Samenvatting
De administratieve rechter vernietigde de beslissing die de aanvraag onontvankelijk verklaarde omdat geen identiteitsdocument voorgelegd was, omdat de DVZ een eerdere aanvraag voor een machtiging tot verblijf van verzoeker afgewezen had om de enige reden dat er geen buitengewone omstandigheden waren, zonder stil te staan bij de afwezigheid van het identiteitsbewijs. Hieruit leidt de administratieve rechter af dat in eenzelfde dossier een verschillende toepassing gemaakt wordt van de vrijstelling van een identiteitsdocument. Op die manier voert de administratieve rechter een hiërarchie in in de ontvankelijkheidsvoorwaarden in artikel 9bis Vreemdelingenwet die niet voorzien is in deze bepaling.