Verblijfsprocedure voor staatlozen

In het kort

Vanaf 1-9-2024 kan je een toelating tot verblijf wegens staatloosheid vragen aan de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). DVZ beslist na advies van het Commissariaat-Generaal voor de vluchtelingen en staatlozen (CGVS) of je staatloos bent en een verblijfsrecht van vijf jaar krijgt. Als je na deze periode van vijf jaar nog altijd staatloos bent, krijgt je een onbeperkt verblijfsrecht. De wetgever vult met de wet van 10-3-2024 over verblijf wegens staatloosheid een lacune die het Grondwettelijk Hof (GwH) eerder vaststelde. 

Naast deze procedure tot verblijf wegens staatloosheid langs administratieve weg, blijft de bestaande gerechtelijke weg ook mogelijk. Je kan de familierechter vragen om erkend te worden als staatloze. Met een erkenningsvonnis kan je vervolgens aan de DVZ een toelating tot verblijf wegens staatloosheid vragen.

Nieuwe administratieve procedure via DVZ

Tot nu toe kon je als staatloze alleen deze weg, in 2 stappen, volgen om verblijfsrecht te krijgen: eerst een erkenning als staatloze vragen bij de familierechtbank en daarna een verblijfsrecht aanvragen op basis van artikel 9bis Verblijfswet (Vw) bij DVZ (humanitaire regularisatie). Een nieuw hoofdstuk IIter van de Vreemdelingenwet met als titel ‘staatlozen’ beschrijft nu de nieuwe procedure om een verblijfsrecht aan te vragen wegens staatloosheid. 

Verblijfsaanvraag

De verzoeker doet de aanvraag per aangetekende brief bij DVZ op het volgende adres: 

DVZ - Cel Opvolging internationale bescherming 
Pacheco-laan 44 
1000 Brussel 

De voorgelegde stukken die niet in een van de landstalen (Nederlands, Frans of Duits) of het Engels zijn opgesteld, moeten zijn voorzien van een vertaling. Als er geen vertaling wordt voorgelegd, kan de verzoeker de stukken toelichten tijdens een persoonlijk onderhoud. 

Bij meervoudige aanvragen, zal er alleen rekening worden gehouden met de laatste aanvraag. 

De bewijslast ligt bij de betrokkene. Artikel 57/39 Vw bepaalt dat het aan de betrokkene is om aan te tonen dat hij voldoet aan de voorwaarden om verblijfsrecht te krijgen wegens staatloosheid. DVZ en het CGVS moeten wel met de betrokkene samenwerken om de relevante elementen van de aanvraag vast te stellen. In de Memorie van Toelichting (MvT) wordt toegelicht dat de bewijslast in eerste instantie wel bij de betrokkene ligt, maar dat de instanties rekening moeten houden met het feit dat het om een negatief bewijs gaat (het niet bezitten van een nationaliteit).  Bovendien gaat de wetgever er van uit dat er een verschil is met een verzoeker om internationale bescherming die geen contact mag hebben met de autoriteiten van het land van herkomst, wat een staatloze wel kan. In de MvT wordt daarbij ook verwezen naar het Handboek van UNHCR waar over een gedeelde bewijslast wordt gesproken en waarbij de instanties en de verzoeker moeten samenwerken. Zo wordt bijvoorbeeld benoemd dat het CGVS wel algemene elementen zoals de verblijfswetgeving van een land, kan aanbrengen. Het CGVS kan ook informatie van de betrokkene waarvan zij al in het bezit zijn, bijvoorbeeld in het kader van een asielaanvraag, delen met DVZ zonder het beroepsgeheim te schenden. 

Ontvankelijkheidsvoorwaarden

De aanvraag zal niet in overweging worden genomen in de volgende gevallen:  

  • De aanvraag werd niet correct ingediend bij DVZ 
  • De aanvraag bevat niet het adres van de effectieve verblijfplaats in België van de betrokkene
  • De aangehaalde elementen werden al onderzocht in een eerdere aanvraag tot verblijf wegens staatloosheid die werd afgewezen
  • De verzoeker voldoet "kennelijk niet" aan de grondvoorwaarden. Volgens de MvT gaat het om situaties waar in vorige procedures gebleken is dat de verzoeker wel degelijk een nationaliteit bezit (bijvoorbeeld omdat hij een paspoort voorlegde) of een verblijfsrecht bezit in een andere staat, of de verzoeker geen bewijzen aanbrengt, of bewijzen die incoherent en tegenstrijdig zijn, of vals of weinig geloofwaardig,…
  • De verzoeker heeft al een verblijfsrecht van onbeperkte duur in België
  • De verzoeker kan niet aantonen dat hij al eerder een wettig verblijfsrecht van meer dan drie maanden had of een verzoek om internationale bescherming indiende. Volgens de MvT is de procedure staatloosheid subsidiair aan de procedure internationale bescherming en wil men dus verzekeren dat de procedure internationale bescherming, en dus de Dublin-regels, eerst doorlopen worden. 

