Samenvatting
Gelet op de levensloop van verzoeker aanvaardt de familierechtbank samen met het Openbaar Ministerie dat het weinig waarschijnlijk is dat verzoeker alsnog 2 andere nuttige getuigen zou kunnen vinden die wel met afdoende kennis van zaken zouden kunnen bevestigen waar en wanneer hij geboren is en wie zijn ouders zijn om zo een valabele akte van bekendheid te laten opmaken.Verzoeker meent op heden dat zijn identiteit naar genoegen van recht blijkt uit een aantal gelijkluidende verklaringen, attesten en vermoedens en wijs hiervoor naar:
- Zijn verzoek tot internationale bescherming bij de Dienst Vreemdelingenzaken waarbij steeds en consequent heeft verklaard dat hij geboren is in Somalië op 25 november 1993;
- Zijn verklaring hieromtrent die bij aankomst in België meteen genoteerd werd en waaromtrent hij ook steeds een duidelijke en coherente toelichting heeft verstrekt;
- Hetgeen ook werd erkend in het arrest nr. 70.288 dd. 21 november 2011 van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, waarin zijn nationaliteit en het door hem voorgelegde geboorteattest nauwkeurig werden onderzocht.
Het Openbaar Ministerie wijst erop dat verzoeker in België steeds consequent dezelfde identiteit heeft gebruikt, welke identiteit steun vindt in het geboortebewijs uit Somalië dat hij heeft voorgelegd (ook al kan de echtheid daarvan niet worden gegarandeerd), en inmiddels in België ook 3 kinderen heeft erkend, zodat zijn voorgehouden identiteit ook terug te vinden is in de Belgische geboorteaktes van zijn kinderen.
Het Openbaar Ministerie bevestigde in zijn schriftelijk advies dd. 25 september 2023 dan ook dat de identiteitsgegevens van verzoeker als voldoende vaststaand kunnen beschouwd worden. Het Openbaar Ministerie handhaafde ter zitting op 2 november 2023 het positief advies van haar ambt met betrekking tot het afleggen van een beëdigde verklaring door verzoeker.
De familierechtbank behoudt een beoordelingsmarge en is naargelang de concrete omstandigheden van de zaak niet gehouden op het verzoek van de belanghebbende in te gaan indien de verklaringen en bijgebrachte stukken van de belanghebbende omtrent diens identiteit en afkomst ongeloofwaardig zijn, zodat het verzoek niet rechtmatig lijkt.
Rekening houdende met de specifieke omstandigheden van huidige zaak, oordeelt de familierechtbank op heden als volgt.
Verzoeker kwam België binnen op 26 augustus 2010. Bij de beoordeling van diens asielaanvraag zijn er volgens het CGVS geen elementen naar voor gekomen waardoor er aan zijn identiteit of Somalische afkomst kon getwijfeld worden. Uit het asieldossier blijkt niet dat verzoeker tijdens zijn verblijf in België gebruik maakte van een alias noch dat hij een gevaar zou vormen voor de openbare orde. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen wees er in voormeld arrest van 21 november 2011 eveneens op dat verzoeker, als minderjarige, consequente en spontane verklaringen aflegde over zijn identiteit.
Verzoeker is sedert 1 februari 2016 in het bezit van een B-kaart en geniet het recht op onbeperkt verblijf.
Inzake blijkt uit de door verzoeker neergelegde stukken en uit het door het Openbaar Ministerie op 5 oktober 2023 neergelegde administratief dossier, dat de beweringen van verzoeker aangaande zijn naam, geboorteplaats en geboortedatum geloofwaardig zijn. De kopie van het geboortecertificaat dd. 22 april 2004 kan worden aanvaard als een begin van schriftelijk bewijs uit het land van herkomst. De identiteitsgegevens van verzoeker, zoals weergegeven in de diverse officiële documenten uitgaande van Belgische overheden zoals daar zijn de Belgische geboorteaktes van zijn kinderen (…) en zijn verblijfstitel met nummer X, geldig tot 12 oktober 2025, zijn inhoudelijk afdoende overeenstemmend.
Verzoeker, die als minderjarige naar België kwam, heeft steeds consequent dezelfde identiteit gebruikt in België. De gegevens uit het rijksregister gelden tot bewijs van het tegendeel.
Evenwel kunnen op grond van deze stukken de werkelijke naam, geboortedatum en geboorteplaats van de vader van verzoeker niet afgeleid worden, evenmin als de exacte geboortedatum en geboorteplaats van zijn moeder. De naamgegevens van de moeder van verzoeker en het feit dat ze geboren is in Somalië staan wel voldoende vast, zodat de beweringen van verzoeker aangaande zijn afstamming langs moederszijde in die mate geloofwaardig zijn, mits ze door verzoeker worden bevestigd bij het afleggen van zijn beëdigde verklaring.
Er is dan ook reden om verzoeker te machtigen om de bij artikel 5 §2 WBN voorgeschreven akte van bekendheid te vervangen door zijn beëdigde verklaring zoals hierna bepaald in het dictum.
Op basis van de voorliggende inlichtingen en stukken wordt derhalve toelating verleend aan verzoeker om de geboorteakte te vervangen door een (eenzijdige) beëdigde verklaring, af te leggen voor de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand (cfr. naar analogie met artikel 164/6 oud Burgerlijk Wetboek}.
De toelating tot afleggen van een beëdigde verklaring wordt als bijlage in de DABS opgenomen.