Rechterlijke toets van risico op refoulement tijdens beroep tegen Dublinoverdracht mag niet, tenzij bij systeemfouten

In het kort

De rechter die een beroep tegen een Dublinoverdrachtsbesluit behandelt, mag niet onderzoeken of er een risico is op schending van het non-refoulementsbeginsel. Deze rechter is ook niet verplicht om de verantwoordelijkheid aan de verzoekende staat toe te wijzen wanneer hij het oneens is met de beoordeling van het risico op refoulement door de aangezochte staat. Als de rechter echter systeemfouten in de asiel- of opvangvoorzieningen van de aangezochte staat vaststelt, kan hij dit wel onderzoeken en de verantwoordelijkheid aan de verzoekende staat toewijzen.  Materiële verschillen tussen het Oostenrijkse en het Nederlandse asielbeleid voor Ahmadi’s uit Pakistan wijzen niet op systeemfouten in de Oostenrijkse asielprocedure of opvangvoorzieningen. De Nederlandse Raad van State past in een arrest van 12-6-2024 de rechtspraak van het Hof van Justitie van 30-11-2023, nr. C‑228/21 toe en vernietigt een uitspraak van de Rechtbank Den Haag die ondanks de afwezigheid van systeemfouten in Oostenrijk toch de Nederlandse asielinstanties vroeg om alle twijfel over een mogelijk reëel risico op (indirect) refoulement bij overdracht weg te nemen.

Verschil in beschermingsbeleid tussen lidstaten is geen systeemfout

Verzoeker is een Pakistaanse onderdaan die eveneens Ahmadi is. Hij vreest voor indirect refoulement bij overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat Oostenrijk. Zo zouden de Oostenrijkse autoriteiten geen effectieve bescherming bieden tegen de vervolging van Ahmadi’s, waardoor hij gedwongen zou worden uitgezet naar Pakistan. 

In de vernietigde uitspraak oordeelde de Rechtbank Den Haag dat dit risico op indirect refoulement aannemelijk kan worden gemaakt wanneer het verschil in het beschermingsbeleid een fundamentele systeemfout oplevert die een bijzondere hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. 

Het Hof van Justitie gevolgd door de Nederlandse Raad van State stellen echter dat verschillen in het beschermingsbeleid tussen lidstaten onderling geen systeemfout uitmaken in de zin van het Jawo-arrest.  Systeemfouten hebben alleen betrekking op fouten in de asielprocedure en fouten in de opvangvoorzieningen, en niet op de manier waarop een lidstaat invulling geeft aan de materiële voorwaarden om in aanmerking te komen voor internationale bescherming. 

Bij vaststelling van systeemfouten wordt de lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming op basis van artikel 3, lid 2 van de Dublinverordening en niet op basis van de discretionaire clausule van artikel 17. Gezien de discretionaire aard van artikel 17 kan een lidstaat namelijk nooit gedwongen worden om die basis verantwoordelijkheid te nemen. 

Lidstaten niet bevoegd om risico op refoulement na overdracht te beoordelen

De rechter in de verzoekende lidstaat moet ervan uit gaan dat de autoriteiten in de aangezochte lidstaat het risico op refoulement naar het land van herkomst naar behoren beoordelen en vaststellen, en dat de verzoeker in deze lidstaat ook over daadwerkelijke rechtsmiddelen beschikt. Dit is het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Alleen wanneer een vreemdeling aannemelijk maakt dat er in de aangezochte lidstaat sprake is van systeemfouten in de zin van het Jawo-arrest, kan hiervan worden afgeweken. 

Een vreemdeling die refoulement vreest bij overdracht, moet deze vrees aannemelijk maken in de verantwoordelijke lidstaat zelf, of moet aannemelijk maken dat er in de aangezochte staat sprake is van systeemfouten in de asielprocedure of de opvangvoorzieningen. De beoordeling van zulk risico op indirect refoulement kan niet plaats kan vinden binnen de kaders van een Dublinprocedure tenzij de asielzoeker aannemelijk maakt dat er bij de aangezochte lidstaat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan.

Gevolg voor overdracht naar België

Nederlandse rechtspraak stelde ook al Dublinoverdrachten naar België in vraag, echter niet omwille van een risico op refoulement, maar wel omwille van een systeemfout in de Belgische asielopvang.  Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens veroordeelde België op 18 juli 2023   en stelde een systemisch verzuim vast van de nationale autoriteiten om definitieve rechterlijke beslissingen over opvang uit te voeren. België moest de situatie verhelpen die ervoor zorgt dat de nationale autoriteiten niet in staat zijn het nationale recht over het recht op opvang van asielzoekers na te leven, met inbegrip van definitieve rechterlijke beslissingen. Op 20 september 2024 gaf het Comité van Ministers van de Raad van Europa aan dat België niet voldoende doet om de opvangcrisis op te lossen.  In België lijkt er dus wel nog sprake van een situatie van systeemfouten in de asielopvangvoorzieningen in de zin van het arrest Jawo. 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen