Dublin procedure
In het kort
Hoewel je een verzoek om internationale bescherming opstart in ons land, betekent dit niet automatisch dat België je verzoek zal behandelen. Als er bepaalde aanwijzingen zijn, onderzoekt de Dienst Vreemdelingenzaken eerst of België wel verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. Het bepaalt de verantwoordelijke lidstaat aan de hand van de Dublin III-verordening.
Het Dublin-onderzoek
Om de verantwoordelijke lidstaat aan te duiden, bevat de Dublin III-verordening specifieke criteria. DVZ toetst deze criteria af in de volgorde van de tekst van de verordening.
Het Dublin-onderzoek gebeurt onmiddellijk na de opstart van je verzoek om internationale bescherming.
Als een andere staat verantwoordelijk is, dan kan je aan die staat worden overgedragen. België houdt zich dan niet meer bezig met jouw verzoek om internationale bescherming.
Is België wel verantwoordelijk, dan wordt het dossier aan het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) overgedragen en handelt België jouw verzoek om internationale bescherming verder af.
Alle EU-lidstaten zijn lid van de Dublin III-verordening, aangevuld met Ijsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland.
Begrippen gezin en familie in Dublin
- de echtgenoot van de verzoeker of de ongehuwde partner, met wie een duurzame relatie wordt onderhouden, indien in het recht of de praktijk van de betrokken lidstaat niet-gehuwde paren en gehuwde paren op een vergelijkbare manier worden behandeld in het kader van het vreemdelingenrecht
- ongehuwde minderjarig kinderen, ongeacht of het wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn
- indien de verzoeker een minderjarige en ongehuwd is, een vader, een moeder of een andere volwassene die krachtens de wet of volgens de praktijk van de lidstaat waar de volwassene aanwezig is voor de minderjarige verantwoordelijk is
- indien de persoon die internationale bescherming geniet een minderjarige en ongehuwd is, de vader, moeder of andere volwassene die krachtens de wet of volgens de praktijk van de lidstaat waar de persoon die internationale bescherming geniet aanwezig is, voor de minderjarige verantwoordelijk is
- een volwassen oom of tante
- een grootouder
van een verzoeker die op het grondgebied van een lidstaat aanwezig is, ongeacht of het een wettig, buitenechtelijk of geadopteerd kind is.
Dublin-criteria
Overdracht kan gevraagd worden naar de lidstaat waar een gezinslid (meestal de ouders), broer of zus wettig verblijft. Het kan ook gaan om een familielid (tante, oom of grootouder) als op basis van een individueel onderzoek vaststaat dat het familielid voor de minderjarige kan zorgen.
De Dublin-verordening wordt alleen in die zin toegepast wanneer dit in het belang van de minderjarige is.
Wanneer er geen gezins-of familieleden aanwezig zijn in de lidstaten, is de lidstaat waar de niet-begeleide minderjarige een verzoek om internationale bescherming heeft opgestart de verantwoordelijke lidstaat, als dit in het belang van de minderjarige is. De andere Dublin-criteria worden niet toegepast voor niet-begeleide minderjarigen.
Overdracht kan gevraagd worden naar de lidstaat waar een gezinslid internationale bescherming geniet en is toegelaten voor verblijf. De betrokkenen moeten schriftelijk verklaren dat zij dit wensen.
Overdracht kan gevraagd worden naar de lidstaat waar een gezinslid een verzoek om internationale bescherming heeft opgestart waarover in eerste aanleg nog geen beslissing ten gronde is genomen. Deze lidstaat is bevoegd op voorwaarde dat de betrokkenen schriftelijk hebben verklaard dat ze dit wensen.
De lidstaat die een geldige verblijfstitel of visum afleverde is verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.
