Wettelijk kader en rechtspraak over gebrek aan opvang van asielzoekers met oneigenlijke code no show

Opgelet

Dit overzicht gaat niet over personen met tijdelijke bescherming (daarover: ons dossier Oekraïne).

Hierna gaat het enkel over verzoekers om internationale bescherming (VIB = asielzoekers die de vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming aangevraagd hebben).

In het kort

De rechtspraak veroordeelt sinds het najaar van 2021 systematisch Fedasil en de Belgische staat voor het gebrek aan materiële hulp aan verzoekers om internationale bescherming (VIB). We geven een overzicht van regelgeving, rechtspraak, situaties en gevolgen hiervan. We gaan dieper in op de praktijk waarbij Fedasil aan VIB voor wie er nog geen opvang is een oneigenlijke code 207 no show toekent: recente rechtspraak oordeelt dan dat de betrokkenen recht hebben op financiële OCMW-steun.

Opvangbeleid Fedasil

Praktijk Fedasil

Uit verschillende bronnen, onder andere de beschikking van 28 november 2022 van de arbeidsrechtbank van Brussel stellen we een systematische praktijk vast van Fedasil. In deze beschikking werden Fedasil en de Belgische staat opnieuw veroordeeld voor het gebrek aan materiële hulp, ditmaal aan VIB die verbleven in de Paleizenstraat. De systematische praktijk van Fedasil bestaat erin VIB een code 207 no show te geven zonder dat ze in eerste instantie een opvangaanbod hebben kregen. De code no show wordt hier gegeven omdat het opvangnetwerk verzadigd is. 

Fedasil kan zo'n code 207 no show wettelijk gezien echter alleen geven in vier welbepaalde gevallen. 

  1. Ten eerste is er de situatie van mensen die afstand doen van hun recht op opvang omdat ze liever bij vrienden of familie verblijven. 
  2. Ten tweede is er de context van een volgend verzoek om internationale bescherming. 
  3. Ten derde kan het recht op materiële hulp ook beperkt worden ingeval de VIB niet langer voldoet aan zijn meldingsplicht en hierdoor niet langer voldoende constructief meewerkt aan zijn asielprocedure. 
  4. Ten vierde kan Fedasil een code no show toekennen in het geval de VIB over voldoende financiële middelen beschikt. 

VIB die zich niet in een van deze situaties bevinden en toch een code 207 no show hebben, de zogenaamde oneigenlijke no shows, kunnen zich inschrijven op een wachtlijst om te worden uitgenodigd als er een opvangplaats voor hen vrijkomt. Zij kunnen geen nieuwe code 207 aanvragen bij de dispatching. Ze kunnen wel een beroep indienen tegen de weigering van Fedasil om opvang te geven. Er is een lange wachtlijst, waardoor het een aantal maanden duurt vooraleer de betrokkene zal worden uitgenodigd voor een opvangplaats.

Regelgeving

De Opvangwetvoorziet deze bovenstaande werkwijze van Fedasil niet, maar regelt het zo:

  • Artikel 6, §1 Opvangwet bepaalt dat iedere verzoeker om internationale bescherming (VIB) recht heeft op materiële hulp vanaf zijn asielaanvraag en gedurende de hele asielprocedure. Normaal krijg je dan een code 207 opvangstructuur en word je in een van de centra van Fedasil opgevangen. 
  • Artikel 4 Opvangwet voorziet bepaalde gevallen waarin Fedasil het recht op materiële hulp kan beperken of intrekken. Dat gebeurt in de praktijk door middel van een code 207 no show. Fedasil moet deze beslissingen individueel motiveren. 
  • Artikel 11, §3, laatste lid Opvangwet voorziet dat Fedasil in bijzondere omstandigheden (volgens de parlementaire voorbereiding: bij verzadiging van het opvangnetwerk) geen code 207 kan geven. Dat gebeurt nu echter niet.  

Beslissing

Op 29 augustus 2023 besloot de Staatssecretaris voor asiel en migratie om tijdelijk alleenstaande mannen die asiel aanvragen in België niet meer op te vangen in het netwerk van Fedasil. Zo anticipeert zij op de stijgende instroom van asielaanvragen om in de winter absoluut te vermijden dat kinderen en gezinnen op straat zouden terechtkomen. Alleenstaande mannen die zich momenteel aanmelden aan het Pachecogebouw bij DVZ, krijgen nog steeds een oneigenlijke code 207 no show, en kunnen zich nog steeds inschrijven op de wachtlijst. Maar zij zullen tijdelijk niet meer opgeroepen worden vanop de wachtlijst als er plaats vrijkomt in het opvangnetwerk. Pas als de Staatssecretaris de tijdelijke opvangstop beëindigt, zal Fedasil hen vervolgens uitnodigen voor een opvangplaats van zodra dat opnieuw mogelijk is. 

Gevolgen

Ondanks het feit dat deze maatregel nu beslist wordt en tijdelijk wordt genoemd, blijkt wel dat deze situatie waarbij alleenstaande mannen geen opvang krijgen al twee en half jaar duurt. Nieuw is dat het nu algemeen beleid is dat ook duidelijk is meegedeeld. Er wordt toch nog een oneigenlijke code 207 no show toegekend, alsof het de asielzoeker is die niet komt opdagen voor een aangeboden opvangplaats.

Dat heeft verschillende ernstige gevolgen en nadelen voor de verzoekers om internationale bescherming.

  • Omdat ze geen adres hebben, dreigen ze mogelijks kennisgevingen in verband met hun asielprocedure mis te lopen. Met andere woorden, een gebrek aan opvang staat een correct verloop van de asielprocedure in de weg.
  • Zij worden in het wachtregister fictief ingeschreven op het adres van Dienst Vreemdelingenzaken, voor maximaal 6 maanden, en daarna wordt zelfs dat fictief adres geschrapt.
  • Zonder reëel verblijfsadres krijgen zij geen attest van immatriculatie.
  • Zonder attest van immatriculatie kunnen zij na 4 maanden asielprocedure niet werken zoals andere verzoekers om internationale bescherming, en dat belet hen om zelfstandig en menswaardig te leven.
  • Een referentieadres is niet mogelijk in het wachtregister.
  • De Staatssecretaris heeft wel een conventie met de Brusselse daklozenopvang (totaal 2.000 plaatsen). Voor medische tussenkomsten geeft de code 207 no show wel nog recht op medische begeleiding van Fedasil. Maar het is duidelijk dat deze heel beperkte hulp hen niet in de mogelijkheid stelt een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid (artikel 23 Grondwet en artikel 1 OCMW-wet). Kwetsbare of zieke alleenstaande mannen worden wel onmiddellijk, op de dag van hun registratie, opgevangen.

Deze verzoekers om internationale bescherming worden niet enkel uitgesloten van materiële opvang (‘bed bad brood’ en begeleiding), ze kunnen met hun oneigenlijke code 207 no show ook niet terecht bij het OCMW voor maatschappelijke dienstverlening. Dit laatste is juridisch gezien niet correct. Een code no show kan zoals hierboven beschreven slechts in vier gevallen worden toegekend. Door een oneigenlijke code no show toe te kennen, wordt hun recht op menselijke waardigheid ontnomen. De wet voorziet voor deze zaken (een verzadiging van het opvangnetwerk) een oplossing, met name een niet-toewijzing van de code 207. Op deze manier zouden de verzoekers om internationale bescherming nog aanspraak kunnen maken op maatschappelijke dienstverlening. 

Lees meer over de gevolgen voor maatschappelijke dienstverlening hieronder bij OCMW-steun: recht en bevoegdheid.

Schorsing RvS

De Raad van State schorste deze beslissing van de Staatssecretaris om alleenstaande mannen die asiel aanvragen niet meer op te vangen. We bespreken deze uitspraak in ons nieuwsbericht "RvS schorst beslissing staatssecretaris om alleenstaande mannelijke asielzoekers tijdelijk niet langer op te vangen".

