Voorwaarden gezinshereniging gehandicapt kind met erkend vluchteling, subsidiair beschermde, staatloze of medisch geregulariseerde

Voorwaarden en documenten

Je moet je identiteit bewijzen. Dat doe je normaal met een reisdocument dat door België erkend wordt (bv. een paspoort). Je reisdocument moet nog minstens 12 maanden geldig zijn op het moment van de afgifte van het visum gezinshereniging. Het visum D gezinshereniging is zelf ook 12 maanden geldig.  De geldigheidsduur van het reisdocument mag dus niet korter zijn dan de geldigheidsduur van het visum.

Als je geen reisdocument hebt en er ook geen kan bekomen, kan je uitzonderlijk de visumaanvraag indienen zonder een reisdocument. Het is de bevoegde Belgische post die bepaalt of het voor jou effectief bijzonder moeilijk of onmogelijk is om een reisdocument te bekomen. Als de post van mening is dat het redelijkerwijs wél mogelijk is om een reisdocument te bekomen, dan moet je toch een reisdocument voorleggen bij het indienen van de aanvraag, of, ten laatste, bij de afgifte van het visum.

Als de post aanvaardt dat je geen reisdocument kan voorleggen moet je je volledige identiteit kunnen aantonen met andere bewijsmiddelen. De bevoegde Belgische post bepaalt welke alternatieve documenten voorgelegd kunnen worden om je identiteit te bewijzen. Dit zal afhangen van de specifieke lokale context (bv. een geboorteakte, een familieboekje, een document afgegeven door het UNHCR, enz.).

Als je bewijst dat je geen reisdocument kan voorleggen en je identiteit op een andere geldige manier aangetoond hebt (zoals hierboven toegelicht) zal DVZ een laissez-passer (doorlaatbewijs) afgeven. Met de laissez-passer (en je visum gezinshereniging) kan je naar België reizen.

Je moet een kopie voorleggen van de verblijfsvergunning van de gezinshereniger die je wil vervoegen. Of minstens een kopie van de machtiging tot verblijf van de gezinshereniger, al dan niet in combinatie met een bijlage 15.

Je bent het kind van een EU-student die je wil vervoegen of van zijn echtgenoot of (gelijk- of niet gelijkgestelde) geregistreerde partner. Kleinkinderen komen niet in aanmerking.

Je bewijst dat met een geboorteakte of een adoptieakte (en eventueel een erkenningsakte).

Pleegkinderen of kinderen onder buitenlandse voogdij hebben volgens DVZ géén recht op gezinshereniging. Wel kunnen zij onder bepaalde voorwaarden met een humanitair visum naar België komen. Volgens het Hof van Justitie kan een kind geplaatst onder een stelsel van wettelijke voogdij, zoals de Algerijnse kafala, beschouwd worden als een 'ander familielid' van een Unieburger met een recht op binnenkomst en verblijf op basis van de Burgerschapsrichtlijn , besproken in dit nieuwsbericht.

Heb je geen Belgische maar een buitenlandse akte? Dan moet je die eventueel laten legaliseren of voorzien van een apostille. Ga dit na op de website van de FOD Buitenlandse zaken. Als de akte in een andere taal opgesteld is dan het Nederlands, Frans, Duits of Engels, moet een beëdigd vertaler de akte vertalen. De Belgische ambassade werkt samen met een aantal beëdigde vertalers. Contacteer de ambassade om te weten op welke vertalers je een beroep kan doen. 

Let op! Je buitenlandse akte moet ook worden voorgelegd aan de Belgische gemeente waar je (stief)ouder woont. Dat kan alleen als de akte vertaald is in de taal van die gemeente (zoals bepaald door de Belgische taalwetgeving). Voorbeeld: een Nigeriaanse akte opgesteld in het Engels kan je gebruiken om een visum gezinshereniging aan te vragen. Maar om de akte te laten registreren in Antwerpen, moet de akte vertaald worden naar het Nederlands. 

