Samenvatting
Verzoeker verwijst naar artikel 34, tweede lid, van de Verordening 810/2009/EG van 13 juli 2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode).Hij houdt voor nooit in Europa of Frankrijk te zijn geweest. Hij benadrukt dat de SIS seining kennelijk moet berusten op een identiteitsverwisseling. Dit blijkt verzoeker via zijn advocaat reeds op 26 juli 2023 aan de Dienst Vreemdelingenzaken te hebben meegedeeld. Verzoeker voert verder aan dat verweerder in gebreke blijft te vermelden welke voorwaarden van afgifte van het visum niet langer voldaan zijn en hiernaar een onderzoek dient te worden gevoerd.
Nu verzoeker erop wijst dat hij op een gebrekkige manier werd gehoord, merkt de Raad op dat dit een onderdeel vormt van de zorgvuldigheidsplicht. De administratie heeft de verplichting haar beslissing op een zorgvuldige wijze voor te bereiden en te stoelen op een correcte feitenvinding. Het respect voor het zorgvuldigheidsbeginsel houdt derhalve in dat de administratie bij het nemen van een beslissing moet steunen op alle gegevens van het dossier en op alle daarin vervatte dienstige stukken.
Het respect voor het zorgvuldigheidsbeginsel wordt onderzocht in het licht van de toepasselijke regelgeving, in casu artikel 34, tweede lid, van de Visumcode.
Deze bepaling luidt als volgt:
“Een visum wordt ingetrokken indien blijkt dat niet langer aan de afgiftevoorwaarden voldaan wordt. Een visum wordt in beginsel ingetrokken door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het heeft afgegeven. Een visum kan door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat worden ingetrokken; in dat geval worden de autoriteiten van de lidstaat die het visum heeft afgegeven van de intrekking in kennis gesteld.”
Zoals verzoeker eveneens erkent en verweerder in de nota opwerpt, is het vaste rechtspraak dat het loutere feit dat men een visum heeft verkregen na controle van de vereiste inreisvoorwaarden, op zich niet inhoudt dat men bij binnenkomst het visum niet meer zou kunnen intrekken. Artikel 34 van de Visumcode bepaalt duidelijk in het tweede lid dat een visum wordt ingetrokken indien blijkt dat niet langer aan de afgiftevoorwaarden voldaan wordt.
Uit het uittreksel van de SIS-signalering blijkt dat de signalering voor de heer D.C. steunt op grond van artikel 24 van de Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (SIS II-verordening). Deze bepaling heeft betrekking op de voorwaarden voor signaleringen met het oog op weigering van toegang of verblijf. Uit een samenlezing van overweging 11 en artikel 29 van de SIS II-verordening blijkt dat een signalering met het oog op weigering van toegang of verblijf in de regel na drie jaar automatisch uit SIS II wordt verwijderd. De vervaldatum van de seining wordt vermeld, namelijk 17 oktober 2025.
De Raad stelt verder vast dat de bestreden beslissingen zich beperken tot de weergave van het feit dat Frankrijk voor verzoeker een signalering heeft ingevoerd ter fine van weigering van toegang of verblijf. Dit is het enige motief dat werd weerhouden.
De Raad volgt verweerder in de nota dat België, als Schengenlidstaat, de plicht heeft om grenscontroles uit te voeren ten aanzien van vreemdelingen die via het grondgebied van het Rijk de Schengenlidstaten willen binnenkomen. Een SIS-signalering is bovendien ook onmiskenbaar een objectief en ernstig gegeven.
Uit artikel 36 van de SIS II-verordening blijkt dat het bijhouden van foto’s en vingerafdrukken evenwel courante extra gegevens zijn om misbruik van identiteit te voorkomen, maar gegevens hierover worden niet teruggevonden in het administratief dossier. Op 1 augustus 2023 blijkt wel dat de Dienst Vreemdelingenzaken wenst over te gaan tot een verder onderzoek van de identiteit van de geseinde persoon en de overeenkomst ervan met verzoeker. Daarbij wordt ook gevraagd naar de motieven voor de seining. Prima facie blijkt hieruit onmiskenbaar dat verweerder zelf niet over de nodige gegevens beschikt om te kunnen bevestigen dat de SIS-seining over verzoeker gaat.
Artikel 8 van de SIS II-verordening heeft betrekking op “uitwisseling van aanvullende informatie” hetgeen de lidstaten de mogelijkheid geeft aanvullende informatie uit te wisselen. Artikel 8, derde lid, van de SIS II-verordening stelt ook dat aan door andere lidstaten gedane verzoeken om aanvullende informatie zo spoedig mogelijk wordt voldaan. Prima facie blijkt evenwel dat verweerder pas heeft getracht Frankrijk te contacteren nadat verzoeker zijn vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid heeft ingediend, ondanks de uitgedrukte twijfel niet alleen door verzoeker zelf geuit, maar tevens door de advocaat van verzoeker die Dienst Vreemdelingenzaken sinds 26 juli 2023 meermaals contacteerde met de mededeling dat de bestreden beslissingen zijn gebaseerd op een SIS-seining die niet over de juiste persoon gaat. Verzoeker ondernam ook via een Franse advocaat onmiddellijk stappen om meer duidelijkheid te krijgen van de Franse autoriteiten op dit vlak.
Verzoeker wordt bijgetreden dat verweerder niet getracht heeft om alle nuttige elementen te verzamelen om met volledige kennis van zaken uitspraak te doen.
Een schending van de zorgvuldigheidsplicht in het licht van artikel 34, tweede lid, van de Visumcode wordt prima facie aangenomen.
Het middel is in de aangegeven mate ernstig, waardoor is voldaan aan de tweede cumulatieve voorwaarde.