Grondvoorwaarden

Als de aanvraag ontvankelijk is, beoordeelt DVZ de aanvraag ten gronde en zal DVZ de aanvraag overmaken aan het CGVS voor advies over de staatloosheid van de betrokkene. Het CGVS moet binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag een gemotiveerd advies aan DVZ te geven. DVZ moet vervolgens binnen de drie maanden na ontvangst van het advies een beslissing nemen over de aanvraag. Het gaat om termijnen van orde, waaraan geen gevolgen gekoppeld worden als ze niet gerespecteerd worden. Als de betrokkene zich in een gesloten centrum bevindt of onderworpen is aan een veiligheidsmaatregel wordt de termijn herleid tot 15 dagen. 

Als er ook een verzoek om internationale bescherming werd ingediend, waartoe men door deze nieuwe procedure verplicht wordt als men nog niet eerder een verblijfsrecht van meer dan 3 maanden had, zal de behandeling van de aanvraag worden opgeschort tot er een definitieve beslissing wordt genomen over het verzoek om internationale bescherming. Het CGVS kan echter beslissen om de behandeling van de aanvraag niet op te schorten als hij vindt dat hij een advies kan geven zonder de definitieve beslissing over het verzoek om internationale bescherming af te wachten. Als de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus worden toegekend, wordt de aanvraag om verblijf als staatloze van rechtswege zonder voorwerp. 

De behandelingstermijnen worden ook geschorst zolang er een gerechtelijke procedure tot erkenning als staatloze lopende is. Eens de rechterlijke beslissing definitief is, heeft die immers gezag van gewijsde en moet deze beslissing gevolgd worden.

De voorwaarden om een verblijfsrecht wegens staatloosheid te krijgen, staan opgesomd in art. 57/37 Vw:

  1. Verzoeker moet onder de definitie van staatloze vallen zoals omschreven in artikel 1 van het Staatlozenverdrag. Daarin staat dat een staatloze de persoon is die door geen enkele staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd. Dat kan bewezen worden aan de hand van documenten met betrekking tot herkomst, reisroute, eerdere nationaliteit, leeftijd, de redenen die hebben geleid tot de staatloosheid, ...
    Als hij door de familierechtbank, of door het hof van beroep, als staatloze werd erkend, heeft deze beslissing gezag van gewijsde. De rechterlijke beslissing moet voorgelegd worden bij de aanvraag. Ook als er een definitieve negatieve beslissing van de familierechtbank of het hof van beroep is, is die bindend (en moet er zelfs geen advies aan het CGVS gevraagd worden). 
  2. Verzoeker moet zijn identiteit en herkomst aantonen. Dat kan aan de hand van een paspoort, een identiteitsdocument, een geboorteakte of andere documenten.
  3. Verzoeker moet aantonen dat hij zijn nationaliteit buiten zijn wil heeft verloren of nooit een nationaliteit heeft gehad. Bovendien mag hij de nationaliteit niet hebben verloren als gevolg van een strafrechtelijke veroordeling.
  4. Verzoeker kan geen andere nationaliteit (her)krijgen via een administratieve procedure.
  5. Verzoeker mag geen wettige en duurzame verblijfstitel hebben of kunnen verkrijgen in een andere staat waarmee hij banden heeft. 
  6. Verzoeker mag geen gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. 

Geen integratie-inspanningen

Iemand die een aanvraag doet tot of een verblijfsrecht als staatloze krijgt, zal geen integratie-inspanningen moeten aantonen om zijn verblijfsrecht te behouden en geen zogenaamde ‘nieuwkomersverklaring’ moeten ondertekenen.  

Gezinshereniging: gelijke behandeling erkend vluchtelingen

Vreemdelingen met een verblijf wegens staatloosheid op basis van nieuw artikel 57/45 Verblijfswet worden op vlak van gezinshereniging quasi volledig gelijkgesteld aan personen met internationale bescherming.  Alleen voor ouders van een begeleide minderjarige vreemdeling met een verblijf wegens staatloosheid, wordt géén recht op gezinshereniging voorzien naar analogie met de ouders van een begeleide minderjarige vreemdeling met internationale bescherming.

Een volledig overzicht van de wijzigingen over gezinshereniging lees je in het artikel 'Diverse wijzigingen gezinshereniging'.

Kritische bedenkingen

Procedure bij familierechtbank blijft mogelijk

De procedure om een erkenning als staatloze te verkrijgen bij vonnis van de familierechtbank blijft bestaan.  Als de familierechtbank de hoedanigheid van staatloze toekent, dan heeft deze beslissing gezag van gewijsde. De betrokkene kan dan zijn vonnis voorleggen aan DVZ en de hoedanigheid van staatloze kan dan niet in twijfel worden getrokken. Om ook een verblijfsrecht als staatloze te krijgen, moeten ook de andere voorwaarden van de nieuwe verblijfsprocedure vervuld zijn.

Het is echter niet verplicht om eerst een vonnis tot erkenning als staatloze te bekomen bij de familierechtbank. Het is ook mogelijk om zonder vonnis een verzoek tot verblijf als staatloze in te dienen bij DVZ. DVZ zal dan, na advies van het CGVS, eerst beoordelen of de verzoeker onder de definitie valt van staatloze in de zin van het Staatlozenverdrag.

Deze procedures blijven dus naast elkaar bestaan. Dit kan voor verwarring zorgen, ook al moet het gezag van gewijsde van rechterlijke beslissing gerespecteerd worden. 

Voorwaarde van voorafgaand legaal verblijf

Opdat de aanvraag tot verblijf wegens staatloosheid ontvankelijk is, moet de verzoeker ooit al een eerder verblijfsrecht van meer dan drie maanden hebben gehad of een verzoek tot internationale bescherming hebben ingediend. Dat is een opmerkelijke vereiste die niet wordt genoemd in het Staatlozenverdrag of in de rechtspraak. Volgens de voorbereidende werken heeft deze toevoeging als doel om te zorgen dat deze procedure voor staatlozen subsidiair blijft aan de asielprocedure én dat de Dublinregels worden toegepast. Het is erg opvallend dat deze vereiste behouden is, ook al stelt de Raad van State hier geen grondslag voor te vinden. 

Niet-ontvankelijkheid: ‘kennelijk niet’ voldoen aan voorwaarden

Artikel 57/40, 3° Vw voorziet dat de aanvraag niet in overweging genomen zal worden als de verzoeker kennelijk niet voldoet aan de grondvoorwaarden zoals bepaald in art. 57/37 Vw. 
Op grond van deze bepaling kan DVZ de aanvraag niet in overweging nemen als hij van mening is dat de verklaringen 'kennelijk' vals of weinig geloofwaardig, incoherent en tegenstrijdig zijn, zónder ze ten gronde te onderzoeken. 

Onvoldoende procedurele garanties

De procedure verloopt in principe schriftelijk. DVZ of het CGVS is niet verplicht om de betrokkene uit te nodigen voor een persoonlijk onderhoud, in tegenstelling tot de procedure bij een verzoek om internationale bescherming. Het nieuwe artikel 57/43 Vw bepaalt dat DVZ of het CGVS de vreemdeling “kan” horen tijdens elke fase van de procedure of om bijkomende inlichtingen kan verzoeken. Dat is dus een mogelijkheid voor de instanties, maar geen wettelijke verplichting. 

Recht op werken

De tewerkstellingsreglementering is nog niet aangepast aan deze nieuwe verblijfsprocedure. Daardoor is er momenteel geen recht op werken voor de personen die een verblijfsrecht als staatloze op basis van art. 57/45 Vw hebben verkregen.  

Annulatieberoep: geen volle rechtsmacht

Tegen een weigeringsbeslissing van een verblijfsrecht wegens staatloosheid staat een annulatieberoep open bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, in tegenstelling tot verzoekers om internationale bescherming die een beroep in volle rechtsmacht kunnen indienen. De Raad van State vraagt zich af of dit verschil in behandeling met de verzoekers om internationale bescherming, wat overigens niet enkel op dit punt vastgesteld wordt, redelijk verantwoord is. 

Verblijfsdocumenten

Tijdens de aanvraagprocedure krijg je geen verblijfsdocument. 
Als je geen ander verblijfsrecht hebt, ben je dus zonder wettig verblijf.

Als DVZ je verblijf wegens staatloosheid toekent, krijg je een A kaart van 5 jaar. 
Als je na 5 jaar, te rekenen vanaf de toekenning van het verblijfsrecht, nog steeds staatloos bent, krijg je een verblijfsrecht van onbeperkte duur: een B kaart.