Beroepsmogelijkheid tegen intrekking Belgische nationaliteit minderjarige

In het kort

De Belgische nationaliteit van een minderjarig kind kan worden ingetrokken, bijvoorbeeld omdat de afstammingsband met de Belgische ouder niet meer vaststaat. Sinds 8-4-2024 is hiertegen beroep mogelijk op basis van het nieuwe artikel 7ter van het Wetboek van de Belgische nationaliteit. Dit artikel vult de lacune in die het Grondwettelijk Hof vaststelde in een arrest van 19-1-2023. Lees hier ons eerder artikel hierover.

Verplichte vermelding beroepsmogelijkheid in betekening

Het Grondwettelijk Hof (GwH) oordeelde eerder dat het niet in overeenstemming is met de grondwettelijke gelijkheidsbeginsels dat een kind niet in beroep kan gaan tegen het verlies van de Belgische nationaliteit. In deze zaak werd de afstammingsband met de Belgische ouder vernietigd. Het gevolg was dat de Belgische nationaliteit werd ingetrokken. In het Wetboek van de Belgische nationaliteit (WBN) was geen specifieke beroepsmogelijkheid voorzien, hoewel er volgens gemeenrecht wel naar de burgerlijke rechter getrokken kon worden. 

Volgens het nieuw artikel 7ter WBN moet de ambtenaar van de Burgerlijke stand elke beslissing tot intrekking van de nationaliteit zo snel mogelijk betekenen per aangetekende brief aan de betrokkene of zijn wettelijke vertegenwoordiger. Het gaat dus niet alleen om gevallen van vernietiging van de afstammingsband, maar ook alle andere situaties waarin er een intrekking van de Belgische nationaliteit plaatsvindt. Bijvoorbeeld omdat blijkt dat de basisvoorwaarden niet vervuld waren. Ook een intrekking van de nationaliteit op grond van artikel 10, §3 WBN valt daar onder. 

De kennisgeving van de intrekking was tot nu toe niet geregeld in het WBN. In de betekening van de beslissing tot intrekking van de nationaliteit moet ook de beroepsmogelijkheid vermeld worden: binnen de 15 dagen na de betekening kan je beroep aantekenen bij de familierechtbank. 

Geen extra beroepsmogelijkheid bij eerdere rechterlijke beoordeling

Daarnaast werd ook een nieuw artikel 334quater ingevoegd in het oud Burgerlijk Wetboek (BW). Dat artikel bepaalt dat de rechter die zich uitspreekt over de vernietiging van een afstammingsband ten aanzien van een Belgische ouder, zich ook moet uitspreken over het eventuele behoud van de Belgische nationaliteit van het kind. De rechter moet daarbij rekening houden met het belang van het kind en het risico op staatloosheid. 

Als de rechter beslist om de nationaliteit van het kind te behouden, ondanks de vernietiging van de afstammingsband, wordt de Belgische nationaliteit niet ingetrokken. Als de rechter beslist om de Belgische nationaliteit van het kind niet te behouden, moet de ambtenaar van de Burgerlijke stand die beslissing tot intrekking van de Belgische nationaliteit zo snel mogelijk per aangetekende brief aan het kind of zijn vertegenwoordiger sturen. In deze situatie moet de beroepsmogelijkheid echter niet vermeld worden: er stond een beroep open tegen het vonnis waarin de rechter besliste om de Belgische nationaliteit niet te behouden. Een andere beroepsmogelijkheid wordt dan niet voorzien.