze werd gehoord door een medewerker van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ), die twijfelde aan haar minderjarigheid. De verzoekster ontving een brochure met informatie over het leeftijdsonderzoek, waarna ze werd onderworpen aan de medische testen die het leeftijdsonderzoek in België uitmaken: een radiografie van de hand, de pols en het sleutelbeen en een gebitsscan. Volgens de resultaten van deze testen zou de verzoekster 21,7 jaar oud zijn, met een standaarddeviatie van twee jaar. Na dit leeftijdsonderzoek had de verzoekster een gesprek met de Dienst Voogdij, waar ze nog een Guinees vonnis ter vervanging van de geboorteakte voor en het origineel uittreksel van haar geboorteakte voorlegde. Wegens twijfel aan de authenticiteit van deze documenten, werden die niet in rekening genomen. De Dienst Voogdij beëindigde op 11 september 2019 haar status als niet-begeleide minderjarige vreemdeling (NBMV).

De verzoekster tekende een beroep tot schorsing van deze beslissing aan bij de Raad van State (RvS). Ze legde onder meer psychologische attesten voor die haar minderjarigheid bevestigden. De RvS, die in het kader van een dergelijk beroep een wettigheidstoetsing uitvoert, oordeelde dat de leeftijdstest in overeenstemming met de wettelijke voorschriften werd uitgevoerd en verwierp het schorsingsberoep. De verzoekster diende nog een annulatieberoep in, dat ook verworpen werd omwille van een gebrek aan belang, omdat de verzoekster intussen ook op basis van haar zelfverklaarde geboortedatum meerderjarig geworden was. De Dienst Voogdij werd tot slot gevraagd de beslissing te herzien, maar dit verzoek bleef onbeantwoord.

Hierop stapte de verzoekster naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Ze voerde aan dat de manier waarop het leeftijdsonderzoek in België wordt uitgevoerd een ongeoorloofde inbreuk op haar privéleven vormde in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

EHRM: Leeftijdsonderzoek in België vormt een ongeoorloofde inmenging in het privéleven

Hoewel het EHRM bevestigt dat een leeftijdsonderzoek een noodzakelijke maatregel kan zijn bij een twijfel over de minderjarigheid van een persoon, geldt een vermoeden van minderjarigheid zolang er geen uitsluitsel is over de leeftijd van de betrokkene en moet de procedure van leeftijdsbepaling daarom gepaard gaan met voldoende procedurele waarborgen. 

De beslissing om de status van NBMV in te trekken vormt volgens het EHRM inderdaad een inmenging in het privéleven, aangezien men door die beslissing alle rechten verbonden aan het statuut van NBMV verliest. Deze inmenging heeft een wettelijke basis in het Belgisch recht en dient een legitiem doel. De vraag stelt zich of deze inmenging noodzakelijk was in het licht van een democratische samenleving. Wat dat betreft overweegt het EHRM het volgende:  

  • Gebrek aan geïnformeerde toestemming: 

De uitdrukkelijke en geïnformeerde toestemming van de betrokkene is vereist voor de uitvoering een dergelijke medische test. Dit is eens zo belangrijk wanneer die, zoals in dit geval, ondanks haar status als niet-begeleide minderjarige verzoeker om internationale bescherming, in de fase van de leeftijdsbepaling noch door een voogd noch door een advocaat wordt bijgestaan. De informatiebrochure die zij van de DVZ ontving, vermeldt niet dat haar toestemming met de medische test vereist is. Dit is volgens het EHRM onvoldoende om uit te kunnen gaan van haar uitdrukkelijke en geïnformeerde toestemming.

  • Botonderzoek niet als laatste methode gebruikt:

Het EHRM benadrukt dat medische onderzoeken, gezien hun invasieve aard, slechts als laatste redmiddel mogen worden uitgevoerd als andere methoden geen uitsluitsel kunnen geven over de leeftijd. In dit geval werd het botonderzoek uitgevoerd voor het eerste gesprek met de Dienst Voogdij, waarin onder meer haar familiale situatie, burgerlijke staat, levensomstandigheden in het land van herkomst, … werden besproken – elementen die ook een beoordeling van haar minderjarigheid hadden kunnen toelaten. 

Zonder zich uit te spreken over de betrouwbaarheid van de bottesten of de minderjarigheid van de verzoekster, oordeelt het EHRM op basis van bovenstaande overwegingen dat de uitvoering van de medische testen in deze omstandigheden een ongeoorloofde inmenging in het privéleven van de verzoekster vormden en artikel 8 EVRM geschonden werd.

Belang van deze uitspraak

In het kader van het EU-Pact voor asiel en migratie voorziet de nieuwe Procedureverordening 2024/1348 al in een ‘multidisciplinaire leeftijdsbeoordeling’ in geval van twijfel over de minderjarigheid van een verzoeker. Artikel 25.2 van de Verordening bepaalt dat lidstaten medische onderzoeken slechts als laatste methode mogen gebruiken. Artikel 25.4 bepaalt de minimumvereisten voor het verkrijgen van de geïnformeerde toestemming voor het uitvoeren van medische onderzoeken. Deze uitspraak van het EHRM lijkt dan ook een voorafname te zijn op deze nieuwe regelgeving, die in werking treedt op 12 juni 2026. 

Bericht van AgII en Vluchtelingenwerk Vlaanderen