RvV: inhoudelijke beoordeling voorwaarden au pair is exclusieve bevoegdheid gewest

In het kort

In arrest 307.959 van 6-6-2024 vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) de weigering van Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) om een visum D aan een au pair toe te kennen. DVZ weigerde dit visum immers op basis van een inhoudelijke beoordeling van de voorwaarden voor een arbeidskaart als au pair, terwijl dit onder de exclusieve bevoegdheid van het gewest valt.

Arbeidskaart toegekend door Vlaams gewest, visum geweigerd door DVZ

Het is in deze zaak niet betwist dat het Vlaams gewest een arbeidskaart heeft toegekend na een inhoudelijke beoordeling van de voorwaarden voor au pair jongeren. Doordat het in het geval van au pairs om een arbeidskaart, en niet om een gecombineerde vergunning gaat, diende de betrokkene vervolgens met de arbeidskaart een visum D aan te vragen om naar België te kunnen reizen.

DVZ weigerde dit visum omdat er:

  • elementen zijn die zouden aantonen dat de aanvraag niet strookt met de inhoud van het statuut van au pair zoals bepaald in artikel 24 van het KB 9 juni 1999, met name geen bewijs dat de betrokkene taallessen zal volgen na aankomst in België.
  • aanwijzingen zijn van proceduremisbruik voor andere migratiedoeleinden omdat de moeder van het gastgezin de zus van de betrokkene is.

Overschrijding bevoegdheidsverdeling door DVZ

In het arrest benadrukt de RvV dat het Vlaams Gewest de arbeidskaart toekende en bijgevolg in het kader van haar exclusieve bevoegdheid geoordeeld heeft dat aan de inhoudelijke voorwaarden van artikel 24 en volgende van het KB 9 juni 1999 voldaan is. 

Hoewel DVZ niet automatisch een visum moet afleveren wanneer het gewest de arbeidskaart toekent, is hij verplicht zich bij de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid te houden aan de door de wetgever vastgestelde bevoegdheidsverdeling:

  • Het volgen van taallessen is een van de voorwaarden die in deze procedure al beoordeeld werd en het komt bijgevolg niet aan DVZ toe om dit opnieuw te beoordelen bij de visumaanvraag.
  • DVZ schendt daarnaast het zorgvuldigheidsbeginsel waar hij stelt dat er geen enkel concreet element met betrekking tot taallessen aanwezig is in het dossier. Uit het dossier blijkt immers wel degelijk dat de betrokkene bij het Agentschap Integratie en Inburgering is aangemeld voor een taalopleiding en dat zij al in Gambia taallessen volgde. 

Ook het tweede argument van DVZ, dat uit de familieband tussen de betrokkene en het gastgezin proceduremisbruik blijkt, staat volgens de RvV op losse schroeven: 

  • Ook dit komt neer op een inhoudelijke beoordeling en er is geen enkele bepaling die verbiedt dat er familiebanden bestaan tussen het gastgezin en de au pair. 
  • Er worden verder geen andere elementen aangehaald ter staving van het vermeende ernstige proceduremisbruik.

Bevoegdheidsverdeling voor arbeidsmigratie blijft voer voor discussie

Eerder bespraken we al een aantal arresten van de RvV waaruit de dunne grens bleek tussen enerzijds de bevoegdheid van het gewest om inhoudelijk te oordelen over de toekenning van een toelating tot werk en anderzijds de mogelijkheid van DVZ om gecombineerde vergunningen te weigeren of in te trekken op basis van fraude.Deze zaak illustreert opnieuw hoe de bevoegdheidsverdeling tussen het gewest en DVZ in arbeidsmigratiedossiers voor discussie zorgt.

De inhoudelijke beoordeling voor de toegang tot de arbeidsmarkt komt exclusief toe aan het bevoegde gewest, zowel bij een toelating tot arbeid in een gecombineerde vergunningsprocedure als bij het toekennen van een arbeidskaart. 

Het loutere feit dat DVZ de beoordeling van het gewest in twijfel trekt of niet akkoord is met de beoordeling van het gewest is onvoldoende om te besluiten dat er sprake is van fraude of proceduremisbruik. Wanneer DVZ deze argumenten opwerpt om een gecombineerde vergunning of visum na arbeidskaart te weigeren, dient de motivering meer omvattend te zijn dan een loutere herbeoordeling van de inhoudelijke voorwaarden voor een toelating tot arbeid.