Hof van beroep Gent - 2014/NT/992 - 23-06-2015

Samenvatting

De beklaagde wordt vervolgd voor een inbreuk op artikel 76 Vreemdelingenwet.
Artikel 76 Vreemdelingenwet stelt: “De sedert minder dan tien jaar uit het grondgebied teruggewezen of uitgezette vreemdeling die het Rijk binnenkomt of er verblijft zonder bijzondere machtiging van (de Minister), wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van honderd euro tot duizend euro.”
 
Bij vonnis van 5 maart 2009 van de correctionele rechtbank te Brugge werd de beklaagde veroordeeld tot o.m. een gevangenisstraf van 3 jaren en een geldboete van 1.000,00 EUR (x 5.5 = 5.500,00 EUR) (vervangende gevangenisstraf 3 maanden) met uitstel van tenuitvoerlegging gedurende drie jaren voor de voor de helft van de geldboete wegens (als dader/mededader) inbreuken op de drugwet, namelijk bezit en verkoop van cocaïne met de verzwarende omstandigheid dat de geiten gepleegd werden als daden van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging.
 
Bij Ministerieel Besluit van terugwijzing 15 juni 2009, aan de beklaagde betekend op 18 juni 2009, werd de beklaagde teruggewezen en werd hij gelast het grondgebied van het Rijk te verlaten met verbod er gedurende tien jaar terug te keren, op straffe van het bepaalde bij artikel 76 van de wet van 15 december 1980, behoudende bijzondere machtiging van de Minister van Migratie- en asielbeleid. In genoemd Ministerieel Besluit werd o.m. verwezen naar hoger vermelde veroordeling van 5 maart 2009 en werd o.m. ook vermeld: “… Overwegende dat uit de voorgaande feiten blijkt dat hij, door zijn persoonlijk gedrag, de openbare orde heeft geschaad; Overwegend dat het winstgevende karakter van het misdadig gedrag van betrokkene een ernstig en actueel risico aantoont van een nieuwe schending van de openbare orde. Besluit: X wordt teruggewezen. Hij wordt gelast het grondgebied te van het Rijk te verlaten met verbod er gedurende tien jaar terug te keren, op straffe van het bepaalde bij artikel 76 van de wet van 15 december 1980, behoudende bijzondere machtiging van de Minister van Migratie- en asielbeleid. …”.
 
Het hof stelt vast dat de beklaagde tegen het Ministerieel Besluit van terugwijzing van 15 juni 2009 geen beroep tot nietigverklaring of geen vordering tot schorsing heeft ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
 
(…)
 
De bijlage 35 afgeleverd door de gemachtigde ambtenaar van de Stad Blankenberge kan de beslissing genomen door de Minister bevoegd voor de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van de vreemdeling in het Rijk, gelet op de hiërarchie van de rechtsnormen, niet overtreffen.
 
De beklaagde was onderworpen aan een Ministerieel Besluit tot Tergwijzing van 15 juni 2009 dat hem werd betekend op 18 juni 2009 en dat niet opgeheven of geschorst werd en een verbod inhoudt om terug te keren op het grondgebied van het Rijk gedurende 10 jaar, hetgeen de aanwezigheid op het grondgebied (en het bekomen van een verblijfstitel) verbiedt. De vraag rijst overigens of een ‘bijlage 35’ een ‘toelating tot verblijf’ inhoudt of niet alleen gedwongen uitvoering van de uitwijzing opschort (artikel 39/79 Vw).
 
Waar de beklaagde zich op de noodtoestand beroept en zich daarbij steunt op het recht op familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van de kinder-ouderband laat het hof opmerken dat het beschermen van de openbare orde primeert op de privébelangen die de beklaagde inroept