RvV vernietigt weigeringsbeslissing CGVS wegens gebruik videogehoor

In zijn arrest nr. 247.396 van 14 januari 2021 vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en de subsidiaire beschermingsstatus van het Commissariaat-generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) wegens schending van artikel 13/1 van het Koninklijk Besluit (KB) van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het CGVS. Het CGVS nam deze weigeringsbeslissing op basis van een videogehoor met de verzoeker om internationale bescherming (IB).

De RvV verwijst in zijn uitspraak naar het arrest van de Raad van State (RvS) van 7 december 2020 (nr. 249.163). Hierin stelt de RvS dat:

  • het KB van 11 juli 2003 het gebruik van een videogehoor door het CGVS niet toestaat;
  • een wijziging aan de omstandigheden van het persoonlijk gehoor door het CGVS enkel door middel van een aanvullend KB doorgevoerd kan worden.

Feiten en beslissing CGVS

Een Russische man diende in 2008 een eerste verzoek om IB in. Dit verzoek werd in 2009 stopgezet omdat de man geen gevolg had gegeven aan een uitnodiging voor een gehoor. In 2014 keerde de man voor een periode van vier jaar terug naar Rusland. Nadat hij in 2018 opnieuw naar België kwam werd hij in augustus 2020 aangehouden omwille van zijn onwettig verblijf in België. Hierna werd hij overgebracht naar een gesloten centrum. In november 2020 diende de man een volgend verzoek om IB in, vanuit het gesloten centrum.

Het CGVS weigerde hem de toekenning van internationale bescherming. Het CGVS oordeelde dat:

  • de verklaringen van de man bij zijn volgend verzoek om IB te hard afweken van de verklaringen bij zijn eerste verzoek om IB;
  • de man na zijn terugkeer naar Rusland in 2014 geen problemen kende.

De verzoeker stelt een beroep in bij de RvV tegen deze beslissing. Hij meent dat het CGVS, door het organiseren van een videogehoor, het KB van 11 juli 2003 schendt.

Beoordeling RvV

Artikel 48/6 van de Verblijfswet (Vw) vereist dat een verzoeker om IB zo snel mogelijk alle nodige elementen moet voorleggen ter ondersteuning van zijn verzoek om IB. De RvV herinnert eraan dat het voorleggen van deze elementen gebeurt via een gehoor. Dit betekent dat:

  • het persoonlijk gehoor cruciaal is bij het onderzoek van de geloofwaardigheid van de verzoeker en zijn nood aan bescherming;
  • verzoekers erg gevoelige elementen moeten voorleggen tijdens dit gehoor;
  • verzoekers dit gehoor in alle vertrouwen moeten kunnen ondergaan.

Het CGVS moet het gehoor dan ook organiseren met respect voor artikel 7 (eerbiediging van het privéleven) en 8 (bescherming van persoonsgegevens) van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Met betrekking tot het gehoor bepaalt het KB van 11 juli 2003 dat:

  • als een verzoeker wordt vastgehouden, het gehoor moet plaatsvinden op de plaats van de vasthouding (artikel 13);
  • het gehoor moet plaatsvinden in omstandigheden die de vertrouwelijkheid garanderen (artikel 13/1).

De modaliteiten voorzien in artikel 13/1 van het KB van 11 juli 2003 vinden hun oorsprong in artikel 57/5 Vw. Op basis van dit artikel moet:

  • het CGVS een verzoeker om IB minstens één keer uitnodigen voor een persoonlijk gehoor;
  • een Koninklijk Besluit (KB) de omstandigheden bepalen waarin dit gehoor zich moet afspelen.

Artikel 13/1 van het KB van 11 juli 2004 voorziet echter nergens het gebruik van een videogehoor. De RvV volgt het CGVS dan ook niet in de redenering dat het KB het gebruik van videogehoren niet uitsluit.

In het kader hiervan verwijst de RvV naar het arrest van de RvS van 7 december 2020 (nr. 249.163) dat stelt dat:

  • de omstandigheden waarin het persoonlijk gehoor zich afspelen, worden bepaald door het KB van 11 juli 2003;
  • een wijziging aan deze omstandigheden enkel via een bijkomstig KB doorgevoerd mag worden.

De RvV besluit dat, door het niet respecteren van de omstandigheden bepaald door het KB van 11 juli 2003, het CGVS een onherstelbare substantiële onregelmatigheid heeft begaan die de capaciteiten van de verzoeker om zich vrij uit te drukken heeft beïnvloed.

De beslissing van het CGVS wordt bijgevolg vernietigd.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen