HvJ verduidelijkt verplichtingen lidstaten betreffende vrij verkeer en erkenning afstammingsbanden bij gezinnen met ouders van hetzelfde geslacht

In het arrest nr. C-2/21 van 24 juni 2022 verduidelijkt het Hof van Justitie (HvJ) de verplichtingen van lidstaten betreffende het vrij verkeer van personen en de erkenning van ouderschap bij gezinnen met ouders van hetzelfde geslacht. Het HvJ verplicht Polen om een identiteitskaart of paspoort af te leveren zodat het kind haar rechten als Unieburger, onder andere het recht op vrij verkeer, kan uitoefenen. Dat moet op basis van de Spaanse geboorteakte, waarop twee moeders vermeld staan, zelfs zonder inschrijving van de geboorteakte in de Poolse registers van burgerlijke stand. Het HvJ verplicht Polen ook om de Spaanse geboorteakte te erkennen, waardoor het kind met elk van haar beide ouders het recht op vrij verkeer kan uitoefenen. De rechter erkent dat lidstaten bevoegd zijn voor vragen over de burgerlijke stand en dat het Unierecht deze bevoegdheid onverlet laat. De rechter benadrukt dat de verschillen tussen de in de lidstaten geldende regels geen afbreuk mogen doen aan het recht op vrij verkeer. Deze zaak roept bijna identieke vragen op als in zaak C-490/20 van 14 december 2021 (HvJ arrest Stolichna obshtina, rayon „Pancharevo”, zoals ook besproken in ons apart nieuwsbericht).

Feiten en procedure

Een Poolse en Ierse vrouw zijn in 2018 gehuwd in Ierland. In 2018 krijgen ze in Spanje een kind. De Spaanse geboorteakte vermeldt beide vrouwen als moeder. Beide vrouwen verzochten om inschrijving van de geboorteakte in het Poolse register van de burgerlijke stand. In april 2019 heeft het hoofd van de burgerlijke stand van Krakau dit verzoek afgewezen omdat een inschrijving in strijd zou zijn met de fundamentele beginselen van de rechtsorde van Polen. Volgens Pools recht kan een kind slechts een vrouw en een man als ouders hebben. Dit had tot gevolg dat het kind niet over een identiteitsbewijs kon beschikken aangezien de aanvraag tot afgifte van een Pools paspoort was afgewezen op grond dat de geboorteakte niet was ingeschreven in het Poolse register van de burgerlijke stand. In februari 2019 deelden de Ierse autoriteiten op hun beurt mee dat het kind niet de Ierse nationaliteit had en dus geen recht had op een identiteitskaart of paspoort. Hierop stelde de Poolse, nationale ombudsman een beroep in tegen de weigeringsbeslissing van het hoofd van de burgerlijke stand. De Poolse rechter stelt naar aanleiding van deze zaak een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie (HvJ).

Analyse HvJ

Het HvJ stelt vast dat, zoals aangegeven door de nationale rechter, het kind geboren in Spanje, een Pools staatsburger is. Volgens artikel 20, lid 1, VWEU is het kind een Unieburger. Uit voorgaande rechtspraak van het HvJ volgt dat de hoedanigheid van Unieburger de primaire hoedanigheid van de onderdanen van de lidstaten moet zijn (zie HvJ arrest van 14 december 2021, C‑490/20). Een Unieburger die gebruik maakte van zijn vrijheid om naar een andere lidstaat dan zijn lidstaat van herkomst te reizen en daar te verblijven, kan beroepen op de in artikel 21, lid 1, VWEU voorziene rechten, ook ten opzichte van zijn lidstaat van herkomst. Ook Unieburgers die geboren zijn in het gastland van hun ouders kunnen zich beroepen op de rechten van deze bepaling (zie HvJ arrest van 14 december 2021, C‑490/20). Zo geeft artikel 21, lid 1, VWEU aan een Unieburger het recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, en verplicht artikel 4, lid 3 van richtlijn 2004/38 de lidstaten om een identiteitskaart of paspoort af te leveren aan hun burgers, opdat zij ook effectief dit recht kunnen uitoefenen.

