RvV: Identiteit en herkomstland niet bewezen door ontvankelijkheid 9ter-aanvraag
In het kort
In een arrest nr. 299.985 van 12-1-2024 wijst de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen het argument af dat de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) door de 9ter-aanvraag ontvankelijk te verklaren en daarbij de identiteit niet te betwisten, die identiteit net aanvaardt. De verzoeker, die verklaarde Somaliër te zijn, was als asielzoeker vrijgesteld van de verplichting om de identiteit aan te tonen op het moment van de 9ter-aanvraag. De DVZ heeft dus die identiteit op geen enkele manier aanvaard en kan de aanvraag ongegrond verklaren omwille van twijfels over de verklaarde identiteit en herkomstland van verzoekende partij.
Identiteit niet aannemelijk gemaakt tijdens asielprocedures
De verzoekende partij diende 7 verzoeken om internationale bescherming in. Vijfmaal ging de verzoekende partij in beroep tegen de beslissing die het Commissariaat-Generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) nam in haar nadeel. De RvV verwierp in alle gevallen het beroep. In de verschillende beslissingen en arresten stellen de asielinstanties (CGVS en RvV) vast dat de verzoekster volgens hen niet in Somalië heeft gewoond en het land enkel op algemene wijze kent.
Hoewel verzoekende partij Somalische identiteitsdocumenten (paspoort, nationaliteitsverklaring, geboorteverklaring) had neergelegd, stellen de asielinstanties dat het onmogelijk is de authenticiteit van die documenten, afgeleverd door de Somalische ambassade, na te gaan. De documenten worden afgeleverd door de ambassade, louter op verklaringen van vragende partijen.
Identiteit aangenomen door ontvankelijkheid?
De verzoekende partij argumenteert dat DVZ niet gehouden is door de beoordeling van de asielinstanties. DVZ kan haar eigen beoordeling vormen over de identiteit en nationaliteit van de aanvrager. De verzoekende partij verwijst hiervoor naar de eigen beoordelingsbevoegdheid van DVZ en de ‘de plano’ erkenning van buitenlandse documenten en verwijst hierbij naar RvV-arrest nr. 183.882 van 15 maart 2017.
De verzoekende partij haalt ook aan dat de aanvraag ontvankelijk werd bevonden in een eerste fase. Dit impliceert volgens haar dat DVZ haar identiteit en nationaliteit niet in twijfel trok. Ze stelt dat men het paspoort niet kan aanvaarden op basis van de eigen beoordeling om nadien twijfels te uiten over het land van herkomst tijdens de gegrondheidsfase. Dit betekent volgens verzoekende partij dat het paspoort met valsheid zou zijn behept en aldus nooit tot een ontvankelijkheidsverklaring had kunnen leiden.
Limitatieve opsomming situaties onontvankelijkheid
De RvV wijst erop dat de niet-ontvankelijkheid van een medische regularisatie-aanvraag maar in een aantal specifieke gevallen mag worden verklaard. DVZ kon de aanvraag niet onontvankelijk verklaren met de ongeloofwaardigheid van de beweerde afkomst van de verzoekende partij als reden.
De verzoekende partij, die asielzoeker was op het moment van de aanvraag, moest haar identiteit niet aantonen bij het indienen van een aanvraag tot medische regularisatie. Maar uit deze vrijstelling kan volgens de RvV niet worden afgeleid dat de identiteit van de aanvrager op definitieve wijze aanvaard moet worden of later niet meer in vraag kan worden gesteld.
Eerdere rechtspraak bevestigt dat de nationaliteit bewezen moet worden in de gegrondheidsfase wanneer er in de asielprocedure twijfel was over de nationaliteit, ondanks de vrijstelling van identiteitsbewijs.
Werkelijk herkomstland niet gekend
Het is volgens de RvV dan ook niet kennelijk onredelijk dat DVZ pas bij het onderzoeken van de gegrondheid van de aanvraag de beweerde afkomst onderzoekt en nagaat of de verzoekende partij op zodanige wijze lijdt aan een ziekte dat deze ziekte een reëel risico inhoudt voor haar leven of fysieke integriteit of een reëel risico inhoudt op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer er geen adequate behandeling is in haar land van herkomst of het land waar zij verblijft.
In de bestreden beslissing wordt geconcludeerd dat de verzoekende partij haar werkelijk herkomstland niet kenbaar maakt. Bijgevolg is het voor DVZ onmogelijk om onderzoek te voeren naar de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van de medische zorgen in het land. Het komt aan de aanvrager van de medische regularisatie toe om duidelijkheid te verschaffen over haar land van herkomst of land van gewoonlijk verblijf.