DVZ-instructie weigering gezinshereniging ‘ander familielid’ Unieburger wanneer geen geldig paspoort met geldig inreisvisum voorligt

In het kort

DVZ instrueert gemeentes om aanvragen gezinshereniging van andere familieleden van Unieburgers zonder geldig paspoort en geldig binnenkomstvisum of vrijstelling zonder inhoudelijk, persoonlijk onderzoek te weigeren. Die instructie kwam er na recente rechtspraak van de Raad van State. 

In situaties waarin de aanvrager aantoont onmogelijk of bijzonder moeilijk de nodige documenten te kunnen bekomen, of  afhankelijk te zijn van de Unieburger en een weigering van de gezinshereniging tot gevolg zou hebben dat de Unieburger de EU zou moeten verlaten, staat deze werkwijze op gespannen voet met het Unierecht en de rechtspraak van het Hof van Justitie. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen of de Raad van State zouden meer duidelijkheid kunnen brengen in de toekomst door hierover een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie.

Na een recente evolutie in de Belgische rechtspraak gaf de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) een instructie aan steden en gemeenten over gezinsherenigingsaanvragen van ‘andere familieleden’ van een Unieburger. Gemeentes moeten nagaan of deze vergezeld is van een geldig paspoort én een geldig inreisvisum. Een geldig inreisvisum is niet nodig wanneer de aanvrager hiervan vrijgesteld is omdat hij een geldige verblijfsvergunning heeft van een andere Schengenlidstaat of omdat hij een nationaliteit heeft die vrijgesteld is van visumplicht voor kort verblijf. Het geldig paspoort en geldig inreisvisum (tenzij vrijgesteld) moet worden overhandigd op het ogenblik van de aanvraag gezinshereniging en uiterlijk binnen de drie maanden na datum van de bijlage 19ter. Als je deze documenten niet tijdig overhandigt, dan moet de gemeente – volgens de instructie van DVZ – de verblijfsaanvraag weigeren door middel van een bijlage 20 met een bevel om het grondgebied te verlaten.

Deze instructie is gebaseerd op twee recente arresten van de Raad van State die volgen op diverse arresten van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV): we bespreken die rechtspraak in een apart nieuwsbericht ‘Mag gemeente aanvraag gezinshereniging ‘ander familielid’ Unieburger weigeren bij gebrek aan geldig visum?’ In die analyse rijst de volgende bedenking: De nieuwe Belgische rechtspraak en praktijk houdt geen rekening met situaties waarin afhankelijkheid of buitengewone omstandigheden worden aangetoond. Dat lijkt op gespannen voet te staan met rechtspraak van het Hof van Justitie (HvJ) en het Unierecht. Zowel de RvV en de RvS zouden meer duidelijkheid kunnen brengen door in de toekomst hierover een prejudiciële vraag te stellen aan het HvJ.

Als de gemeente, en niet de DVZ, de beslissing neemt om de verblijfsaanvraag te weigeren op louter formele gronden vindt immers geen nauwkeurig inhoudelijk onderzoek plaats van de persoonlijke situatie en is er geen ruimte voor een onderzoek naar de afhankelijkheid die mogelijk bestaat tussen het ander familielid en Unieburger. Als andere familieleden zonder geldig inreisvisum en zonder vrijstelling van de visumplicht aantonen dat zij zodanig afhankelijk zijn van de Unieburger dat bij weigering van de gezinshereniging de Unieburger wordt verplicht het grondgebied van de hele EU te verlaten, lijkt het aangewezen dat de gemeente het dossier toch zou doorsturen naar DVZ voor een grondiger onderzoek. 

Weigert de gemeente of DVZ de aanvraag gezinshereniging zonder de aangehaalde afhankelijkheid te onderzoeken, dan is dit mogelijk in strijd met verplichtingen die voortvloeien uit de Burgerschapsrichtlijn, artikel 20 EU-werkingsverdrag en de rechtspraak van het HvJ. Het feit dat de rechtspraak van de RvS bevestigt dat een aanvraag gezinshereniging ingediend door een ander familielid zonder geldig inreisvisum (automatisch) kan worden geweigerd, geeft België geen vrijgeleide om de verplichtingen die voortvloeien uit de rechtspraak van het HvJ en het Unierecht naast zich neer te leggen.

Meer info