Hof van beroep Gent - 2014/EV/66 - 22-10-2015

Samenvatting

Waar de feitelijke gegevens welke blijken uit de administratieve/politionele stukken zich bevindend in het stukkenbundel van het Openbaar Ministerie oorspronkelijk mogelijks grote twijfels opriepen over de toepasselijkheid van het concept schijnhuwelijk met betrekking tot het door de verzoekers in den vreemde afgesloten huwelijk, dient onder meer aan de hand van de in deze instantie door hen overgelegd stavingstukken thans toch besloten dat:
 
-       Zij zeven jaar na huwelijksdatum nog steeds een duurzaam samenwonend koppel vormen;
-       Zij na drie miskramen van de tweede verzoekster uiteindelijk op 24 mei 2015 toch samen een dochter kregen;
-       De tweede verzoekster inmiddels op 8 oktober 2014 vanwege het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen de hoedanigheid van vluchteling werd toegekend en uit niets blijkt dat tegen die beslissing hoger beroep werd ingesteld; hoedanigheid van vluchteling waardoor de tweede verzoekster onmiddellijk een toelating tot verblijf van onbeperkte duur verkreeg en gemaakt werd dat de Dienst Vreemdelingenzaken het (voorheen steeds precair) verblijfsrecht van de tweede geïntimeerde niet kan intrekken.
 
In het licht van deze door de verzoekers aangevoerde nieuwe elementen in hun onderlinge samenhang kan dan ook niet meer ernstig worden voorgehouden dat de verzoekers kennelijk op datum van hun huwelijkssluiting niet de intentie hadden om een duurzame levensgemeenschap te vormen, maar dat integendeel het huwelijk minstens in hoofde van één van de verzoekers werd afgesloten louter om aan de tweede verzoekster verblijfsrechtelijke voordelen te verschaffen welke zijn voorbehouden aan het statuut van gehuwde persoon.
 
Besluit: het tussen de verzoekers op 24 augustus 2008 (in de rechtbank aldaar geregistreerd op 27 augustus 2008) afgesloten huwelijk te Snibergan/Arabkhana Jawzjan (Afghanistan) dient door alle overheden in België te worden erkend.