Als de verzoeker houder is van verschillende verblijfstitels of visa, dan is de lidstaat verantwoordelijk die de verblijfstitel of het visum met de langste geldigheidsduur heeft afgeleverd. Bij gelijke geldigheidsduur is de lidstaat die de verblijfstitel of het visum heeft afgeleverd, waarvan de geldigheid het laatst verstrijkt, verantwoordelijk.
Deze lidstaat blijft verantwoordelijk tot 2 jaar na het verlopen van de verblijfstitel en tot 6 maanden na het verlopen van het afgeleverde visum.
Als de verblijfstitel of het visum afgeleverd werd op basis van een valse identiteit of valse documenten, dan is de lidstaat dat de verblijfstitel of het visum heeft uitgegeven toch bevoegd. Als men kan aantonen dat er gefraudeerd werd nadat de verblijfstitel/visa werd afgeleverd, dan is deze lidstaat niet verantwoordelijk.
De lidstaat waarlangs de verzoeker op onwettige wijze ter land, ter zee of in de lucht een Europese buitengrens heeft overschreden is bevoegd. Dit zal blijken uit vingerafdrukken die door de grenspolitie in de Eurodac-databank worden opgenomen. In deze databank worden verschillende soorten vingerafdrukken opgenomen. De zogenaamde 'hit 1' vingerafdrukken geven aan dat iemand een verzoek om internationale bescherming heeft opgestart in een andere lidstaat. De 'hit 2' vingerafdrukken verwijzen naar het onwettig overschrijden van een Europese buitengrens. Een 'hit' wordt ook wel een 'eurodactreffer' genoemd.
De verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming vervalt na een periode van 12 maanden na de illegale binnenkomst.
Als de lidstaat waar verzoeker op illegale wijze de grens heeft overschreden niet meer verantwoordelijk kan worden gesteld, en de verzoeker verbleef minstens 5 maanden onafgebroken in een andere lidstaat vóór het indienen van het verzoek om internationale bescherming, dan is deze laatste lidstaat verantwoordelijk. Bij verblijf van minstens 5 maanden in verschillende lidstaten is de lidstaat waar verzoeker het meest recent verbleef verantwoordelijk.
Wanneer een verzoeker het grondgebied betreedt van een land waar hij niet visumplichtig is, dan is die lidstaat bevoegd.
Wanneer een verzoek om internationale bescherming wordt ingediend in een internationale transitzone van de luchthaven, dan is deze lidstaat bevoegd voor de behandeling van de aanvraag.
Dit komt voor bij een zogenaamde grensprocedure.
Indien geen van de voorgaande criteria kan worden toegepast, is de lidstaat bevoegd waar het verzoek om internationale bescherming het eerst werd opgestart.
Afwijkingen
België kan in uitzonderlijke gevallen afwijken van de Dublin-criteria en zich alsnog bevoegd verklaren.
- Afhankelijkheidsclausule: Wanneer je wegens een specifieke kwetsbaarheid (zwanger, pasgeboren kind, ernstige ziekte, een zware handicap of hoge leeftijd) afhankelijk bent van je kind, broer, zus of ouder die wettig verblijft in één van de lidstaten, kan deze lidstaat zich bevoegd verklaren. Dit werkt ook in de omgekeerde richting wanneer je als verzoeker de verzorgende persoon bent. Dit kan enkel op voorwaarde dat de betrokkenen schriftelijk verklaren dat zij dit wensen.
- Soevereiniteitsclausule: België kan deze clausule inroepen wanneer het zich bevoegd wil verklaren, ookal is het daartoe niet verplicht op grond van de Dublin-criteria. Je kan hier schriftelijk om verzoeken vb. omwille van dichte banden met België. In de praktijk wordt dit zeer weinig toegestaan.
Dublinprocedure
Opstart verzoek om internationale bescherming.
DVZ begint de Dublin termijnen die hieronder beschreven staan te tellen vanaf de bijlage 26.
DVZ onderzoekt welke lidstaat bevoegd is op grond van de Dublin-criteria.
