Geschillencommissie: afvoering rijksregister na verlies verblijfrecht onvoldoende reden voor stopzetting Groeipakket

In het kort

In de praktijk is de vraag gerezen of een niet-Belgisch kind bij een afvoering uit het rijksregister na verlies van verblijfsrecht nog recht heeft op het Groeipakket. In beslissing 2024/0043 van 19-4-2024 stelde de Geschillencommissie van het Agentschap Opgroeien dat dit niet betekent dat ook de feitelijke verblijfssituatie in België automatisch ophoudt te bestaan. Een afvoering volstaat dus niet om de toekenning van het groeipakket stop te zetten of de al uitbetaalde sommen terug te vorderen. De uitbetalingsinstelling moet altijd nagaan of het kind zijn feitelijke verblijfplaats in België heeft behouden en of het kind valt onder één van de vrijstellingen op de verblijfsvoorwaarde uit het Groeipakketdecreet. 

Decretale verblijfsvoorwaarde

In Vlaanderen wordt de maandelijkse kinderbijslag en de eventuele bijzondere toeslagen (samen ‘het groeipakket’) uitbetaald door één van de vijf Vlaamse uitbetalingsinstellingen: Fons, Parentia, Infinio, MyFamily of KidsLife Vlaanderen. Tegen een niet-toekenning, terugvordering of tegen het uitblijven van een beslissing, kan je beroep instellen bij de Geschillencommissie van het Agentschap Opgroeien.

Een kind geeft recht op gezinsbijslagen als het

  • een woonplaats heeft in het Nederlands taalgebied én 
  • ofwel de Belgische nationaliteit heeft, 
  • ofwel een toelating of machtiging tot verblijf of vestiging heeft 
    • tenzij het is vrijgesteld van deze verblijfsvoorwaarde
      • Vb. Kinderen die zelf niet voldoen aan de voorwaarden van woonplaats en nationaliteit of verblijf maar wiens ouders wel voldoen aan deze voorwaarden geven wel recht op gezinsbijslagen .

De volgende kinderen in België hebben geen recht op gezinsbijslagen. De kinderen die verblijven op basis van

  • studie 
  • beroepsopleiding
  • vrijwilligerswerk 
  • werk als au-pair  

Verblijfsrecht van meer dan 3 maanden

Een kind dat niet de Belgische nationaliteit heeft, volgens de interpretatie van Groeipakket Vlaanderen, recht als het een verblijfsrecht van meer dan drie maanden heeft. In deze zaak werd het kind afgevoerd uit het Rijksregister. Een afvoering uit het Rijksregister kan onder meer plaatsvinden wanneer de Dienst Vreemdelingenzaken een negatieve verblijfsbeslissing neemt. Op het eerste zicht is dan dus niet voldaan aan de verblijfsvoorwaarde. 

Vrijstellingen

Echter, het Groeipakketdecreet voorziet in de mogelijkheid tot het creëren van een aantal vrijstellingen . Deze uitzonderingen zijn terug te vinden in de Toelichtingsnota van 27 juni 2023. Een van de uitzonderingen is: “Als het kind geen verblijfsrecht heeft maar minstens één van zijn ouders heeft een verblijfsrecht van meer dan drie maanden, voldoet het kind aan de verblijfsvoorwaarde. Of het kind al dan niet deel uitmaakt van het gezin van de ouder met verblijfsrecht is niet relevant.”  . Aangezien in deze zaak vaststond dat de vader van het kind steeds over een verblijfsrecht van meer dan drie maanden beschikte, oordeelde de uitbetalingsinstelling – terecht – dat voldaan was aan de verblijfsvoorwaarde.

Woonplaatsvoorwaarde: feitelijke plaats, gewoonlijk verblijf

Naast de verblijfsvoorwaarde is er ook een woonplaatsvoorwaarde. Er is pas recht op het groeipakket als vaststaat dat het kind zijn woonplaats heeft in het Nederlandse taalgebied. Het begrip ‘woonplaats’ wordt gedefinieerd als 'de plaats waar de persoon in de bevolkingsregisters is ingeschreven als hebbende aldaar zijn verblijfplaats en, bij gebrek daaraan, de verblijfplaats van de persoon'.  Het begrip ‘verblijfplaats’ wordt omschreven als: “de feitelijke plaats waar de persoon gewoonlijk verblijft”.  

De uitbetalingsinstelling oordeelde – onterecht – dat uit de afvoering uit het Rijksregister kon worden afgeleid dat het kind niet langer aan de woonplaatsvoorwaarde voldeed. Volgens hen was er sinds de afvoering dan ook geen recht meer op het groeipakket. 

De Geschillencommissie stelde echter vast dat er in deze zaak geen twijfel bestond dat het kind zijn gewone verblijfsplaats in België heeft behouden. De onderwijsinstelling waar het kind schoolliep, attesteerde dat het kind ook na de afvoering regelmatig de lessen bijwoonde. Uit het loutere feit dat iemand werd afgevoerd uit het Rijksregister kan bijgevolg niet worden afgeleid dat niet langer voldaan is aan de woonplaatsvoorwaarde. Doorslaggevend is niet de inschrijving in de bevolkingsregisters maar de daadwerkelijke aanwezigheid op het Belgisch grondgebied.