OCMW-steun met terugwerkende kracht na annulatie ongegrondheidsbeslissing 9ter
Maatschappelijke dienstverlening kan met terugwerkende kracht worden toegekend als vaststaat dat de betrokkene al vóór de hulpvraag behoeftig was maar niet eerder een hulpvraag kon indienen.
De Arbeidsrechtbank van Oudenaarde paste dit principe toe in een vonnis van 15 mei 2014. Een gezin verloor zijn OCMW-steun toen hun medische regularisatieaanvraag (artikel 9ter Verblijfswet) ongegrond verklaard werd. Het vroeg opnieuw OCMW-steun toen de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) de ongegrondheidsbeslissing annuleerde.
De Arbeidsrechtbank Oudenaarde besliste om opnieuw OCMW-steun toe te kennen vanaf de datum waarop de OCMW-steun eerder werd stopgezet.
Feiten
Een gezin afgewezen asielzoekers diende op 16-03-2011 een aanvraag artikel 9ter in. Deze werd op 26-04-2011 ontvankelijk verklaard waarna betrokkenen maatschappelijke dienstverlening kregen toegekend. Op 14-01-2013 verklaarde de DVZ de aanvraag 9ter ongegrond, waardoor het OCMW besloot om vanaf de betekeningsdatum van de ongegrondheidbeslissing op 25-02-2013 geen maatschappelijke dienstverlening meer te verlenen.
Betrokkenen gingen in beroep tegen de ongegrondheidsbeslissing van DVZ. Na annulatie van de ongegrondverklaring door de RvV op 25-07-2013, gaf het OCMW opnieuw maatschappelijke dienstverlening vanaf 05-08-2013, de datum van de nieuwe hulpvraag.
De DVZ verklaarde de 9ter aanvraag op 30-10-2013 voor de tweede keer ongegrond. Het OCMW besliste om vanaf de betekeningsdatum van de ongegrondheidbeslissing op 15-11-2013 geen steun meer toe te kennen. Het beroep bij de RvV tegen die tweede ongegrondheidbeslissing was nog steeds hangend op het moment van de uitspraak van de arbeidsrechter.
Een tweede en een derde asielaanvraag werden door de DVZ niet in overweging genomen. De RvV vernietigde deze beslissingen, wat ertoe leidde dat het OCMW vanaf 06-02-2014 opnieuw steun ging toekennen.
Betrokkenen vorderden bij de arbeidsrechtbank van Oudenaarde maatschappelijke dienstverlening met terugwerkende kracht, voor de periode tussen de ongegrondheidsbeslissingen en de nieuwe hulpvragen (tussen 25-02-2013 en 04-08-2013, en tussen 15-11-2013 en 05-02-2014).
Toekenning steun met terugwerkende kracht
Hoewel de OCMW-wet niet expliciet voorziet in de toekenning van maatschappelijke dienstverlening met terugwerkende kracht, is dit ook niet verboden. De rechtsleer bevestigt dat maatschappelijke dienstverlening met terugwerkende kracht kan worden toegekend, met name als:
- de behoeftigheid van de betrokkene tijdens de periode vóór de steunvraag niet betwist wordt, en
- de betrokkene in de onmogelijkheid verkeerde om al eerder een aanvraag in te dienen.
Het principe van retro-actieve steunverlening werd in de rechtspraak ook al toegepast met betrekking tot leefloon.
Arbeidsrechtbank Oudenaarde
Over de eerste periode oordeelde de arbeidsrechter dat betrokkenen in een dergelijke onmogelijkheid verkeerden vóór 25-07-2013, de datum waarop de RvV de ongegrondheidsbeslissing van de 9ter aanvraag vernietigde. Het was pas op 25-07-2013 dat vastgesteld kon worden dat betrokkenen opnieuw aan de toepassingsvoorwaarden voor maatschappelijke dienstverlening voldeden. Om aanspraak te kunnen maken op maatschappelijke dienstverlening is onder meer een wettig verblijf vereist. Dit was voor betrokkenen pas het geval op 25-07-2013 toen de ongegrondheidsbeslissing van de 9ter-aanvraag met terugwerkende kracht werd vernietigd.
De beslissing tot stopzetting van de maatschappelijke dienstverlening verliest door het annulatie-arrest van de RvV van 25-07-2013 a posteriori zijn wettelijke basis. Betrokkenen zijn vanaf dan opnieuw steungerechtigd, zelfs als zij hun (nieuwe) steunaanvraag pas enkele dagen later indienden.
Meer nog, betrokkenen mogen volgens de arbeidsrechter om billijkheidsredenen niet de dupe zijn van het (lange) tijdsverloop van een gerechtelijke procedure en moeten de nadelige gevolgen van de stopzetting van de steun niet ondergaan.
Het OCMW wordt daarom veroordeeld tot toekenning van maatschappelijke dienstverlening voor de periode van 25-02-2013 tot 04-08-2013.
Omdat het beroep bij de RvV tegen de tweede ongegrondheidsbeslissing nog steeds hangend was op het moment van uitspraak, verwees de arbeidsrechter het tweede deel van de vordering naar de rol, zeggende dat, in geval van annulatie, dezelfde redenering zou kunnen worden toegepast voor de periode van 15-11-2013 tot 05-02-2014.