Samenvatting
Uit art. 27 Wetboek IPR volgt dat de toets inzake erkenning in eerste instantie slaat op de inhoud van de akte en vervolgens op de echtheid van de akte. De controle op de vorm van de buitenlandse akte beperkt zich tot de eigenlijke normen die in het buitenland in acht werden genomen. Indien de akte een vormgebrek vertoont, kan de erkenning slechts worden geweigerd indien de akte volgens het buitenlands recht nietig is of geen rechtsgevolgen kan produceren. Indien daarentegen blijkt dat het vormgebrek volgens het buitenlands recht op de ene of andere manier kan gedekt worden, dan wel geen aanleiding geeft tot enig gevolg, is het niet gerechtvaardigd de erkenning te weigeren. Bij de toetsing van de rechtsgeldigheid van de akte dient rekening te worden gehouden met de openbare orde en mogelijke wetsontduiking. Art. 18 dient restrictief te worden toegepast. Er is maar wetsontduiking wanneer er geen twijfel bestaat over de frauduleuze bedoeling van de partijen om aan de toepassing van het door de IPR-regels vastgestelde recht te ontkomen.