Veroordeling Fedasil tot opvang bij meervoudige asielaanvraag van gezin: hoger belang van het kind primeert
In een vonnis van 8 februari 2018 veroordeelt de Nederlandstalige arbeidsrechtbank van Brussel Fedasil tot verdere opvang van een Afghaans gezin met twee minderjarige kinderen. Zij kregen geen opvang na hun tweede asielaanvraag, maar Fedasil motiveerde deze beslissing niet individueel en hield ook geen rekening met het hoogste belang van het kind.
Feiten
Een Afghaans gezin met twee minderjarige kinderen vroeg in augustus 2017 voor de tweede keer asiel aan. Op dat moment kregen ze van Fedasil een beslissing tot toekenning van een “code 207 no show” wat betekent dat Fedasil de materiële hulp beperkte tot de terugbetaling van medische kosten. Dit tot het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) de asielaanvraag in overweging zou nemen. Het gezin moest het opvangcentrum waar ze in het kader van hun vorige procedure verbleven binnen de vier werkdagen verlaten.
Tegen deze beslissing startte het gezin een beroepsprocedure bij eenzijdig verzoekschrift. Fedasil werd hierbij veroordeeld om voorlopig verder opvang te verlenen tot een beslissing ten gronde over hun (voorgenomen) beroep tegen de toekenning van de “code 207 no show”. Dit beroep ten gronde werd tijdig ingediend, op 3 oktober 2017. Hun tweede asielaanvraag werd kort erna, op 13 oktober 2017, niet-inoverweging genomen door het CGVS, maar ten tijde van de debatten in de procedure ten gronde voor de arbeidsrechtbank was hun (schorsend) beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) tegen de beslissing tot niet-inoverwegingname nog hangende.
Vonnis arbeidsrechtbank
De arbeidrechtbank oordeelde dat de beslissing van Fedasil niet individueel gemotiveerd is, in tegenstelling tot wat artikel 4 van de Opvangwet oplegt. Op grond van deze bepaling dient Fedasil bij beperking van het principeel recht op opvang van een asielzoeker, een zorgvuldige afweging te maken, op basis van de individuele elementen in het dossier. Dit is in deze zaak niet gebeurd, waardoor deze beslissing om die reden alleen al niet naar recht verantwoord is volgens de arbeidsrechtbank. Verder neemt de rechter in overweging dat:
- het gezin reeds sinds het begin van de vorige asielprocedure in de opvang verblijft, wat er op wijst dat ze niet zelf in hun behoeften kunnen voldoen
- het gezin geen recht heeft op opvang voor gezinnen met kinderen in onwettig verblijf (KB 24 juni 2004 en artikel 60 van de Opvangwet) omdat zij momenteel een schorsend beroep hangende hebben bij de RvV en dus legaal in het land zijn
- het hoogste belang van de minderjarigen primeert (artikel 37 van de Opvangwet)
De arbeidsrechtbank veroordeelt Fedasil daarom tot verdere opvang van het gezin.
Kanttekening
Sinds geruime tijd en in de grote meerderheid van de gevallen weigert Fedasil opvang te verlenen bij meervoudige asielaanvragen. Hoewel de Opvangwet oplegt dat dit enkel kan mits een individueel gemotiveerde beslissing, gebeurt dit in de praktijk meestal niet. Fedasil werd reeds meerdere keren in individuele gevallen veroordeeld door arbeidsrechtbanken en ook de federale ombudsman en het Rekenhof toonden hun bezorgdheid over deze praktijk.
Het Grondwettelijk Hof (arrest 95/2014 van 30 juni 2014) oordeelde al lang dat een dergelijke weigering van opvang enkel kan wanneer men misbruik wil tegengaan en dus wil verhinderen dat mensen louter omwille van de opvang opnieuw asiel aanvragen.
Asielwet intussen gewijzigd
Intussen is op 22 maart 2018 een wijziging van de Opvangwet in werking getreden. Deze wetswijziging op grond van de Europese Opvangrichtlijn stelt dat er bij dergelijke beslissingen rekening wordt gehouden met elementen van kwetsbaarheid en dat de lidstaten erop toe moeten zien dat de verzoekers een waardige levensstandaard genieten. Het is nog af te wachten hoe dit laatste aspect zal toegepast worden. In ieder geval benadrukt dit vonnis van de arbeidsrechtbank van 8 februari 2018 nogmaals dat Fedasil steeds het hoger belang van het kind (artikel 37) moet respecteren.