Veroordelingen

Verzadiging opvangnetwerk is geen overmacht

Fedasil werd sinds begin 2022 al meer dan 7.000 keer veroordeeld door de arbeidsrechtbank om opvang aan te bieden aan verzoekers om internationale bescherming. Het EHRM legde in verschillende situaties al voorlopige maatregelen op aan België. De arbeidsrechtbank en de rechtbank van eerste aanleg van Brussel veroordeelden in de beschikking van 19 januari 2022 en in de beschikking van 28 november 2022 niet alleen Fedasil, maar ook de Belgische staat

De rechter veroordeelde de Belgische staat wegens verzuim omdat het niet voorzag in een minimum aan opvang. De Belgische Opvangwet is namelijk een omzetting van de Europese Opvangrichtlijn, die de verplichting om opvang te voorzien bij de lidstaten legt. België heeft deze taak gedelegeerd aan Fedasil, maar dit ontslaat de Belgische staat niet van zijn plicht om in opvang te voorzien. Volgens het Hof van Justitie geldt een verzadigd netwerk niet als overmacht. Eerder kwam ook EHRM tot dezelfde conclusie in het arrest MSS tegen België en Griekenland. In die zaak oordeelde het EHRM bovendien dat artikel 3 EVRM geschonden was doordat de verzoeker, gelet op zijn kwetsbare positie, onmenselijk en vernederend behandeld werd. Op 17 juli 2023 veroordeelde het EHRM België ook ten gronde in de zaak Camara tegen België

De arbeidsrechtbank van Brussel legde met zijn beschikking van 28 november 2022 Fedasil en de Belgische staat een dwangsom van 250 euro per persoon per dag vertraging op. Ook andere uitspraken legden vaak dwangsommen op, vaak hoog zodat ze ontradend zouden werken. Er zijn extra opvangplaatsen gecreëerd maar nog onvoldoende om alle rechthebbenden onmiddellijk op te vangen, maar de dwangsommen worden niet betaald. In enkele recente dossiers zijn er nu ook vonnissen van de beslagrechter om goederen van Fedasil en het kabinet in beslag te nemen.

Misbruik van procedures

Verder heeft het Arbeidshof van Brussel (Franstalig) in een arrest van 28 maart 2023Fedasil ook nog eens veroordeeld tot een boete van 2.500 euro wegens manifest misbruik van juridische procedures. Het ging hier om een verzoeker om internationale bescherming (VIB) die geen opvang kreeg. De VIB dwong bij de arbeidsrechtbank van Brussel een veroordeling van Fedasil af, maar Fedasil ging hiertegen in beroep bij het Arbeidshof. Fedasil beriep zich op het fundamenteel recht op een eerlijk proces, waaronder het recht op toegang tot de rechter (art. 6 EVRM). Door de verzadiging van het opvangnetwerk is het volgens hun niet mogelijk iedere VIB van opvang te voorzien. Het Hof meent echter dat er geen sprake is van overmacht en dat Fedasil in gebreke blijf de Opvangwet correct toe te passen. Door niet in de gepaste opvang te voorzien dwong Fedasil de VIB ertoe gerechtelijke stappen te zetten terwijl hij dat eigenlijk niet zou moeten doen omdat zijn recht op opvang vaststaat. De kern van het arrest is dat Fedasil wordt veroordeeld omdat het misbruik heeft gemaakt van het recht vervat in art. 6 EVRM. Dit is geen absoluut recht. Het kan beperkt worden als er een legitiem doel is en de beperking proportioneel is. Het Hof acht de inperking gerechtvaardigd. Het doel van de sanctie (780bis, alinea 1 Gerechtelijk Wetboek) is legitiem en de maatregel strekt niet verder dan strikt noodzakelijk is. Het Arbeidshof  stelt dat Fedasil de werking van het gerechtelijk apparaat verstoort en manifest misbruik maakt van de juridische procedures door in beroep te gaan tegen een veroordeling om opvang te voorzien.  

Menselijke waardigheid

In een arrest van 13 februari 2023 werd Fedasil opnieuw veroordeeld. Het Arbeidshof van Gent bevestigde het oordeel van de arbeidsrechtbank van Gent. Fedasil moet verder materiële hulp verschaffen aan de VIB met een volgend verzoek. Het ging in essentie om het principe van de menselijke waardigheid (art. 4, §4 Opvangwet), dat altijd gegarandeerd moet blijven bij het inperken van de materiële hulp aan een VIB. Fedasil betoogde dat de VIB onvoldoende bewijst dat hij zich in een precaire situatie bevindt zodat de beslissing van Fedasil zijn menselijke waardigheid zou schenden. Hierover zegt het Hof dat deze bewijslast moet omgekeerd worden: Fedasil moet nagaan of de VIB ingeval van beperking of intrekking van de materiële hulp een waardige levensstandaard kan blijven genieten. Fedasil moest dit dus zelf nog nagaan. 

De arbeidsrechtbank van Luik veroordeelde Fedasil in een arrest van 24 oktober 2023 omdat de huidige opvangplaats niet conform de menselijke waardigheid is. Fedasil moet een aangepaste opvangplaats, rekening houdend met de medische noden van de verzoeker om internationale bescherming, toekennen.

In een arrest van 8 januari 2024 bevestigt het Arbeidshof van Gent het vonnis van 17 maart 2023 waarbij Fedasil werd veroordeeld om bij de opheffing van de code 207 op basis van werk ook steeds de zelfredzaamheid en de menselijke waardigheid van de verzoeker om internationale bescherming te waarborgen. Dus zelfs al komt een persoon strikt genomen in aanmerking voor een opheffing van de code 207, dan nog moet Fedasil de gevolgen van zo'n beslissing voor deze persoon uitgebreid onderzoeken. 

Fout, schade en oorzakelijk verband

Op 29 juni 2023 veroordeelt de Rechtbank van eerste aanleg van Brussel (Franstalig) de Belgische staat en Fedasil ten gronde voor hun aanhoudende foutieve houding tot schending van het recht op asiel en op opvang, én ook voor het niet respecteren van de rechterlijke beslissingen. België begaat zo een fout in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek. Voor elke verdere uitsluiting van het recht op asiel of op opvang moet een dwangsom betaald worden aan de 10 organisaties die deze rechtszaak aanspanden.

Als een VIB in het kader van een Dublin-onderzoek overgebracht moet worden naar een andere lidstaat die bevoegd is voor de asielprocedure, dan moet de opvang gegarandeerd blijven tot aan de daadwerkelijke transfer naar deze lidstaat (HvJ 27 september 2012). Bovendien mag de voorbereiding van de overdracht, bijvoorbeeld de toekenning van een specifieke opvangplaats, geen afbreuk doen aan de bewegingsvrijheid van de asielzoeker (HvJ 26 maart 2021).

Interstatelijk vertrouwensbeginsel 

In het kader van de Dublinverordening besloot de Nederlandse rechter om, in een beroepsprocedure tegen een weigering van de Nederlandse autoriteiten om de asielaanvraag te behandelen van een VIB voor wie België bevoegd is, de bewijslast om te draaien. De bewijslast rust niet langer op de VIB, maar wel op de Nederlandse asielautoriteiten. Zij moeten nu bewijzen dat de VIB in kwestie wél opvang zal genieten eenmaal overgedragen naar België. Zij moeten bijvoorbeeld aantonen dat Dublinterugkeerders een andere behandeling krijgen dan andere VIB. De rechter vond namelijk, gelet op de vele voorlopige maatregelen van EHRM, dat er wel degelijk concrete aanwijzingen zijn dat België zijn internationale verplichtingen (art. 3 EVRM, art. 4 Handvest EU) jegens VIB niet zal naleven. Verder moet Nederland onderzoeken en duidelijk motiveren of de VIB zich bij eventuele problemen tot de Belgische autoriteiten kan wenden en dus over een rechtsmiddel beschikt. Kortom, de rechter geeft de Nederlandse asielautoriteiten de opdracht om het bewijs te leveren dat er ten aanzien van België wél nog altijd kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. 

Lees ons nieuwsbericht over dit vonnis van Rechtbank eerste aanleg Den Haag van 20 februari 2023.

