RvV: vrees vervolging door Senegalese autoriteiten wegens abortus kan toekenning vluchtelingenstatus rechtvaardigen
In arrest nr. 262.192 van 13 oktober 2021 kende de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) de vluchtelingenstatus toe aan een Senegalese vrouw die een abortus had ondergaan. Hierdoor vreesde zij voor vervolging door de Senegalese autoriteiten en voor geweldpleging door haar partner. Daarmee kwam de RvV terug op haar eerdere uitspraak in dezelfde zaak, waarin zij het eerste verzoek om internationale bescherming (IB) van de verzoekster had afgewezen.
Feiten
Verzoekster, een Senegalese vrouw, had abortus laten uitvoeren na een buitenechtelijke zwangerschap. Zij werd hierop het slachtoffer van bedreigingen en geweldpleging van haar toenmalige partner, die de Senegalese autoriteiten op de hoogte bracht van de zwangerschapsafbreking. Daardoor riskeerde zij strafrechtelijke vervolging. Om die reden verzocht verzoekster in 2015 een eerste maal om internationale bescherming in België. Dit verzoek werd afgewezen door het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) wegens het ongeloofwaardig en incoherente karakter van de verklaringen die de verzoekster aflegde over de reactie van haar partner en de betrokkenheid van de Senegalese autoriteiten. De RvV bevestigde deze weigeringsbelissing.
In 2020 diende verzoekster een volgend verzoek om IB in, gebaseerd op dezelfde feiten als het eerste verzoek, maar waaraan een aantal nieuwe bewijsstukken werden toegevoegd:
- getuigenissen van de zus van de verzoekster en van de verpleger die de abortus had uitgevoerd;
- een psychologisch attest;
- twee Nederlandstalige media-artikels waarin de verzoekster over haar abortus getuigt.
Het CGVS was van oordeel dat de nieuw bijgevoegde stukken onvoldoende bewijskracht hadden om als nieuwe elementen voor een volgend VIB te kunnen dienen. Het CGVS verklaarde dit volgend verzoek onontvankelijk. De verzoekster tekende tegen deze beslissing opnieuw beroep aan bij de RvV.
Beoordeling door de RvV
De RvV stelt vast dat verschillende elementen in deze zaak niet betwist worden en maken dat de zaak met een zekere voorzichtigheid beoordeeld moet worden:
- de verzoekster werd zwanger in het kader van een buitenechtelijke relatie, waarop zij een abortus onderging;
- abortus wordt in Senegal strafrechtelijk vervolgd met gevangenisstraffen en boetes. Er heerst bovendien een grote maatschappelijke taboe rond dit onderwerp;
- de verzoekster is psychisch kwetsbaar en wordt sinds verschillende jaren psychologisch en psychiatrisch opgevolgd. Haar psycholoog schrijft haar ernstige depressie toe aan de gebeurtenissen die tot haar vlucht uit Senegal geleid hebben.
Wat betreft de geloofwaardigheid van de verklaringen van de verzoekster is de RvV het niet eens met het CGVS over de bewijskracht van de getuigenissen: het privé-karakter hiervan en het feit dat de identiteitskaarten van de getuigen ontbreken, volstaat niet om die alle bewijskracht te ontnemen. Minstens moeten deze documenten als begin van bewijs van de aangehaalde feiten beschouwd worden. De RvV stelt vast dat de getuigenissen zeer uitgebreid zijn en stroken met de verklaringen van de verzoekster. Ze brengt voorts in herinnering dat wanneer twijfel bestaat over de realiteit van bepaalde feiten of over de oprechtheid van de verzoeker, deze twijfel geen afbreuk mag doen aan de uiteindelijke vraag naar het bestaan van een gegronde vrees voor vervolging.
De RvV concludeert dat de elementen uit het dossier waarvan de waarachtigheid niet ter discussie staat, voldoende pertinent zijn om te besluiten dat verzoekster gegrond vreest voor vervolging als lid van de sociale groep van Senegalese vrouwen. De RvV verklaart het beroep van de verzoekster ontvankelijk en gegrond, en kent haar de vluchtelingenstatus toe.