RvV: DVZ moet bij 9bis-aanvraag hoger belang van betrokken kinderen zorgvuldig analyseren en in overweging nemen
In het kort
Het hoger belang van het kind kan een buitengewone omstandigheid uitmaken voor een ontvankelijke humanitaire regularisatie. In arrest nr. 300.912 van 1-2-2024 oordeelde de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) dat het kennelijk onredelijk is te stellen dat niet werd aangetoond dat een kind banden heeft opgebouwd met de Belgische gemeenschap die zo intens zijn dat zij deel uitmaken van zijn sociale identiteit. Het kind in deze zaak loopt sinds het eerste leerjaar onafgebroken school in België, spreekt inmiddels vlot Nederlands, heeft vele vrienden op school en neemt deel aan buitenschoolse activiteiten.Ook de vaststelling van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) dat deze jongen van bijna 16 jaar zich zou kunnen aanpassen aan de omstandigheden in zijn herkomstland is kennelijk onredelijk. Het feit dat de ouders van de jongen de keuze hebben gemaakt om hun precaire verblijf in België voor te zetten, kan niet aan de minderjarige jongen verweten worden.
Buitengewone omstandigheden als ontvankelijkheidsvoorwaarde
Het is aan de aanvragers zelf om de buitengewone omstandigheden klaar en duidelijk te vermelden in de 9bis-aanvraag. In hun aanvraag riepen de aanvragers o.a. de volgende buitengewone omstandigheden in:
- Het centrum van hun belangen ligt na een verblijf van zes jaar in België.
- Bij een (tijdelijke) terugkeer naar Irak wordt de schoolloopbaan van hun kinderen onderbroken.
- Het hoger belang van de kinderen: de kinderen zijn goed geïntegreerd, lopen school in België en beheersen de Nederlandse taal.
- Zes jaar ononderbroken verblijf in België en goede integratie in de Belgische samenleving.
Hoger belang van het kind als buitengewone omstandigheid
In hun verzoekschrift haalde het gezin een schending aan van artikel 8 EVRM, de materiële motiveringsplicht, het redelijkheidsbeginsel en de zorgvuldigheidsplicht. Volgens hen hield DVZ geen of onvoldoende rekening met het hoger belang van de nog minderjarige zoon.
Wat de oudste zoon betreft, wees de RvV erop dat hij inmiddels meerderjarig is waardoor zijn situatie niet langer kan worden betrokken bij de beoordeling in het licht van het hoger belang van het kind.
Het hoger belang van de jongste twee kinderen werd niet door de RvV onderzocht. De RvV ging daarentegen over tot de vernietiging van de bestreden beslissing omdat het van mening was dat DVZ op kennelijk onredelijke en onzorgvuldige wijze heeft geoordeeld over het hoger belang van de nog minderjarige zoon.
In de onontvankelijkheidsbeslissing oordeelde DVZ dat artikel 8 EVRM en het hoger belang van het kind niet worden geschonden omdat de bestaande gezinseenheid op elk moment behouden blijft. Het volledige gezin (moeder, vader en vier kinderen) moet terugkeren naar Irak om van daaruit een humanitair visum aan te vragen. Wat de toegang tot het Irakese onderwijssysteem betreft, wordt aangehaald dat de twee jongste kinderen nog zeer jong zijn (namelijk vier en vijf jaar) en dus over voldoende aanpassingsvermogen beschikken. Ten aanzien van de twee oudste zonen wordt gewezen op het feit dat hun asielinterviews in het Arabisch plaatsvonden én dat zij voor hun aankomst in België reeds scholing hebben genoten in Irak waardoor ook zij hun scholing in Irak zouden kunnen verderzetten. Volgens DVZ blijkt niet dat de kinderen, buiten hun kerngezin, hechte sociale banden hebben opgebouwd. Volgens DVZ hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt dat het belang van de kinderen geschaad zal worden bij een terugkeer naar Irak. De RvV volgt deze redenering niet.
In zijn arrest verduidelijkt de RvV dat artikel 8 EVRM een belangenafweging veronderstelt tussen enerzijds het belang van de verzoekers en anderzijds het algemeen belang van de Belgische samenleving bij het voeren van een migratiebeleid en het handhaven van de openbare orde. Als minderjarige kinderen betrokken zijn, dan moet het hoger belang van deze kinderen in acht worden genomen. Verwijzend naar rechtspraak van het EHRM stelt de RvV dat het hoger belang van het kind twee aspecten omvat:
- het behouden van de eenheid van het gezin en
- het welzijn van het kind.
Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de ernst van de moeilijkheden waarmee de kinderen zouden worden geconfronteerd in het land van herkomst. Rekening moet worden gehouden met de leeftijd van de minderjarige kinderen, de omvang en hechtheid van hun culturele, sociale en linguïstische banden met zowel het land van herkomst als met de Verdragsluitende Staat, de duur van hun verblijf in de Verdragsluitende Staat en de mate waarin zij afhankelijk zijn van hun ouders.
Bij deze belangenafweging moet DVZ het zorgvuldigheidsbeginsel respecteren. Dit betekent dat DVZ zijn beslissing zorgvuldig moet voorbereiden en dat de beslissing moet steunen op werkelijke bestaande en concrete feiten die met de vereiste zorgvuldigheid werden vastgesteld. In deze zaak oordeelde de RvV dat het zorgvuldigheidsbeginsel werd geschonden t.a.v. de nog minderjarige zoon. De motivatie van DVZ dat de bestaande gezinseenheid behouden blijft en dat de zoon zijn schoolcarrière kan verderzetten in Irak wegens kennis van het Arabisch volstaat voor de RvV niet als motivatie. Uit het dossier blijkt duidelijk dat de jongen (bijna 16 jaar) in België schoolloopt sinds het eerste leerjaar. Hij spreekt vlot Nederlands, heeft vele vrienden en is lid van een lokale voetbalclub. Voor de RvV is duidelijk dat hij zijn vormende jaren in België heeft doorgebracht en dat hij intense banden heeft opgebouwd met de Belgische gemeenschap die deel uitmaken van zijn sociale identiteit. Ook het argument dat zijn ouders de keuze hebben gemaakt om hun precaire verblijf in België verder te zetten, is volgens de RvV kennelijk onredelijk omdat deze keuze niet aan de jongen zelf verweten kan worden. Rekening houdend met de omstandigheden eigen aan deze zaak oordeelde de RvV dat niet gesteld kan worden dat de jongen nog het vermogen heeft om zich aan te passen aan de omstandigheden in zijn land van herkomst.
Banden met België opgebouwd in precair verblijf
Ook in beslissingen genomen door DVZ moet het belang van het kind mee in overweging worden genomen. Het belang van elk kind moet voldoende nauwkeurig in kaart worden gebracht. In 9bis-dossiers moet DVZ nagaan of van het kind nog verwacht kan/mag worden dat het zich aanpast aan de omstandigheden in het land van herkomst. Hierbij moet rekening worden gehouden met
- hun leeftijd,
- de omvang en hechting van hun banden met het land van herkomst en België,
- de duur van hun verblijf in België en
- de mate waarin zij afhankelijk zijn van hun ouders.
Als wordt aangetoond dat een kind al lange tijd in België schoolloopt, een goede kennis heeft van één van de drie landstalen en deelneemt aan buitenschoolse activiteiten moet DVZ met sterke argumenten komen die een terugkeer naar het land van herkomst rechtvaardigen. De vaststelling dat bij een terugkeer naar het land van herkomst de gezinseenheid behouden blijft en dat het kind de moedertaal machtig is, volstaan voor de RvV niet. Wanneer een kind zijn vormende jaren in België heeft doorgebracht, is de RvV van mening dat het kennelijk onredelijk is te stellen dat het kind nog het vermogen heeft om zich aan te passen aan de omstandigheden in het land van herkomst. Het feit dat de nauwe banden met België werden opgebouwd tijdens een precair verblijf – een keuze gemaakt door de ouders dat niet aan het kind kan worden verweten – is volgens de RvV van geen belang.