Als je geen officiële akte kan voorleggen, kan DVZ rekening houden met ‘andere geldige bewijzen’

Voorbeelden van andere geldige bewijzen zijn:

  • een geboortecertificaat of geboorteattest
  • een huwelijksakte, opgesteld door de Belgische ambtenaar voor de burgerlijke stand, waarin de afstammingsband vermeld wordt
  • een notariële akte, gehomologeerd door de bevoegde overheid
  • een affidavit
  • een nationale identiteitskaart die de afstammingsband vermeldt
  • een huwelijkscontract waarin de afstammingsband vermeld wordt
  • uittreksels van de geboorteregisters
  • een vervangend vonnis

De omstandigheid dat je geen officiële documenten kan voorleggen moet ontstaan zijn onafhankelijk van je wil. Dat is zo in de volgende gevallen:

  • België erkent het betrokken land niet.
  • Je persoonlijke situatie is moeilijk verzoenbaar met een terugkeer naar de betrokken staat of met een contact met zijn overheden.

Soms maakt de interne situatie van het betrokken land het niet mogelijk om een officiële akte voor te leggen, doordat:

  • de documenten vernietigd werden en er geen enkel ander middel bestaat om ze te vervangen.
  • de bevoegde nationale overheden niet naar behoren functioneren.
  • de bevoegde nationale overheden niet meer bestaan.

Als je ook geen ‘andere geldige bewijzen’ kan voorleggen, kan DVZ of de Belgische ambassade je uitnodigen voor een gesprek en kan DVZ overgaan tot elk ander onderzoek dat het nodig vindt. In laatste instantie kan DVZ voorstellen om een DNA-analyse te laten uitvoeren.

Kan je wel een buitenlandse geboorte- of adoptieakte (en eventueel erkenningsakte) voorleggen? Dan moet België die akte (willen) erkennen. In principe gebeurt dat de plano door de Belgische overheid aan wie de akte voorgelegd wordt (bv. DVZ of de gemeente). 'De plano' wil zeggen: elke overheid kan autonoom over de erkenning oordelen zonder dat er eerst een procedure voor de rechter gevoerd moet worden. Behalve in het geval van een buitenlandse adoptieakte: daar gebeurt de erkenning uitsluitend door de Federale Centrale Autoriteit. Tot slot wordt bij de erkenning van buitenlandse afstammingsbanden soms een onderzoek gevoerd naar frauduleuze intenties van de betrokkenen.

> Wil je een familiesituatie die je in het buitenland geregeld hebt in België laten erkennen?


> Lees meer over de erkenning van een buitenlandse afstamming.


> Lees meer over de erkenning van een buitenlandse adoptie.

In principe ben je ouder dan 18 jaar. Je meerderjarigheid wordt echter beoordeeld op de datum van het verzoek om internationale bescherming of 9ter-aanvraag van de (stief)ouder die je wil vervoegen. Was je toen nog minderjarig? Dan heb je recht op gezinshereniging als 'minderjarig kind'. In principe bewijs je je leeftijd met een geboorte- of adoptieakte of een identiteitsbewijs.

Je moet ongehuwd zijn. Je bewijst dat met een attest van ongehuwdheid. Of eventueel met een echtscheidingsvonnis of overlijdensakte. Je moet dit bewijs alleen leveren als je volgens het recht van je land van herkomst de leeftijd bereikt hebt waarop je kan huwen.

Heb je een buitenlands attest of buitenlandse akte? Dan moet je die eventueel laten legaliseren of voorzien van een apostille. Ga dit na op de website van de FOD Buitenlandse zaken. Als de akte in een andere taal opgesteld is dan het Nederlands, Frans, Duits of Engels, moet een beëdigd vertaler de akte vertalen. De Belgische ambassade werkt samen met een aantal beëdigde vertalers. Contacteer de ambassade om te weten op welke vertalers je een beroep kan doen. 

Je bent niet in staat om in je eigen behoeften te voorzien omwille van je handicap. Je bewijst dat met een medisch attest van een arts die erkend is door de Belgische diplomatieke post in je herkomstland. 

Als de gezinshereniger een erkend vluchteling is, subsidiaire bescherming geniet, een verblijf wegens staatloosheid heeft of medisch geregulariseerd is, geldt er soms géén voorwaarde van stabiele en toereikende bestaansmiddelen. Er zijn voorwaarden voor de vrijstelling die allemaal vervuld moeten zijn:

  • Het moet gaan om gezinshereniging, géén gezinsvorming. Dat wil zeggen dat de verwantschapsband al bestond vóór de vluchteling, subsidiair beschermde, staatloze of medisch geregulariseerde die zich laat vervoegen, België binnenkwam.
  • Je moet je aanvraag gezinshereniging indienen binnen het jaar nadat de gezinshereniger erkend is als vluchteling, de status van subsidiaire bescherming kreeg, een verblijf bekwam als staatloze of medisch geregulariseerd is. Uit rechtspraak blijkt dat je ook bij een laattijdige aanvraag (na een jaar) vrijgesteld bent van het bewijs van bestaansmiddelen, voor zover de laattijdige indiening objectief verschoonbaar is op grond van bijzondere omstandigheden. Bijvoorbeeld bij zware moeilijkheden of onmogelijkheid om tijdig een visum aan te vragen bij de Belgische diplomatieke post (bv. omwille van de veiligheidssituatie of de onmogelijkheid om tijdig een afspraak te bekomen op het Belgisch consulaat). Je brengt DVZ best binnen het jaar op de hoogte van de bestaande bijzondere omstandigheden met het verzoek om de termijn van vrijstelling te verlengen.
  • DVZ verzet zich niet tegen de vrijstelling. DVZ kan zich alleen verzetten (door toch bewijzen van bestaansmiddelen te vragen) wanneer de gezinshereniging mogelijk is in een ander land, waarmee jij of je gezinshereniger een bijzondere band heeft. DVZ houdt in de beslissing rekening met de voorwaarden voor gezinshereniging die dat andere land stelt en met de mogelijkheid voor jou en je gezinshereniger om aan die voorwaarden te voldoen. In de praktijk verzet DVZ zich niet tegen de vrijstelling.

Als je niet geniet van de vrijstelling moet je bewijzen dat je gezinshereniger stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen heeft om zichzelf en zijn gezin te onderhouden en niet ten laste te vallen van de sociale bijstand. Volgens de Verblijfswet is dat zeker het geval als je gezinshereniger stabiele en regelmatige bestaansmiddelen heeft van minstens 120% van het leefloon tarief ‘persoon met een gezin ten laste’. Het bedrag is gekoppeld aan de spilindex van de consumptieprijzen. Momenteel bedraagt het 

2.131,28 euro netto/maand

Onder dit bedrag mag DVZ de aanvraag gezinshereniging niet automatisch weigeren. DVZ moet eerst een individuele behoefteanalyse maken om te bepalen welke bestaansmiddelen jullie gezin nodig heeft om te voorzien in jullie behoeften, zonder (structureel) ten laste te vallen van de sociale bijstand. Dit volgt uit het arrest Chakroun.  Je bezorgt dan best bij je aanvraag gezinshereniging alle nuttige gegevens zodat DVZ de financiële toestand van je gezin kan beoordelen. Geef bijvoorbeeld een gedetailleerd overzicht van de maandelijkse inkomsten en uitgaven en toon aan waarom je gezin niet ten laste zal vallen van de sociale bijstand ondanks het feit dat jullie inkomen lager ligt dan 120% van het leefloon.

Als je gezinshereniger in België aantoont een inkomen te hebben dat gelijk is aan of hoger dan het wettelijke referentiebedrag, dan hoef je geen bijkomende bewijzen toe te voegen. Dit volgt uit rechtspraak van het Grondwettelijk hof.  

Richtlijn 2003/86/EG

De inkomensvereiste komt voort uit EU-richtlijn 2003/86/EG over gezinshereniging met derdelanders. Volgens de richtlijn mogen lidstaten het bewijs vragen van “stabiele en regelmatige inkomsten die volstaan om het gezin te onderhouden, zonder een beroep te doen op de sociale bijstand van de gastlidstaat”. Volgens het HvJ gaat dit niet om bijzondere, individueel bepaalde of occasionele sociale bijstand maar om algemene, structurele sociale bijstand.  In België kan een gezin met een inkomen van minstens 100% van het leefloon tarief ‘persoon met een gezin ten laste’ niet structureel ten laste vallen van de sociale bijstand in de zin van de richtlijn, zoals geïnterpreteerd door het HvJ.

Belgische Verblijfswet en praktijk DVZ

Volgens de Belgische Verblijfswet heeft je gezinshereniger in België toereikende bestaansmiddelen wanneer het een inkomen heeft van minstens 120% van het leefloon tarief ‘persoon met gezin ten laste’ De Verblijfswet legt dus een hogere inkomenseis op dan toegelaten door het Unierecht.

De volgende inkomsten zijn volgens de Verblijfswet uitgesloten en tellen niet mee voor de berekening van de bestaansmiddelen:

  • leefloon
  • maatschappelijke dienstverlening
  • gezinsbijslag
  • wachtuitkering
  • overbruggingsuitkering
  • werkloosheidsuitkering, tenzij de gezinshereniger bewijst dat hij of zij actief werk zoekt. De gezinshereniger moet niet bewijzen dat hij actief op zoek is naar werk als hij vrijgesteld is van de verplichting om beschikbaar te zijn op de arbeidsmarkt, conform artikel 89 en 98bis van het koninklijk besluit werkloosheidsreglementering van 25 november 1991. Dit volgt uit rechtspraak van het Grondwettelijk Hof.  

Het moet gaan om stabiele en regelmatige bestaansmiddelen. Om die reden weigert DVZ vaak inkomsten uit:

  • interimarbeid (tenzij bij een ononderbroken tewerkstelling van minstens één jaar of na een periode van werkloosheid)
  • tijdelijke arbeidsovereenkomsten
  • een 'artikel 60 tewerkstelling'

DVZ vraagt dat je bij voorkeur bewijzen overmaakt van bestaansmiddelen van de laatste 12 maanden.

Je kan toereikende en stabiele bestaansmiddelen o.m. bewijzen met:

  • loonfiches
  • maaltijdcheques
  • netto huurinkomsten. Hoe dit precies berekend wordt vind je op de website van DVZ.
  • het meest recente aanslagbiljet in de personenbelasting
  • een arbeidscontract
  • rekeninguittreksels
  • pensioenfiches
  • bewijzen van het actief zoeken naar werk, in combinatie met het bewijs van de werkloosheidsuitkering
  • inkomsten uit een zelfstandige activiteit moeten met specifieke documenten bewezen worden. Je vindt een gedetailleerd overzicht van de vereiste bewijzen op de website van DVZ.

DVZ houdt alleen rekening met de eigen bestaansmiddelen van de gezinshereniger in België die je komt vervoegen en dus niet met jouw inkomsten of eventuele inkomsten van derden. Deze praktijk staat op gespannen voet met rechtspraak van het Hof van Justitie. Uit een arrest van de Raad van State volgt dat DVZ ook rekening moet houden met inkomsten die de gezinshereniger ontvangt van een gezinslid, bv. via een doorlopende opdracht. 

Voor meer info over de bestaansmiddelenvoorwaarde bij gezinshereniging, lees ons rechtspraakoverzicht.

Als de gezinshereniger een erkend vluchteling is, subsidiaire bescherming geniet, een verblijf wegens staatloosheid heeft of medisch geregulariseerd is, geldt er soms géén voorwaarde van voldoende huisvesting. Er zijn voorwaarden voor de vrijstelling die allemaal vervuld moeten zijn:

  • Het moet gaan om gezinshereniging, géén gezinsvorming. Dat wil zeggen dat de verwantschapsband al bestond vóór de vluchteling, subsidiair beschermde, staatloze of medisch geregulariseerde die zich laat vervoegen, België binnenkwam.
  • Je moet je aanvraag gezinshereniging indienen binnen het jaar nadat de gezinshereniger erkend is als vluchteling, de status van subsidiaire bescherming kreeg, een verblijf bekwam als staatloze of medisch geregulariseerd is. Uit rechtspraak volgt dat je ook bij een laattijdige aanvraag (na een jaar) vrijgesteld bent van het bewijs van bestaansmiddelen, voor zover de laattijdige indiening objectief verschoonbaar is op grond van bijzondere omstandigheden. Bijvoorbeeld bij zware moeilijkheden of onmogelijkheid om tijdig een visum aan te vragen bij de Belgische diplomatieke post (bv. omwille van de veiligheidssituatie of de onmogelijkheid om tijdig een afspraak te bekomen op het Belgisch consulaat). Je brengt DVZ best binnen het jaar op de hoogte van de bestaande bijzondere omstandigheden met het verzoek om de termijn van vrijstelling te verlengen.
  • DVZ verzet zich niet tegen de vrijstelling. DVZ kan zich alleen verzetten (door toch bewijzen van huisvesting te vragen) wanneer de gezinshereniging mogelijk is in een ander land, waarmee jij of je gezinshereniger een bijzondere band heeft. DVZ houdt in de beslissing rekening met de voorwaarden voor gezinshereniging die dat andere land stelt en met de mogelijkheid voor jou en je gezinshereniger om aan die voorwaarden te voldoen. In de praktijk verzet DVZ zich niet tegen de vrijstelling.

