Samenvatting
De Raad stelt dat artikel 9ter VW voorschrijft dat de aanvrager over een identiteitsdocument dient te beschikken en dat art. 7, §1, 1° van het koninklijk besluit van 17 mei 2007 dit identiteitsdocument als volgt specifieert: “(…) een afschrift van zijn nationaal paspoort of van zijn identiteitskaart (…)”. Verzoeker kan worden gevolgd dat de wet dienaangaande duidelijk is en dat een oud vervallen paspoort mogelijk is. Blijkens de bestreden beslissing betwist de gemachtigde van de minister niet dat het paspoort in principe aanvaard wordt en dat dit stuk een document is dat de identiteit van verzoeker aantoont. De gemachtigde van de minister aanvaardt dit stuk niet omdat het onmogelijk de actuele nationaliteit van verzoeker kan bevestigen. Nergens blijkt uit de wet de voorwaarde dat de vreemdeling zijn actuele nationaliteit dient te bewijzen opdat zijn aanvraag om machtiging tot verblijf overeenkomstig art. 9ter van de Vreemdelingenwet ontvankelijk kan worden verklaard. In de bestreden beslissing wordt bijgevolg een voorwaarde toegevoegd aan de wet door te vereisen dat de verzoeker een bewijs dient voor te leggen van zijn Oekraïense nationaliteit alvorens tot een onderzoek ten gronde over te gaan. De Raad vernietigt de bestreden beslissing