In deze zaak is het in Spanje geboren kind een Pools staatsburger. De Poolse autoriteiten zijn dus verplicht om haar een identiteitskaart of paspoort af te geven waarop haar nationaliteit vermeld is, en ook haar familienaam zoals die door de Spaanse autoriteiten in de geboorteakte werd vastgesteld. Het HvJ verwijst ook hier naar zijn arrest Stolichna obshtina, rayon „Pancharevo” van 14 december 2021 (C-490/20, EU:C:2021:1008, punt 44). Hierin stelde het Hof reeds vast dat op basis van artikel 21 VWEU een lidstaat de familienaam van een kind moet erkennen zoals die is vastgesteld en ingeschreven in een andere lidstaat. Bovendien verplicht artikel 4, lid 3 richtlijn 2004/38 Polen om een identiteitskaart of paspoort af te leveren, los van de inschrijving van de Spaanse geboorteakte van het kind in het Poolse register van de burgerlijke stand. Dat het Poolse recht vereist dat een geboorteakte wordt ingeschreven voor de afgifte van een Poolse identiteitskaart, kan geen belemmering vormen voor het verkrijgen van een identiteitskaart of paspoort. Dit document moet het voor het kind immers mogelijk maken om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven met elk van haar twee moeders. Unieburgers hebben namelijk op grond van artikel 21 VWEU het recht om zowel in het gastland als in de lidstaat waarvan zij de nationaliteit bezitten, als zij hier naar terugkeren, een normaal gezinsleven te leiden, samen met hun familieleden.

Het HvJ merkt op dat de Spaanse autoriteiten op wettige wijze de juridische afstammingsband van het Poolse kind met haar twee ouders vaststelden in de geboorteakte van het kind. Dit verplicht de Poolse autoriteiten om de afstammingsbanden van het kind te erkennen, zodat het kind met elk van haar beide ouders haar recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, kan uitoefenen. Om dit recht effectief te kunnen uitoefenen, moeten de ouders beschikken over een document waarin zij worden vermeld als personen die bevoegd zijn om met het kind te reizen.

De verplichting om een identiteitskaart of paspoort af te geven aan een kind dat onderdaan is van die lidstaat, dat in een andere lidstaat is geboren waarvan de geboorteakte twee personen van hetzelfde geslacht als ouder vermeldt en de verplichting om te erkennen dat het kind afstamt van elk van deze twee personen omtrent de uitoefening van de rechten van artikel 21 VWEU, betekent niet dat de lidstaat waarvan het kind onderdaan is, het ouderschap van personen van hetzelfde geslacht in zijn wetgeving moet opnemen (zie HvJ arrest van 14 december 2021, C‑490/20). Het Hof benadrukt dat een nationale maatregel die de uitoefening van het vrije verkeer van personen kan belemmeren, enkel kan worden gerechtvaardigd indien de maatregel in overeenstemming is met de grondrechten van het Handvest. Het HvJ beklemtoont dat artikel 7 van het Handvest de relatie tussen het kind en elk van de twee personen met wie het in het gastland daadwerkelijk een gezinsleven leidt en die als ouders zijn vermeld op de door de autoriteiten van het gastland opgestelde geboorteakte, beschermt. Bovendien zou het in strijd zijn met het recht op gezinsleven (artikelen 7 en 24 van het Handvest) om dat kind de relatie met één van haar ouders te ontzeggen in het kader van de uitoefening van haar recht op vrij verkeer omwille van het feit dat haar ouders van hetzelfde geslacht zijn (zie HvJ arrest van 14 december 2021, C‑490/20).

Het HvJ komt tot het besluit dat de Poolse autoriteiten verplicht zijn:

  • Om aan de minderjarige Unieburger, wiens Spaanse geboorteakte twee personen van hetzelfde geslacht aanwijst, een identiteitskaart of een paspoort af te geven zonder te vereisen dat eerst een geboorteakte van dit kind wordt ingeschreven in het nationale register van de burgerlijke stand; en
  • Om de Spaanse geboorteakte te erkennen, waardoor het kind met elk van beide ouders haar recht kan uitoefenen om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven.