Beroep bij RvV te complex om effectief rechtsmiddel te zijn

Op 27 februari 2014 veroordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) België in arrest Josef. De rechters beslisten unaniem dat de procedures voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) geen effectief rechtsmiddel zijn tegen een weigering van verblijf en een uitwijzingsbevel, wanneer een repatriëring nog niet gepland is en de vreemdeling schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) inroept.

Volgens de bestaande RvV procedures moet je al binnen de normale beroepstermijn een schorsing vragen én later bij een opsluiting nog voorlopige maatregelen in uiterst dringende noodzakelijkheid (UDN) vragen om nog voor de repatriëring een werkelijk onderzoek te krijgen van je middelen op basis van artikel 3 EVRM. Die constructie is in de praktijk moeilijk te hanteren en te ingewikkeld volgens het EHRM.

Feiten

Mevrouw Josef vraagt op 30 november 2007 een verblijf aan in België wegens medische redenen op basis van artikel 9ter Verblijfswet. De Dienst Vreemdelingenzaken weigert die aanvraag op 27 september 2010 (ongegrond) en geeft de vrouw een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV).

De advocate van mevrouw Josef stelt een annulatieberoep in en een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid (UDN) bij de RvV tegen de weigeringsbeslissing en het BGV. De RvV verwerpt de vordering tot schorsing bij UDN omdat mevrouw nog niet opgesloten was en er nog geen datum voor repatriëring was bepaald. De advocaat gaat daartegen in cassatie maar de RvS verwerpt het cassatieberoep op 27 november 2010. Het annulatieberoep bij de RvV is op 14 mei 2012 nog altijd in behandeling.

De advocate van mevrouw Josef stelt op 30 november 2010 beroep in bij het EHRM. Ze roept onder andere in dat een uitwijzing naar Nigeria artikelen 3 en 13 EVRM schendt. Zij vraagt voorlopige maatregelen aan het EHRM op basis van artikel 39 van het Reglement van het Hof (“Rule 39”). De advocate erkent dat de interne, Belgische rechtsmiddelen niet beëindigd zijn maar stelt dat de lopende beroepen de uitwijzing naar Nigeria niet schorsen. Daarop vraagt het EHRM aan de Belgische regering om mevrouw Josef en haar kinderen niet uit te wijzen zolang het beroep bij het EHRM in behandeling is.

De voorziene beroepen bij de RvV

  • Annulatieberoep: Met een annulatieberoep bij de RvV vraag je de vernietiging van een BGV en/of een weigering van verblijf. Dit beroep schorst de uitvoering van het BGV niet. De vreemdeling kan met andere woorden gerepatrieerd worden tijdens de behandeling van dit beroep. De Verblijfswet voorziet specifieke procedures om wel zulke schorsing te krijgen. Enerzijds is er de procedure van vordering tot schorsing bij UDN en anderzijds is er de “gewone” schorsingsprocedure in combinatie met het verzoek om voorlopige maatregelen.
  • Vordering tot schorsing bij “UDN”: De UDN-procedure schorst de uitvoering van het BGV vanaf het moment dat je de vordering instelt. De RvV kan dan op basis van een onderzoek naar de ernst van de middelen op basis van het EVRM binnen de 72 uur beslissen dat de Belgische Staat de weigeringsbeslissing en het BGV niet mag uitvoeren. Op die manier kan de RvV beslissen dat de Belgische Staat de vreemdeling niet mag repatriëren vooraleer een grondig onderzoek is gedaan naar de middelen die de vreemdeling inroept in zijn annulatieberoep.
  • “Gewone” vordering tot schorsing en voorlopige maatregelen in UDN: Anderzijds kan de vreemdeling ook een schorsing van het BGV krijgen door te spelen met een andere combinatie van beroepen. Hij kan namelijk samen met een annulatieberoep ook een gewone vordering tot schorsing instellen. De gewone vordering tot schorsing schorst de uitvoering van het BGV niet. Wel kan de vreemdeling vanaf het moment dat hij opgesloten zit in afwachting van repatriëring voorlopige maatregelen vragen in UDN. Dan heeft de RvV de verplichting om binnen de 72 uur de vraag om voorlopige maatregelen en de eerder ingediende gewone vordering tot schorsing te behandelen. Deze vraag om voorlopige maatregelen zelf schorst de repatriëring.
  • Uiterst dringende noodzakelijkheid: Het begrip “uiterst dringende noodzakelijkheid” bij de vordering tot schorsing UDN en bij de procedure van voorlopige maatregelen betekent volgens de rechtspraak van de RvV en RvS dat er een bewarende maatregel moet zijn. De vreemdeling moet met andere woorden opgesloten zitten in afwachting van repatriëring om te voldoen aan deze voorwaarde. Art. 39/82 Vw spreekt van een “verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan de tenuitvoerlegging ervan imminent is”.

Oordeel van het EHRM

Stel dat een vreemdeling

  • een BGV kreeg
  • en (nog) niet opgesloten zit in afwachting van repatriëring
  • maar toch volhoudt dat de vraag om schorsing van het BGV uiterst dringend is.

Dit heeft volgende gevolgen:

  1. De vreemdeling kan alleen een gewone vordering tot schorsing instellen;
  2. Deze vordering schorst het BGV niet;
  3. Het enige doel van deze vordering is om op het moment van “uiterst dringende noodzakelijkheid”, namelijk bij opsluiting, nog voorlopige maatregelen te kunnen vragen.

Als de vreemdeling geen gewone vordering tot schorsing instelt samen met het annulatieberoep, en als de uiterst dringende noodzakelijkheid zich pas achteraf concreet voordoet, dan heeft de vreemdeling dus geen mogelijkheid meer om de schorsing te krijgen van het BGV.

De constructie van gewone vordering tot schorsing in combinatie met een verzoek om voorlopige maatregelen kan in theorie doeltreffend lijken. Maar, in de praktijk is ze moeilijk te hanteren en te ingewikkeld om te voldoen aan de eisen van een beschikbaar en toegankelijk beroep in rechte en in praktijk.

Het kan niet aan de verzoeker verweten worden dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de veelheid aan procedures voor de RvV of van het beroep bij de kortgedingrechter. Het argument van de regering dat niet alle interne rechtsmiddelen waren uitgeput, wordt dus verworpen.

Het Belgisch systeem voorziet in de situatie van mevrouw Josef geen effectief rechtsmiddel, namelijk een beroep dat automatisch schorsend is en dat een daadwerkelijk onderzoek toelaat van de middelen gebaseerd op artikel 3 EVRM. Dit schendt artikel 13 in combinatie met artikel 3 EVRM.