Europees Hof voor de Rechten van de Mens - 59166/12 - 23-08-2016

Samenvatting

In een arrest van 23 augustus 2016 oordeelt de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), dat de Iraakse autoriteiten de verzoekers in deze zaak niet kunnen beschermen tegen de bedreigingen van Al-Qaeda en andere private groepen. Een uitwijzing naar Irak houdt dan ook een reëel risico in op een schending van artikel 3 EVRM (verbod op vernederende en onmenselijke behandeling).
 
Feiten: Zweden biedt geen bescherming omdat Iraakse autoriteiten de nodige bescherming kunnen bieden aan de verzoekers
 
De verzoekers, een gehuwd koppel en hun zoon, vroegen in 2010 voor het eerst asiel aan in Zweden. De man baatte in Bagdad een bouw- en transportbedrijf uit met exclusief Amerikaanse cliënten. De familie werd hierdoor bedreigd en aangevallen door Al-Qaeda. Tijdens één van de aanvallen overleed de dochter van het koppel. De verzoekers durfden zich niet tot de plaatselijke autoriteiten richten om bescherming te vragen. Ze vreesden dat de autoriteiten hen niet konden beschermen en hun adres, dat ze regelmatig wijzigden om Al-Qaeda te ontvluchten, zouden doorgeven aan Al-Qaeda.
 
De Zweedse asielinstanties verwierpen in 2012 hun asielaanvragen. Ze stelden dat de vervolging in het verleden lag en omdat de verzoekers hun activiteiten niet langer uitoefenen, het moeilijk is om te vast te stellen of er in de toekomst nog een risico op vervolging zou zijn. Mocht er toch nog een risico op vervolging zijn, dan zouden, aldus de Zweedse asielinstanties, de Iraakse autoriteiten de nodige bescherming kunnen bieden aan de verzoekers.
 
Schending artikel 3 EVRM bij terugkeer: de Iraakse autoriteiten hebben minder capaciteit om geviseerde groepen te beschermen tegen geweld van niet-statelijke actoren
 
Het EHRM stelt vast dat de verklaringen van de verzoekers coherent, geloofwaardig en consistent zijn met de herkomstlandeninformatie uit Irak. Het EHRM beroept zich hierbij onder meer op de rapporten van Human Rights Watch, Amnesty International, herkomstlandeninformatie van de Britse en Duitse asielinstanties en de positie van UNHCR over terugkeer naar Irak.
 
Het EHRM houdt ook rekening met de bedreigingen die Al-Qaeda in het verleden had geuit aan de verzoekers en het EHRM concludeert daaruit dat dit een sterke indicatie is dat de verzoekers bij een terugkeer naar Irak een doelwit blijven van niet-statelijke actoren. De man behoort immers tot een groep van personen die, omwille van hun relatie met de Amerikaanse troepen, systematisch het doelwit zijn van niet-statelijke actoren.
 
Het EHRM spreekt zich niet uit over de analyse die de Zweedse asielinstanties hebben gemaakt in 2011 en 2012, waarin de Zweedse instanties concludeerden dat de verzoekers bescherming kunnen vinden bij de Iraakse autoriteiten. Het EHRM kijkt echter naar de actuele situatie en stelt vast dat er een algemene verslechtering is van de veiligheidssituatie, door een stijging van sektarisch geweld en aanvallen van ISIS en dat in grote delen van het land de Iraakse overheid de effectieve controle heeft verloren.
 
Hierdoor meent het EHRM dat de Iraakse overheid een verminderde capaciteit heeft om haar burgers te beschermen. Het beschermingsniveau is wel nog voldoende voor het algemene publiek, maar is ontoereikend voor individuen die behoren tot geviseerde groepen, zoals verzoekers. Het EHRM kijkt naar het cumulatieve effect van de persoonlijke omstandigheden van de verzoekers en de verminderde capaciteit van de Iraakse autoriteiten om hen te beschermen en oordeelt vervolgens dat er een reëel risico is op een schending van artikel 3 EVRM bij hun terugkeer naar Irak.
 
Nieuwe richtlijnen UNHCR
 
Op 14 november 2016 publiceerde het UNHCR nieuwe richtlijnen over de terugkeer naar Irak.[1] Deze vervangt de vorige richtlijnen die nog dateren uit 2014. UNHCR vraagt om geen gedwongen terugkeer te voorzien van Iraki’s die afkomstig zijn uit gebieden die getroffen zijn door militaire actie, of gebieden die kwetsbaar en onveilig blijven nadat ze werden veroverd van ISIS of als deze nog onder controle staan van ISIS. Asielzoekers uit die gebieden, alsook mensen van wie het verzoek tot internationale bescherming werd afgewezen mogen volgens het UNHCR niet worden gerepatrieerd naar deze regio’s van herkomst, noch naar andere delen van het land. Veel Iraki’s uit deze regio’s voldoen mogelijks aan de vluchtelingencriteria uit het VN-Vluchtelingenverdrag. Het UNHCR acht het ook niet gepast dat internationale bescherming geweigerd zou worden op basis van de toepassing van het intern vluchtalternatief.


[1] UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), UNHCR Position on Returns to Iraq, 14 November 2016, beschikbaar op: http://www.refworld.org/