Als je niet geniet van de vrijstelling moet de gezinshereniger in België wél voldoende huisvesting hebben om je op te vangen. Je bewijst dit met één van de volgende documenten:

  • een kopie van het geregistreerd huurcontract van de woning waar de gezinshereniger zijn hoofdverblijfplaats (domicilie) heeft:
    • Een huurcontract moet geregistreerd zijn op het registratiekantoor. De registratie is een verplichting van de verhuurder. Maar ook de huurder kan het zelf laten registreren. Lees hier meer over de registratieprocedure.
    • Let op! Het attest van MyRent (= bewijs registratie) is niet voldoende. De aanvrager moet zowel het huurcontract, als het bewijs van registratie voorleggen.
  • een kopie van de notariële eigendomsakte van de woning waar de gezinshereniger zijn hoofdverblijfplaats (domicilie) heeft:
    • De eigendomsakte moet een notariële akte zijn. Een onderhandse verkoopakte (bijvoorbeeld een compromis) wordt niet aanvaard.
    • In de praktijk aanvaardt DVZ ook een bankattest met betrekking tot het hypothecair krediet als bewijs van huisvesting, op voorwaarde dat de naam van de gezinshereniger en het adres van het goed vermeld op het attest overeenkomt met het domicilieadres van de gezinshereniger in het rijksregister.
    • In de praktijk aanvaardt DVZ ook een attest met betrekking tot de betaling van de onroerende voorheffing (kadastraal inkomen), op voorwaarde dat het adres van het goed vermeld op het attest overeenkomt met het domicilieadres van de gezinshereniger in het rijksregister.

Als de woning onbewoonbaar verklaard is, weigert DVZ je aanvraag. 

Zorg ervoor dat je bewijzen actueel zijn. 
 

Leg de bewijzen van huisvesting voor van het adres waar je gezinshereniger effectief woont op het moment van de aanvraag gezinshereniging. Het heeft geen zin om een huurcontract of eigendomsakte af te geven van een woning waar je gezin pas later zal intrekken (bijv. na de gezinshereniging). Zelfs al is die woning ruimer en beter geschikt. Op de wachtlijst staan voor een sociale woning, voldoet niet als bewijs.

In de praktijk eist DVZ niet dat de gezinshereniger zelf als huurder vermeld staat in het geregistreerd huurcontract of als eigenaar in de notariële verkoopakte. Het volstaat dat hij op dat adres woont en dat dit blijkt uit het rijksregister. De persoon die als huurder vermeld staat in de huurovereenkomst of als eigenaar in de notariële eigendomsakte moet wel een familielid zijn van de persoon die je in België komt vervoegen.

DVZ, niet de gemeente, oordeelt of er voldoende huisvesting is. De gemeente gaat alleen na of je de vereiste documenten overmaakte (als je de aanvraag gezinshereniging in België indient).

Als de gezinshereniger een erkend vluchteling is, subsidiaire bescherming geniet, een verblijf wegens staatloosheid heeft of medisch geregulariseerd is, geldt er soms géén voorwaarde van ziekteverzekering. Er zijn voorwaarden voor de vrijstelling die allemaal vervuld moeten zijn:

  • Het moet gaan om gezinshereniging, géén gezinsvorming. Dat wil zeggen dat de verwantschapsband al bestond vóór de vluchteling, subsidiair beschermde, staatloze of medisch geregulariseerde die zich laat vervoegen, België binnenkwam.
  • Je moet je aanvraag gezinshereniging indienen binnen het jaar nadat de gezinshereniger erkend is als vluchteling, de status van subsidiaire bescherming kreeg, een verblijf bekwam als staatloze of medisch geregulariseerd is. Uit rechtspraak volgt dat je ook bij een laattijdige aanvraag (na een jaar) vrijgesteld bent van het bewijs van bestaansmiddelen, voor zover de laattijdige indiening objectief verschoonbaar is op grond van bijzondere omstandigheden. Bijvoorbeeld bij zware moeilijkheden of onmogelijkheid om tijdig een visum aan te vragen bij de Belgische diplomatieke post (bv. omwille van de veiligheidssituatie of de onmogelijkheid om tijdig een afspraak te bekomen op het Belgisch consulaat). Je brengt DVZ best binnen het jaar op de hoogte van de bestaande bijzondere omstandigheden met het verzoek om de termijn van vrijstelling te verlengen.
  • DVZ verzet zich niet tegen de vrijstelling. DVZ kan zich alleen verzetten (door toch bewijzen van bestaansmiddelen te vragen) wanneer de gezinshereniging mogelijk is in een ander land, waarmee jij of de gezinshereniger een bijzondere band heeft. DVZ houdt in de beslissing rekening met de voorwaarden voor gezinshereniging die dat andere land stelt en met de mogelijkheid voor jullie om aan die voorwaarden te voldoen. In de praktijk verzet DVZ zich niet tegen de vrijstelling.

