Samenvatting
In het bestreden arrest stelt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen vast dat de beweerdelijk “nieuwe” toelichtingen allerminst “nieuw” zijn en “verzoekster […] via huidig verzoekschrift de beoordeling van haar vorig verzoek, die reeds is komen vast te staan, nogmaals [tracht] te betwisten.”Voorts wijst het bestreden arrest erop dat in het kader van het eerste verzoek om internationale bescherming de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bevestigde dat er “geen geloof kon worden gehecht aan haar relaas”.
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen beoordeelt verder de relevantie van een nieuw psychologisch attest van 9 december 2020 en een nieuw medisch verslag van 10 februari 2021 en volstaat met de opmerking dat uit die verslagen “weliswaar een graad van waarschijnlijkheid (“compatible” en “hautement compatible”) wordt weergegeven, maar dat uit dit medisch verslag voor geen van de betreffende letsels en (psychische) problemen blijkt dat deze met zekerheid of uitsluitend toe te schrijven zijn aan de door verzoekster omschreven feiten.” Op basis hiervan besluit de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen dat deze medische stukken geen nieuwe elementen betreffen die de kans aanzienlijk groter maken dat verzoekster in aanmerking komt voor erkenning als vluchteling in de zin van artikel 48/3 van de vreemdelingenwet of voor subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 van de vreemdelingenwet.
Met het voorgaande (i.e. de laatst geciteerde zin) vereist de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen dat nieuwe medische attesten en verslagen met zekerheid zouden aangeven dat de betreffende letsels en psychische problemen aan de door verzoekster omschreven feiten toe te schrijven zijn om de geloofwaardigheid van het asielrelaas te herstellen of het bestaan van een risico op foltering, onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer aannemelijk te maken. Hiermee spreekt hij de eerdere vaststelling tegen dat een arts “nooit met volledige zekerheid de precieze feitelijke omstandigheden [kan] schetsen waarin de verwondingen of mentale problemen worden opgelopen.”
Voor zover nieuwe geloofwaardige medische documenten letsels en psychische problemen aan het licht brengen, dient de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen te motiveren waarom het asielrelaas in het licht van die documenten nog steeds ongeloofwaardig is en er aldus geen risico op foltering, onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer aannemelijk wordt
gemaakt.
Ondanks de nieuwe letsels en psychologische problemen waarvan het de bewijskracht erkent, motiveert het bestreden arrest niet waarom het asielrelaas (nog steeds) ongeloofwaardig is en aldus het bestaan van een risico op foltering, onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer niet aannemelijk wordt gemaakt.
Op grond van deze vaststellingen, schendt het bestreden arrest artikel 3 van het EVRM door te oordelen dat zich geen verder onderzoek opdringt naar het bewijsmiddel, te dezen het psychologisch attest van 9 december 2020 en het medisch verslag van 10 februari 2021.