Volgend op deze uitspraak van 20 februari 2023 heeft Nederland informatie opgevraagd bij de Belgische autoriteiten over de opvangsituatie voor Dublinterugkeerders in België. Men stelt vast dat België Dublinterugkeerders geen opvangplaats kan garanderen. Er staan meer alleenstaande, meerderjarige, niet-kwetsbare mannelijke verzoekers om internationale bescherming op de wachtlijst dan dat er noodopvangplaatsen zijn. Er is zelfs een fors tekort, stelt de Nederlandse rechter, dat zou leiden tot een zeer verregaande materiële deprivatie van betrokkenen en dus een schending van art.3 EVRM zou uitmaken. Bovendien oordeelt de Nederlandse rechter dat deze categorie van verzoekers nog steeds geen effectief rechtsmiddel ter beschikking hebben. Omwille van deze redenen besloot de Nederlandse rechter in een vonnis van 12 december 2023 dat er ten aanzien van België niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Betrokken verzoeker werd bijgevolg niet overgedragen naar België. 

Het Comité van Ministers van de Raad van Europa tikt België op zijn vingers omdat het onvoldoende maatregelen treft om de opvangcrisis, die bezig is sinds 2021, op te lossen. Het Comité vraagt België voornamelijk meer opvangcapaciteit te voorzien en beter samen te werken op de verschillende beleidsniveaus om deze crisis te boven te komen. 

Dit besluit van het Comité kwam er naar aanleiding van een veroordeling van België door het EHRM een jaar eerder. In de zomer van 2023 werd België door het EHRM veroordeeld voor het gebrek in opvang voor een verzoeker om internationale bescherming . Een jaar later werden de inspanningen van de federale regering om deze crisis op te lossen geëvalueerd door Europa en als onvoldoende beschouwd. De opvangcrisis is tijdens dat jaar toegenomen in plaats van verminderd. Op een piekmoment stonden er meer dan 4.000 VIB op de wachtlijst en bedroeg de wachttermijn 9 maanden of langer. 

Ook het Federaal Migratiecentrum Myria en het FIRM (Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens) zien in het Belgisch opvangbeleid enkele pijnpunten, zoals: 

  • Er zijn te weinig extra opvangplaatsen gecreëerd. Tussen juli 2023 en juni 2024 ging het slechts om 1.765 plaatsen. Tijdens de opvangcrisis van 2014-2015 werden in één jaar 15.000 extra plaatsen voorzien.
  • Er is te weinig noodopvang opgezet.
  • Te weinig mensen konden doorstromen naar OCMW-steun.
  • Er werden weinig solidariteitscampagnes opgezet. Dit werd wel gedaan in het kader van de Oekraïne-crisis.

De opvangcrisis in België lijkt een systeemfout in de zin van het arrest Jawo . Daardoor zou een rechter in de verzoekende lidstaat, in het kader van Dublin, de overdracht naar België kunnen staken en de verzoekende staat zelf aanwijzen als de verantwoordelijke lidstaat voor het verzoek om internationale bescherming. Het arrest Jawo kan als volgt worden samengevat:

  • Er is een systeemfout in de asiel- of opvangvoorzieningen in de aangezochte lidstaat: 

    De rechter in de verzoekende staat kan het risico op non-refoulement wel onderzoeken en zo nodig de verzoekende staat als verantwoordelijke lidstaat aanwijzen voor het verzoek om internationale bescherming.

  • Er is geen systeemfout in de asiel- of opvangvoorzieningen in de aangezochte lidstaat:

    De rechter in de verzoekende lidstaat mag deze lidstaat niet dwingen een verzoek om internationale bescherming zelf te behandelen op grond van de Dublin-verordening omdat er volgens hem in de aangezochte lidstaat een risico bestaat op een schending van het non-refoulementbeginsel. Materiële verschillen tussen asielbeleid van twee lidstaten wijzen niet noodzakelijk op systeemfouten.

Opheffing code 207

De code 207 kan in welbepaalde gevallen worden opgeheven om zo terug plaats vrij te maken in het opvangnetwerk van Fedasil. Dit kan soms vrijwillig. Fedasil kan de VIB ook verplichten de opvang te verlaten bijvoorbeeld wanneer deze voldoende zelfstandig is (omdat hij bijvoorbeeld een stabiele arbeidsovereenkomst heeft). De rechtsbasis voor opheffing op basis van tewerkstelling is terug te vinden in het KB 'Cumul' van 12 januari 2011, dat op zijn beurt een uitwerking is van artikel 35/2 Opvangwet.