Als je niet geniet van de vrijstelling moeten zowel jij als de gezinshereniger, een ziekteverzekering hebben die jullie verzekert voor ziektekosten in België.

Bij een aanvraag in België kan je dat bewijs leveren met:

  • het bewijs van aansluiting bij een Belgisch ziekenfonds van jezelf en de persoon die je vervoegt.
  • een privéziekteverzekering. De privéziekteverzekering dekt de risico’s in België gedurende minstens 3 maanden, voor een bedrag van 30.000 euro. Je moet ook bewijzen dat de persoon die je komt vervoegen aangesloten is bij een Belgisch ziekenfonds.
  • een buitenlandse ziekteverzekering. De buitenlandse ziekteverzekering moet de risico’s in België dekken. DVZ vermeldt de buitenlandse ziekteverzekering niet op zijn website als mogelijk bewijs, maar de Verblijfswet sluit dat niet uit. Je moet ook bewijzen dat de persoon die je komt vervoegen aangesloten is bij een Belgisch ziekenfonds.

Bij een aanvraag in het buitenland kan je het bewijs leveren met:

  • een modelattest van het Belgisch ziekenfonds van de persoon die je komt vervoegen. Het modelattest bevestigt dat jij je in België kan aansluiten bij het ziekenfonds vanaf je aankomt in België. Dit is alleen mogelijk voor de echtgenoot ten laste en kinderen jonger dan 25 jaar van de verzekerde persoon die vervoegd wordt.
  • een privéziekteverzekering. De privéziekteverzekering dekt de risico’s in België gedurende minstens 3 maanden, voor een bedrag van 30.000 euro. Je moet ook bewijzen dat de persoon die je komt vervoegen aangesloten is bij een Belgisch ziekenfonds.
  • een buitenlandse ziekteverzekering. De buitenlandse ziekteverzekering moet de risico’s in België dekken. De DVZ vermeldt de buitenlandse ziekteverzekering niet op zijn website als mogelijk bewijs, maar de Verblijfswet sluit dat niet uit. Je moet ook bewijzen dat de persoon die je komt vervoegen aangesloten is bij een Belgisch ziekenfonds.

Je mag geen gevaar vormen voor de volksgezondheid. Om die reden mag je niet lijden aan één van de ziekten opgesomd in de bijlage bij de Verblijfswet. Je bewijst dat met een medisch attest dat bevestigt dat je niet lijdt aan een ziekte die een gevaar vormt voor de Belgische volksgezondheid. Het mag niet ouder zijn dan 6 maanden. Het attest kan opgesteld worden door een arts die erkend is door de Belgische ambassade. Contacteer de ambassade om te weten op welke arts je een beroep kan doen. Als je voor een niet-erkende geneesheer kiest moet je zijn handtekening laten legaliseren door de bevoegde plaatselijke overheid. Nadien moet je de handtekening van deze overheid laten legaliseren door de Belgische diplomatieke post. Ben je al in België? Dan kan je een medisch attest laten opmaken door een arts naar keuze in België.

Vanaf 18 jaar moet je bewijzen dat je geen gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. Je bewijst dat met een uittreksel uit het strafregister of een bewijs van goed gedrag en zeden. In principe vraag je dit aan bij de bevoegde overheid in het land van herkomst. Het document mag niet ouder zijn dan 6 maanden. Kijk na of je het buitenlands document moet laten legaliseren of voorzien van een apostille. Als het document in een andere taal opgesteld is dan het Duits, het Engels, het Frans of het Nederlands, dan moet je het laten vertalen door een beëdigd vertaler. De Belgische ambassade werkt samen met een aantal beëdigde vertalers. Contacteer de ambassade om te weten op welke vertalers je een beroep kan doen.

Als je geen bewijs of geen voldoende recent bewijs kan voorleggen, motiveer dan waarom.

Meer info

Wetgeving