Nieuw Brussels arbeidsmarktbeleid vanaf 1 oktober 2024
In het kort
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moderniseert zijn arbeidsmarktbeleid voor arbeidsmigranten. De nieuwe regels treden in werking op 1-10-2024 en hebben zowel betrekking op werknemers als zelfstandigen. Het gaat grotendeels om een (her)codificering van de bestaande regels en praktijken in Brussel, maar er zijn ook een aantal nieuwigheden.
Concreet gaat het om drie nieuwe wetteksten:
- De Ordonnantie van 1 februari 2024 betreffende economische migratie (hierna: Ordonnantie van 1 februari 2024) bepaalt het algemene kader en vervangt hiermee voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
- de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, en
- de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen.
- Het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 mei 2024 houdende uitvoering van de ordonnantie van 1 februari 2024 betreffende economische migratie (hierna: BBHR van 16 mei 2024) bevat de inhoudelijke regels en vervangt hiermee voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
- het Koninklijk Besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers,
- het Koninklijk Besluit van 2 augustus 1985 houdende de uitvoering van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen, en
- Het Koninklijk Besluit van 3 februari 2003 tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit. Het gaat hier enkel om de vervanging van de Brussels Hoofdstedelijk Gewest-specifieke vrijstellingen. De federale vrijstellingen van beroepskaart op basis van de verblijfssituatie van bepaalde vreemdelingen blijven bestaan.
- Het Ministerieel besluit van 9 september 2024 tot vaststelling van de lijst van documenten met betrekking tot de toekennings-of vernieuwingsvoorwaarden van de toelatingen zoals bepaald in de ordonnantie van 1 februari 2024 betreffende economische migratie lijst de documenten op die per categorie moeten worden ingediend bij de aanvraag.
We bespreken hieronder de belangrijkste wijzigingen en opvallendste zaken. De informatie op onze vaste webpagina’s wordt op 1 oktober aangepast.
Gewijzigde terminologie
Een eerste opvallende wijziging is dat in de Brusselse regelgeving en communicatie niet langer over arbeidskaarten, gecombineerde vergunningen en beroepskaarten wordt gesproken. Wel worden de volgende termen geïntroduceerd:
- ‘Toelating tot arbeid van korte duur’. Deze is geldig voor maximaal 90 dagen. Dit is dus de ‘arbeidskaart’. Er zal echter geen echte arbeidskaart meer worden afgeleverd, maar enkel kennisgeving via een brief aan de werkgever.
- ‘Toelating tot arbeid van lange duur’. Deze is geldig voor meer dan 90 dagen. Dit kan twee vormen aannemen:
- een toelating tot arbeid in het kader van een gecombineerde vergunningsaanvraag
- een louter gewestelijke toelating tot arbeid (bv. voor au pairs of grensarbeiders)
- ‘Toelating om een zelfstandige activiteit uit te oefenen’. Dit is de beroepskaart en de beslissing wordt ook in de vorm van een beroepskaart afgeleverd.
Op onze website blijven we de termen arbeidskaart, gecombineerde vergunning en beroepskaart gebruiken. Zij blijven immers relevant als overkoepelende termen en worden in andere gewesten en in federale regelgeving gebruikt. Waar nodig zullen we de termen nuanceren voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Nieuwe berekening loonbedragen
Voor de categorieën van werknemers waarvoor een specifiek minimuminkomen bestaat, verandert de berekeningswijze van het minimumloon:
- Er wordt niet langer met bruto jaarlonen gewerkt, maar wel met een percentage van het gemiddeld bruto maandloon in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat jaarlijks door STATBEL gepubliceerd wordt. De van toepassing zijnde bedragen worden elk jaar op 1 januari aangepast aan de meest recente cijfers.
- Extralegale voordelen worden niet langer meegerekend. Er wordt enkel rekening gehouden met het basismaandloon. Dat komt overeen met code 1 op de DMFA-aangifte.
- In de oude regelgeving kon het jaarinkomen in het geval van een Belgische tewerkstelling gedeeld worden door 13,92 om het maandinkomen te bepalen, terwijl in geval van detachering moest gedeeld worden door 12. Doordat er voortaan met maandlonen wordt gewerkt is dit niet meer mogelijk. Uit navraag bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest blijkt dat er geen onderscheid in berekeningswijze tussen een Belgische tewerkstelling en een detachering voorzien is.
Het gemiddeld bruto maandloon in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedraagt momenteel 4.604,00 euro. Concreet zijn de volgende loondrempels voorzien in de nieuwe regelgeving:
- Hogere kaderleden: 140%, zijnde 6.445,60 euro
- Hooggeschoolden: 78%, zijnde 3.591,12 euro
- Europese Blauwe Kaart: 100%, zijnde 4.604,00 euro
- Schouwspelartiest: 65%, zijnde 2.992,60 euro
- Intra-Corporate Transferees (ICT):
- Leidinggevende-ICT: 115%, zijnde 5.294,60 euro
- Specialist-ICT: 95%, zijnde 4.373,80 euro
- Stagiair-werknemer-ICT: 55%, zijnde 2.532,20 euro
- Voor beroepssporters en -trainers blijft de berekeningswijze ongewijzigd. Zij moeten op jaarbasis minimaal het achtvoudige van de minimale maandelijkse bezoldiging voor beroepssporters moeten verdienen. Tot 30 juni 2024 bedraagt dit 88.320 euro bruto per jaar.
- Voor de categorieën waarvoor geen specifiek minimuminkomen geldt, blijft het gemiddeld gewaarborgde maandelijks minimuminkomen de ondergrens. Momenteel bedraagt dit 2.070,48 euro bruto per maand. Als er in de sector in kwestie andere barema’s gelden, zijn deze van toepassing.
Deze bedragen gelden voor alle aanvragen die vanaf 1 oktober 2024 worden ingediend. Voor aanvragen ingediend voor 1 oktober en voor reeds afgeleverde gecombineerde vergunningen blijven de oude bedragen van toepassing tot 1 januari 2025. Vanaf dan gelden ook voor hen de nieuwe bedragen.
Aanvraag mogelijk vanuit wettig verblijf
Een aanvraag voor een toelating tot arbeid als werknemer blijft mogelijk vanop Belgisch grondgebied, op voorwaarde dat de werknemer op datum van de indiening “een recht of machtiging tot verblijf” overeenkomstig de Verblijfswet geniet. Als dat niet het geval is, is de aanvraag onontvankelijk.
- Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevestigde dit te zullen interpreteren in het licht van artikel 61/25-2, §2 Verblijfswet. Dit is ook logisch, aangezien een gecombineerde vergunning anders door Dienst Vreemdelingenzaken geweigerd zal worden op basis van dat artikel, ook als de toelating tot arbeid door het Gewest wordt toegekend. Concreet betekent dit dat de werknemer minstens een kort of lang wettig verblijf moet hebben om de aanvraag vanuit België te kunnen indienen.
- Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt tussen categorieën van aanvragers. Dat betekent dat ook een aanvraag in de categorie ‘Overige’ kan worden ingediend vanuit een wettig kort of lang verblijf, in tegenstelling tot in het Vlaams Gewest.
Voor zelfstandigen kan een aanvraag voor een beroepskaart vanuit België worden aangevraagd als de aanvrager een ‘tijdelijke, beperkte of permanente machtiging tot verblijf’ heeft. Een beroepskaart kan je niet aanvragen vanuit een verblijf van minder dan drie maanden. Dit wordt expliciet uitgesloten. Het is dus niet mogelijk om in het Brussels Gewest een beroepskaart aan te vragen vanuit een wettig kort verblijf.
- De bovenstaande formulering van ‘tijdelijke, beperkte of permanente machtiging tot verblijf’ is voer voor interpretatie. Uit navraag bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest blijkt dat naast alle vormen van lang verblijf ook verblijf met een Attest van Immatriculatie in aanmerking komt. Het blijft dus mogelijk om bijvoorbeeld tijdens een asielprocedure een beroepskaart aan te vragen in Brussel. In dat geval zal de beroepskaart ondergeschikt zijn aan dit procedureverblijf. Je kan dus geen statuutwijziging doen naar arbeidsmigrant op basis van die beroepskaart.
- Vermoedelijk wilt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door een aanvraag vanuit wettig kort verblijf uit te sluiten vermijden dat een beroepskaart wordt aangevraagd, maar dat het kort verblijf afloopt tijdens de behandelingsperiode ervan, waardoor geen verblijfskaart A meer kan worden aangevraagd vanop Belgisch grondgebied. De statuutswijziging op basis van een beroepskaart moet overeenkomstig immers ook vanuit een wettig verblijf worden aangevraagd en Dienst Vreemdelingenzaken past deze regel strikt toe. Deze situatie kan echter ook voorkomen wanneer de aanvraag van een beroepskaart tijdens een lang wettig verblijf wordt ingediend en het verblijfsrecht vervalt tijdens de behandelingsperiode ervan.
Categorie overige: advies Actiris, tenzij knelpuntberoep
Er wordt in de nieuwe Brusselse regels geen specifieke categorie ‘(middengeschoolde) knelpuntberoepen’ gecreëerd, zoals in het Vlaams Gewest wel het geval is. De knelpuntberoepenlijst van Actiris speelt wel een belangrijke rol in het zogenaamde arbeidsmarktonderzoek bij de categorie ‘Overige’:
- Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vraagt in deze gevallen advies aan Actiris.
- De werkgever moet hierbij aantonen dat hij de vacature via Actiris gepubliceerd heeft gedurende minstens 5 weken in het jaar voorafgaand aan de aanvraag of dat hij gebruik heeft gemaakt van de door Actiris aangeboden wervingsdiensten.
- De werkgever deelt ook mee hoeveel sollicitaties hij ontvangen heeft en waarom deze niet werden weerhouden.
- Actiris dient zijn gemotiveerd advies binnen de vijf werkdagen aan het Brussels Gewest mee te delen. Dit advies is bindend voor wat de voorwaarde van arbeidsmarktonderzoek betreft.
- Als de functie op de knelpuntberoepenlijst van Actiris staat, is het bovenstaande niet van toepassing.
- Er wordt in dat geval dus geen advies aan Actiris gevraagd, de vacature moet niet gepubliceerd geweest zijn en er gebeurt geen bijkomende arbeidsmarktanalyse.
- Hoewel er dus geen aparte categorie voor knelpuntberoepen wordt geïntroduceerd, zal het in deze gevallen relatief gemakkelijk zijn om een toelating tot arbeid in de categorie ‘Overige’ te bekomen.
In tegenstelling tot de recente hervorming van de regels in het Vlaams Gewest wordt de categorie ‘Overige’ dus niet beperkt tot uitsluitend de beroepen op de knelpuntberoepenlijst van Actiris. Het blijft mogelijk om voor eender welke functie of geval dat niet onder een specifieke regel valt (bv. hooggeschoolde met te laag loon) een aanvraag in deze categorie in te dienen.
Werknemers: vrijstelling vs. vrijstelling van arbeidsmarktonderzoek
Vrijstellingen
De term ‘vrijstellingen’ kan voor verwarring zorgen. Het kan gaan om vrijstellingen van maximum 90 dagen maar ook om vrijstellingen van minder of meer dan 90 dagen.
- Bij vrijstellingen van maximum 90 dagen geldt de vrijstelling van rechtswege en moet geen toelating tot arbeid van korte duur (arbeidskaart) worden aangevraagd. Het gaat hier bijvoorbeeld onder meer om:
- Gedetacheerden die zijn vrijgesteld van Limosa-aangifte, zoals beroepssporters voor maximum drie maanden per jaar of artiesten voor maximum 21 dagen per kwartaal.
- Handelsvertegenwoordigers
- Het in ontvangst nemen van goederen
- Dienstboden die toeristen vergezellen
- Opleiding geven of volgen in een groep van ondernemingen
- Bij de vrijstellingen die zowel voor minder of meer dan 90 dagen kunnen gelden, hangt de regeling af van de duur van de tewerkstelling:
- Wanneer de tewerkstelling maximum 90 dagen bedraagt of wanneer er geen verblijf aan verbonden is omdat het om een grensarbeider gaat, geldt de vrijstelling van rechtswege en dient geen toelating tot arbeid te worden aangevraagd.
- Wanneer de tewerkstelling meer dan 90 dagen bedraagt moet de werkgever het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hiervan wel ‘in kennis stellen’. De kennisgeving zelf vindt plaats in de vorm van een aanvraag voor een gecombineerde vergunning via ‘Working in Belgium’. Hoewel er technisch gezien een verschil is in de beslissing die het Gewest moet nemen, gaat het vanuit het oogpunt van de aanvrager bijgevolg niet om een vrijstelling van het aanvragen van toelating tot arbeid, maar eerder om een vrijstelling van arbeidsmarktonderzoek bij de aanvraag voor de gecombineerde vergunning. Je moet als werkgever immers wel degelijk een aanvraag indienen en aantonen dat de werknemer onder de categorie van een vrijstelling valt. Het gaat hier bijvoorbeeld onder meer over:
- Journalisten verbonden aan een buitenlandse werkgever
- Bedienaars van erkende erediensten
- Personen tewerkgesteld in het kader van internationale overeenkomsten
- Bepaalde stagiairs
- Hogere kaderleden
Deze verwarrende regeling is een restant uit de oude regelgeving, waarbij de vrijstellingen van arbeidskaart enkel golden voor opdrachten van maximum 90 dagen en er in het geval van meer dan 90 dagen “een aanvraag in het kader van een vrijstelling” moest worden ingediend. Het valt te betreuren dat de Brusselse wetgever dit in de nieuwe regelgeving heeft overgenomen.
Vrijstellingen van arbeidsmarktonderzoek
Daarnaast bevat de nieuwe regelgevingen vrijstellingen van arbeidsmarktonderzoek. In deze gevallen dient telkens een toelating tot arbeid te worden aangevraagd, ongeacht of de duur van de tewerkstelling meer of minder dan 90 dagen bedraagt, maar dient er geen advies aan Actiris te worden gevraagd. Het gaat hier bijvoorbeeld onder meer om:
- Hooggeschoolden
- Gasthoogleraren
- Beroepssporters
- Schouwspelartiesten
De hierboven opgesomde categorieën zijn niet volledig. Alle categorieën en de specifieke voorwaarden die daarvoor gelden worden opgenomen op onze vaste webpagina’s.
Criteria ‘economische meerwaarde’ bij zelfstandige activiteit
De toelating om een zelfstandige activiteit uit te oefenen kan enkel worden afgeleverd wanneer de reglementaire verplichtingen om te werken als zelfstandige voldaan zijn en wordt aangetoond dat de beoogde beroepsactiviteit kan bijdragen tot de economie of de ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Om dit te beoordelen zijn er een aantal criteria. Zo zal het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nagaan of de activiteit bijdraagt aan één of meerdere van de volgende aspecten van economie en ontwikkeling:
- het verbeteren van de bestaande commerciële kanalen, zowel voor de bevoorrading van de bedrijven die actief zijn in het gewest als voor de distributie van hun goederen en diensten;
- het verbeteren van de werking van de in het gewest aanwezige ondernemingen of openbare of private instellingen, zowel op het vlak van productie- of fabricagemethodes als op het vlak van de organisatie en het ontwerp van de interne processen van deze ondernemingen of instellingen;
- innovatie in het ontwerp en de distributie van goederen en diensten of in wetenschappelijk onderzoek;
- duurzame creatie van banen in loondienst;
- het culturele aanbod of de bevordering van cultuur;
- het verbeteren van de kennis en het bevorderen:
- van duurzame ontwikkeling in haar sociale, economische en milieudimensies;
- van de fundamentele rechten;
- bijdragen tot de aantrekkelijkheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als zetel van internationale instellingen.
De geplande beroepsactiviteit wordt niet beschouwd als van belang als het gaat over een aanbod van goederen of diensten dat al overvloedig aanwezig is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Bij toetreding tot een bestaande onderneming of vereniging wordt de aanvraag ook beoordeeld in het licht van de volgende factoren:
- de financiële situatie van de onderneming;
- de bijdrage van de aanvrager tot de verbetering van de werking van de onderneming of vereniging of van haar aanbod van goederen en diensten; deze bijdrage wordt onderzocht in het licht van:
- de functie, het statuut en de verantwoordelijkheden van de aanvrager binnen de onderneming of vereniging, rekening houdend met de functies die reeds door andere personen binnen de onderneming of vereniging worden uitgeoefend, of;
- de hoogte van de inbreng van de aanvrager, mits de aanvrager aantoont dat de inbreng substantieel en noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de activiteiten van de onderneming en dat de aanvrager een daadwerkelijke beroepsactiviteit binnen de onderneming zal uitoefenen.
Gewestelijke vrijstellingen van beroepskaart
Er zijn een aantal specifieke vrijstellingen voor het bekomen van een toelating om een zelfstandige activiteit uit te oefenen.
Het gaat hier om vrijstellingen die specifiek gelden voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Besluit heft weliswaar het KB van 3 februari 2003 op, maar dit geldt enkel voor de Brusselse versie ervan. In de Ordonnantie wordt verduidelijkt dat de federale vrijstellingen van beroepskaart op basis van een specifiek verblijfsstatuut van toepassing blijven. In die zin blijft het KB van 3 februari 2003 van toepassing voor wat de federale vrijstellingen betreft (bv. erkend vluchtelingen, tijdelijk beschermden, bepaalde gezinsherenigers, personen met een onbeperkt verblijfsrecht, …).
De volgende personen zijn van rechtswege vrijgesteld van het bekomen van een toelating om een zelfstandige activiteit uit te oefenen:
- personen die zakenreizen naar België maken voor maximaal 90 dagen per jaar
- personen die hun hoofdverblijfplaats niet in België hebben en er lezingen of opleidingen geven, voor maximaal 90 dagen per jaar
- buitenlandse journalisten die hun hoofdverblijfplaats niet in België hebben voor maximaal 90 dagen per jaar
- buitenlandse sportbeoefenaars en, in voorkomend geval, hun buitenlandse zelfstandige begeleiders, voor maximaal 90 dagen per jaar
- buitenlandse kunstenaars en, in voorkomend geval, hun buitenlandse zelfstandige begeleiders, voor maximaal 90 dagen per jaar bedraagt.
Deze vrijstellingen zijn niet nieuw, maar opvallend hierbij is dat de bovenstaande vrijstellingen telkens beperkt worden tot 90 dagen per jaar. In de oude regelgeving golden deze vrijstellingen immers voor minder dan ‘drie opeenvolgende maanden’. In de praktijk betekende dat de vrijstellingen van toepassing waren binnen de algemene regel in verband met kort verblijf in België, zijnde maximaal 90 dagen per 180 dagen. De nieuwe bepalingen houden op dat vlak dus een verstrenging in.
Indiening van de aanvraag
Op vlak van de indiening van de aanvraag verandert er in principe weinig:
- gecombineerde vergunningen worden aangevraagd via het digitaal loket ‘Working in Belgium’
- beroepskaarten worden, afhankelijk van de plaats van de aanvraag, ingediend via een erkend ondernemingsloket of via de ambassade
Opvallend is dat de overige aanvragen, met name toelatingen tot arbeid van korte duur (arbeidskaarten) of toelatingen tot arbeid van lange duur die niet onder het systeem van de gecombineerde vergunning vallen moeten worden ingediend per aangetekende brief. Momenteel kan dit immers ook per e-mail. Uit navraag blijkt dat de mogelijkheid om de aanvraag in deze gevallen per e-mail in te dienen in de praktijk niet wordt afgeschaft. In een latere fase zouden deze aanvragen ook geïmplementeerd worden in het digitale platform ‘Working in Belgium’.
Duur toelatingen tot arbeid en automatische controle bij meerjarige toelating
- De duur van een toelating tot arbeid bedraagt in principe één jaar, tenzij het arbeidscontract korter is.
- Voor hooggeschoolden, leidinggevende-ICT, specialist-ICT en onderzoekers bedraagt de duur van de toelating drie jaar, tenzij het arbeidscontract korter is.
- Nieuw in deze gevallen is dat de werkgever niet langer een jaarlijks controleformulier moet invullen.
- Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal voortaan ambtshalve controleren of de toekenningsvoorwaarden (bv. aanpassing van het loon aan het nieuw bedrag op 1 januari) vervuld zijn.
Beslissingstermijn, duur toelating en kostprijs voor zelfstandigen
Wat de toelating om een zelfstandige activiteit uit te oefenen (beroepskaart) betreft, wijzigen er een aantal zaken:
- De beslissing over een beroepskaart wordt voortaan binnen de vier maanden na de indiening van een ontvankelijke aanvraag genomen. Dit geldt ook voor verlengings- of hernieuwingsaanvragen. Deze termijn wordt opgeschort wanneer aanvullende informatie wordt opgevraagd. In de oude regelgeving was geen maximale behandelingstermijn voorzien.
- De geldigheidsduur van een beroepskaart bedraagt voortaan maximaal drie jaar. In de oude regelgeving bedroeg de maximumtermijn vijf jaar, al werd dit in de praktijk zelden toegepast.
- De retributie voor een beroepskaart bedraagt 230 euro: 140 euro voor het indienen van de aanvraag en 90 euro als de aanvraag wordt goedgekeurd. Dit zal in de meeste gevallen goedkoper zijn dan in de oude regeling, waarbij er 140 euro + 90 euro per jaar dat de beroepskaart werd toegekend moest worden betaald.
Verlengingsaanvragen toelatingen tot arbeid
Aanvragen voor een verlenging van een toelating tot arbeid moeten ten laatste twee maanden voor het verstrijken van de toelating worden ingediend:
- Als de aanvraag laattijdig wordt ingediend, is de aanvraag in principe onontvankelijk. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beoordeelt echter of de laattijdigheid redelijkerwijs gerechtvaardigd wordt door uitzonderlijke omstandigheden.
- Een verlenging kan alleen worden verleend als deze betrekking heeft op identieke arbeidsvoorwaarden. Als dit niet het geval is, moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.
- De voorwaarden voor een verlenging zijn dezelfde als bij een eerste aanvraag. Er wordt geen nieuw arbeidsmarktonderzoek gedaan in de categorie ‘overige’.
Verlengingsaanvragen beroepskaarten
Ook aanvragen tot verlenging of hernieuwing van een toelating om een zelfstandige activiteit uit te oefenen moeten ten laatste twee maanden voor het verstrijken van de toelating worden ingediend:
- Als de aanvraag laattijdig wordt ingediend, is de aanvraag in principe onontvankelijk. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beoordeelt echter of de laattijdigheid redelijkerwijs gerechtvaardigd wordt door uitzonderlijke omstandigheden.
- Een verlenging kan alleen worden verleend als deze betrekking heeft op identieke arbeidsvoorwaarden. Als dit niet het geval is, moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.
- De toelating om een zelfstandige activiteit uit te oefenen blijft geldig tot er een beslissing over de verlenging of hernieuwing genomen is, ook wanneer ze tijdens de behandelingstermijn verstrijkt en ook wanneer hiermee de maximale geldigheidsduur van drie jaar overschreden wordt.
- Ook tijdens een beroepsprocedure bij de minister tegen een weigering van verlenging of hernieuwing, blijft de toelating om als zelfstandige te werken geldig tot de datum van de beslissing in beroep.
Verlengingsaanvragen voor een toelating om een zelfstandige activiteit uit te oefenen, worden verleend onder de volgende voorwaarden:
- de activiteiten van de onderneming zijn rendabel, tenzij het verlies gerechtvaardigd wordt door investeringen die kunnen bijdragen tot het toekomstige succes van de activiteiten van de onderneming. In elk geval moeten de inkomsten de betrokkene in staat stellen te voorzien in zijn basisbehoeften en in die van zijn gezinsleden;
- ten minste 50% van de geplande omzet voor het eerste werkjaar werd behaald, in het geval van een nieuwe onderneming opgericht door de buitenlandse zelfstandige, waarvan de activiteit hoofdzakelijk commercieel is;
- in voorkomend geval, ten minste 50% van de bij de aanvraag tot toelating om een zelfstandige activiteit uit te oefenen aangekondigde investeringen, werden gedaan;
- in voorkomend geval, de activiteiten van de buitenlandse zelfstandige hebben geleid tot de creatie van ten minste 50% van de in de aanvraag aangekondigde arbeidsplaatsen.
Als niet aan de bovenstaande voorwaarden voldaan is, wordt beoordeeld of er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit kunnen rechtvaardigen.
Tele- of thuiswerk
Opvallend is dat de plicht om een toelating tot arbeid te verkrijgen ook geldt wanneer de tewerkstelling uitsluitend via telewerk of thuiswerk plaatsvindt.
Voor zover het gaat om tele- of thuiswerk binnen België rijst er geen probleem. Het Brussels Gewest stelt echter op zijn website dat dit ook het geval is wanneer er 100% vanuit het buitenland wordt gewerkt. Dat laatste is voor discussie vatbaar:
- Het gaat in dat geval om een louter gewestelijke toelating tot arbeid, aangezien er geen verblijf wordt aangevraagd en de gecombineerde vergunning bijgevolg niet van toepassing is. Het Samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 is dus in principe niet van toepassing op deze situatie.