Voor beide vormen gelden cumulatieve toepassingsvoorwaarden:

  • verplichte opheffing op basis van werk

    • arbeidsovereenkomst van minstens 6 maanden of van onbepaalde duur
    • nettoloon hoger dan het leefloon

    Volgens rechtspraak van de arbeidsrechtbank van Gent van 17 maart 2023 (nr. 22/1120/A, nr. 22/1118/A en nr. 22/1117/A) moet Fedasil hierbij ook de zelfredzaamheid en menselijke waardigheid waarborgen.

  • vrijwillige opheffing mits uitzicht op verblijfplaats en werk
    • reeds minstens 4 maanden in het opvangnetwerk
    • lopend verzoek om internationale bescherming waarvoor België bevoegd is (geen Dublin)
    • werken (maar niet voldoen aan voorwaarden voor verplichte opheffing) / regelmatig gewerkt hebben / concrete vooruitzichten op werk hebben
    • duurzame verblijfsoplossing

Sinds de instructie van Fedasil van 10 november 2022 (die de vorige instructie van 12 juli 2022 vervangt) moet de VIB niet meer per se uit een land met een hoge beschermingsgraad komen om in aanmerking te komen voor de vrijwillige opheffing van zijn code 207.

Daarnaast gold er van 1 december 2022 tot 1 april 2023 een 'flankerende maatregel'. Deze bestond erin dat gemeentes de VIB die bij familie of vrienden verbleef op hetzelfde adres als het gastgezin kon inschrijven. Een nieuwe code uit het Rijksregister, 07 in IT 141, maakte in dat geval duidelijk dat het om twee aparte gezinnen ging. Zo ondervindt de VIB geen negatieve gevolgen op fiscaal-en sociaalrechtelijk vlak. Deze maatregel, die diende om een zachtere transitie mogelijk te maken tussen het vertrek uit het opvangnetwerk en een eigen duurzame huisvestingsoplossing, bestaat nu dus niet meer. De nieuwe code in het rijksregister vervalt 6 maanden na inschrijving op het adres. 

Tot slot kan de code 207 ook worden opgeheven door middel van een veroordeling door de rechter. Deze opheffing vindt met andere woorden haar basis niet terug in een instructie maar wel in de rechtspraak.

VIB met een oneigenlijk gebruikte code 207 no show kunnen een eenzijdig verzoekschrift bij de arbeidsrechter indienen om die code op te heffen, omdat ze niet de opvang krijgen waar ze recht op hebben. Deze rechtspraak wint aan kracht, ook in beroep. Arbeidshof Brussel-arrest van 20 december 2022 veroordeelde Fedasil niet enkel tot het toekennen van materiële hulp, maar ook tot de opheffing van de code 207 waardoor OCMW-steun mogelijk gemaakt wordt. Ook Arbeidshof Luik-arrest van 15 mei 2024 bevestigt de veroordeling van Fedasil door Arbeidsrechtbank Luik om de oneigenlijke code 207 no show (die illegaal is) te annuleren, zodat het OCMW financiële steun niet kan weigeren.

In de praktijk wordt de code 207 echter niet altijd tijdig opgeheven. De veroordeling moet eerst betekend worden, en daarna moet Fedasil de opheffing praktisch uitvoeren. Als het OCMW geen partij is bij het geding, kijkt het OCMW hoe de gegevens in het wachtregister staan vermeld. Als de opheffing daar nog niet is gebeurd, zou het OCMW de financiële steun kunnen weigeren en dan zou de VIB ook nog eens in beroep moeten gaan tegen de weigeringsbeslissing van het OCMW. Om dat te vermijden, kan het OCMW zo'n dossier voorleggen aan de POD Maatschappelijke Integratie. De POD MI contacteert dan Fedasil om de opheffing van de code 207 prioritair uit te voeren.

Maatschappelijke en medische steun

Welke VIB hebben recht op maatschappelijke dienstverlening? En welk OCMW is dan bevoegd?

  • VIB zonder code 207. Zij zijn niet aan een opvangstructuur toegewezen en hebben dus recht op OCMW-steun bij behoeftigheid. OCMW-steun eindigt zodra Fedasil toch nog materiële hulp aanbiedt (met code 207). VIB zonder code 207 zijn dus VIB zonder code 207 opvangstructuur en zonder code 207 no show. Dit kan gaan over VIB die eerst een code 207 kregen maar wiens code 207 opgeheven is (zie hoger). Maar Fedasil zou ook kunnen beslissen om geen code 207 toe te kennen wegens verzadiging van het opvangnetwerk. In al deze gevallen wordt het bevoegde OCMW als volgt vastgesteld:
    • Het bevoegde OCMW is het OCMW van de plaats waar de VIB staat ingeschreven in het wachtregister op de dag van de hulpvraag,
    • behalve als hij ingeschreven is op het adres van de DVZ of het CGVS. In dat geval is het OCMW van de gewoonlijke verblijfplaats bevoegd.
    • Heeft betrokkene nog geen gewone verblijfplaats omdat hij dakloos is, dan is het OCMW van de feitelijke verblijfplaats bevoegd.
  • VIB met code 207 OCMW. Als er een spreidingsplan zou zijn (nu niet het geval), zouden VIB met code 207 OCMW kunnen worden toegewezen aan een OCMW voor maatschappelijke dienstverlening. Dat is echter nu niet van toepassing.
    • Als er een spreidingsplan zou zijn (nu niet het geval), dan zou het op die manier toegewezen OCMW bevoegd zijn.
  • VIB met code 207 opvangstructuur LOI. De OCMW's kunnen echter zelf ook materiële opvang aanbieden, in een Lokaal Opvanginitiatief (LOI). Dat is dus geen financiële 'maatschappelijke dienstverlening'. Dan kunnen VIB met een code 207 opvangstructuur LOI worden toegewezen aan het OCMW-LOI voor materiële opvang. 
  • VIB met een echte code 207 no show hebben dus geen recht op maatschappelijke dienstverlening en ook niet op OCMW-tussenkomst in medische kosten. Fedasil moet een code 207 no show echter individueel motiveren.
  • VIB met een oneigenlijke code 207 no show 'omdat er nog geen opvangplaats is' hebben een onduidelijke status. De Opvangwet voorziet die mogelijkheid niet. Als een code 207 no show onwettelijk is, kan het OCMW dan maatschappelijke dienstverlening weigeren? Zowel de arbeidsrechtbank van Antwerpen (Mechelen) op 21 juni 2023, als de arbeidsrechtbank van Brussel (Franstalig) op 18-9-2023 oordelen dat betrokkenen in dat geval recht hebben op financiële OCMW-steun. Lees meer in ons nieuwsbericht "Arbrb Antwerpen en Brussel: asielzoekers zonder opvang door opvangcrisis, hebben recht op OCMW-steun".

Als een OCMW een steunaanvraag weigert, is het mogelijk om hiertegen in beroep te gaan bij de arbeidsrechtbank.

  • VIB met code no show hebben recht op medische en psychologische begeleiding van Fedasil. Met een voorafgaande betalingsverbintenis komt Fedasil tussen in de medische kosten van een aantal behandelingen. De meeste requisitoria worden, indien op tijd (zo'n 5 dagen voor de medische afspraak) aangevraagd, ingewilligd. Er komt in de meerderheid van de gevallen ook snel (zo'n 1 à 2 werkdagen voor de medische afspraak) een antwoord.
  • VIB zonder code 207 kunnen zich tot het OCMW van hun gewoonlijke verblijfplaats wenden voor medische ondersteuning.
  • Mensen in onwettig verblijf hebben recht op dringende medische hulp van het OCMW. Het gaat om ‘dringende’ medische hulp, maar dit betekent niet noodzakelijk dat het moet gaan om een ongeval of een ziekte. Het kan ook betrekking hebben op een eenvoudig bezoek aan de huisarts, een medisch onderzoek of een visite bij de kinesist.