Ontvankelijke 9ter-aanvraag is buitengewone omstandigheid in de zin van art. 9bis Vw
De Raad Van State (RvS) bevestigt in haar arrest nr 244.688 van 4 juni 2019 dat een legaal verblijf op basis van een ontvankelijke 9ter-aanvraag een buitengewone omstandigheid uitmaakt in de zin van artikel 9bis Verblijfswet (Vw). Dat geldt ook voor een ontvankelijke 9ter-aanvraag die retroactief van toepassing was op het moment van de 9bis-onontvankelijkheidsbeslissing, omdat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) de 9ter-ongegrondheidsbeslissing van Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) vernietigde.
Feiten
Een Congolese man diende op 11 maart 2011 een aanvraag machtiging tot verblijf om medische redenen in (9ter-aanvraag). De aanvraag werd ontvankelijk verklaard op 6 april 2011, waarna de betrokkene een attest van immatriculatie (AI) kreeg. De 9ter-aanvraag werd ongegrond verklaard op 28 juni 2011 en de man tekende beroep aan bij de RvV. De ongegrondheidsbeslissing werd vernietigd door de RvV op 31 augustus 2017 omdat de DVZ-arts in zijn advies niet met alle door de behandelende arts geattesteerde pathologieën rekening hield. Hierdoor werd de betrokkene retroactief hersteld in de situatie als was de ongegrondheidsbeslissing nooit genomen. In dit geval dus de situatie waarin DVZ de 9ter-aanvraag ontvankelijk verklaard had, maar nog geen (on)gegrondheidsbeslissing nam. Dit is een periode van legaal verblijf op basis van de ontvankelijkheidsbeslissing.
Op 20 juni 2013, tijdens deze (retroactieve) periode van legaal verblijf verklaarde DVZ een vroeger ingediende aanvraag om machtiging tot verblijf om humanitaire redenen (9bis-aanvraag) onontvankelijk. DVZ meende dat er geen bijzondere omstandigheden bewezen werden en leverde bovendien een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) af, met inreisverbod.
Raad van State
De RvV vernietigde de onontvankelijkheidsbeslissing van DVZ met betrekking tot de 9bis-aanvraag, evenals het BGV en inreisverbod. De RvS bevestigt dit vernietigingsarrest.
De RvS bevestigt dat de RvV op het moment van haar uitspraak, 28 februari 2018, verplicht is rekening te houden met:
- het absolute gezag van gewijsde van haar eerdere vernietigingsarrest over de 9ter-ongegrondheidsbeslissing, en
- de retroactieve werking van de vernietiging van een administratieve beslissing.
Ten gevolge van de vernietiging van de 9ter-ongegrondheidsbeslissing door de RvV, verbleef de betrokkene dus legaal in België toen hem een BGV werd afgeleverd. Bovendien is dit legaal verblijf op basis van een ontvankelijke 9ter-aanvraag op het moment van de 9bis-onontvankelijkheidsbeslissing, volgens de RvS op zichzelf een buitengewone omstandigheid die verhindert dat de betrokkene een aanvraag indient in zijn herkomstland, in de zin van artikel 9bis Vw.
De RvS bevestigt hiermee haar eerdere arrest nr. 229.610 van 18 december 2014.