Samenvatting
Ook de activiteiten op verzoeksters Facebookprofiel ondermijnen de actualiteit van haar vrees ten aanzien van haar ex-partner M. Te dezen wordt in de bestreden beslissing op goede gronden overwogen als volgt: “Daaruit blijkt immers dat u nog steeds bevriend bent met uw ex-partner M.(...). Tevens tagt u hem in een bericht op 18 april 2020 bij een foto van u en uw dochter D.(...), hetgeen uw ex-partner vervolgens ook liket. Ook na dit bericht liket M.(...) nog verschillende van uw berichten, alsook gaf u een like op zijn Facebookpagina op 2 augustus 2020. Tevens blijkt uw ex-partner nog bevriend te zijn met enkele van uw familieleden, waaronder uw zussen E.(…) en Do.(…) en uw broer Mo.(…) en liken uw zussen eveneens enkele berichten van uw ex-partner M.(...). Bovenstaande vaststellingen ondermijnen ten stelligste uw vrees voor vervolging bij terugkeer naar Peru omwille van uw ex M.(...).”In zoverre verzoekster in het verzoekschrift aanvoert dat M. de vader is van drie van haar kinderen, waarvan twee nog bij hem wonen en het feit dat zij een foto van hun gemeenschappelijke dochter liket niet betekent dat zij niet bang voor hem was en is bij een terugkeer naar Peru, dient te worden onderstreept dat de vaststelling dat verzoekster en haar ex-partner nog – zij het via likes – contact houden via Facebook wel degelijk afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar actuele vrees. Dit klemt des te meer daar verzoekster op haar Facebookprofiel haar verblijf in zowel Spanje als België documenteerde (administratief dossier, map ‘Landeninformatie’) en haar ex-partner zo haar locatie kon achterhalen. Verzoekster voert voorts geen enkel concreet verweer tegen de vaststellingen dat ook enkele van haar familieleden nog bevriend zijn met M. en berichten van hem liken.