- De nieuwe regelgeving verwijst in voor de definitie van het begrip ‘toelating tot arbeid’ echter wel expliciet naar de definitie in het Samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 en neemt deze dus integraal over, ook wanneer het Samenwerkingsakkoord niet van toepassing is. De definitie van ‘toelating tot arbeid’ luidt bijgevolg als volgt: ‘machtiging die de onderdaan van een derde land toelaat om op het Belgische grondgebied te werken, overeenkomstig de wetgeving inzake de tewerkstelling van de buitenlandse werknemers.’
- Aangezien de Brusselse regelgeving niet expliciet vermeldt dat het in dit geval ook tewerkstelling in het buitenland betreft, is de wettelijke bepaling die werkgevers verplicht een 'toelating tot arbeid' aan te vragen beperkt tot de betekenis zoals bepaald in deze definitie, die expliciet stelt dat het om werken op Belgisch grondgebied gaat.
Nieuwe regels gecombineerde vergunning van onbepaalde duur
De regels voor een gecombineerde vergunning van onbepaalde duur in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wijzigen. De oude regeling waarin dit afhankelijk van het geval kon worden aangevraagd na 4, 3 of 2 jaar tewerkstelling wordt vereenvoudigd:
- Voortaan kan een gecombineerde vergunning van onbepaalde duur worden aangevraagd na 30 maandentewerkstelling met een toelating tot arbeid afgeleverd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over een periode van maximaal 10 jaar wettig en ononderbroken verblijf in België voorafgaand aan de aanvraag.
- Het verblijf wordt als ononderbroken beschouwd als de onderbreking tussen twee opeenvolgende verblijfsperioden niet meer dan een jaar bedraagt.
- Periodes onder detachering of op basis van een vrijstelling van toelating tot arbeid tellen niet mee.
- Wanneer de toelating tot arbeid door een ander gewest werd afgeleverd of wanneer de betrokkene toelatingen heeft gehad van Brussel en een ander gewest, wordt de periode verlengd tot 4 jaar tewerkstelling.
Daarnaast komen langdurig ingezetenen met tweede verblijf in België na twaalf maanden onafgebroken tewerkstelling in België in aanmerking voor een gecombineerde vergunning van onbepaalde duur, al valt dit in de nieuwe regelgeving technisch gezien onder een vrijstelling van toelating tot arbeid die in deze vorm wordt afgeleverd.
Wijzigingen Europese Blauwe Kaart
Het BBHR van 16 mei 2024 bevat een aantal wijzigingen in verband met de Europese Blauwe Kaart die kaderen in de omzetting van de omzetting van de nieuwe richtlijn 2021/1883. Deze wijzigingen bespreken we in een apart nieuwsbericht ‘Omzetting richtlijn 2021/1883 over de Europese Blauwe Kaart’.
Au Pair-jongeren
Ten slotte is het opvallend dat ook de bepalingen met betrekking tot de Au Pair-jongeren zijn opgenomen. Inhoudelijk zijn er op dit vlak geen wijzigingen. Au Pair-jongeren vragen voorlopig dus nog steeds een louter gewestelijke toelating tot arbeid aan, waarna het verblijfsrecht apart aangevraagd dient te worden.
Door dit op te nemen in de nieuwe regelgeving, kan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het KB van 9 juni 1999 volledig afschaffen en lijkt men te anticiperen op toekomstige wetgeving waardoor Au Pair-jongeren ook onder het systeem van de gecombineerde vergunning zouden vallen.
Meer info
Wetgeving
- Ordonnantie van 1 februari 2024 betreffende economische migratie, BS 19 maart 2024
- Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 mei 2024 houdende uitvoering van de ordonnantie van 1 februari 2024 betreffende economische migratie, BS 11 juni 2024
- Ministerieel besluit van 9 september 2024 tot vaststelling van de lijst van documenten met betrekking tot de toekennings- of vernieuwingsvoorwaarden van de toelatingen zoals bepaald in de ordonnantie van 1 februari 2024 betreffende economische migratie, BS 13 september 2024
Externe links