Ze haalt hiervoor informatie uit:
- vingerafdrukken uit de Eurodac databank: In deze databank worden verschillende soorten vingerafdrukken opgenomen. De zogenaamde 'hit 1' vingerafdrukken geven aan dat iemand een verzoek om internationale bescherming heeft opgestart in een andere lidstaat. De 'hit 2' vingerafdrukken verwijzen naar het onwettig overschrijden van een Europese buitengrens. Een 'hit' wordt ook wel een 'eurodactreffer' genoemd.
- informatie uit het EU-visuminformatiesysteem (VIS). In deze databank wordt opgeslagen welke lidstaten een schengenvisum hebben afgeleverd.
- de verklaringen afgelegd tijdens het Dublin-interview: Wanneer bij de registratie van het verzoek meteen wordt vastgesteld dat er een Eurodactreffer is bij het afnemen van de vingerafdrukken, wordt eerst een specifiek Dublin-interview afgenomen. Hetzelfde geldt wanneer uit het VIS blijkt dat een andere lidstaat een schengenvisum heeft afgeleverd en deze niet langer dan 6 maanden geleden kwam te vervallen. De gestelde vragen zijn vergelijkbaar met die van het voorbereidende interview, aangevuld met vragen die specifiek betrekking hebben op de reisroute. Wanneer tijdens een standaard 'voorbereidend interview' uit je verklaringen blijkt dat een Dublin-onderzoek noodzakelijk is, wordt het voorbereidend interview onmiddelijk vervangen door een Dublin-interview om dit nader te onderzoeken.
- identiteitsdocumenten en informatie die de Belgische instanties verkrijgen van andere lidstaten
Na het voeren van het Dublin onderzoek en het aftoetsen van de Dublin criteria kan DVZ oordelen dat een andere lidstaat bevoegd is.
Als DVZ oordeelt dat een andere lidstaat verantwoordelijk is, dan richt België een overname of terugnameverzoek aan de andere lidstaat.
We spreken van 'terugname' indien de verzoeker al een verzoek tot internationale bescherming deed in een andere lidstaat. Is dit nog niet het geval, spreken we van een 'overnameverzoek'.
Dit moet zo spoedig mogelijk gebeuren en in ieder geval binnen de drie maanden na het verzoek om internationale bescherming. Deze termijn wordt twee maanden indien er vingerafdrukken werden gevonden in de Eurodac databank en één maand indien het gaat om een verzoek in detentie. Indien deze termijnen worden overschreden is België alsnog bevoegd.
In de praktijk stuurt men meerdere verzoeken tegelijk naar verschillende lidstaten.
- (Impliciete) aanvaarding: De aangesproken lidstaat moet het verzoek tot overname beantwoorden binnen de twee maanden na ontvangst van het verzoek. Bij een verzoek tot terugname is dit één maand. In geval van een Eurodac-treffer is dit twee weken. Indien de lidstaat niet binnen deze termijn antwoordt, spreken we van een impliciet akkoord en dus aanvaarding.
- Weigering:De aangesproken lidstaat kan ook weigeren. Zij kunnen bijvoorbeeld van mening zijn dat een andere lidstaat bevoegd is op basis van de Dublin-criteria. In zo'n geval kan België een verzoek tot herziening sturen. Dit kan naar dezelfde lidstaat indien België niet akkoord gaat met de weigering of dit kan naar een andere lidstaat als er daarover nieuwe informatie beschikbaar is. Deze verzoeken moeten allemaal binnen de vooropgestelde termijnen gebeuren want anders wordt België alsnog bevoegd.
- Een andere lidstaat is bevoegd:
DVZ levert een bijlage 26 quater af. Meestal gebeurt dit in persoon. Deze bijlage is een beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten. Op dit document staat de verantwoordelijke lidstaat vermeld en ook de uiterste datum waarop je je bij de overheid van die lidstaat moet aanbieden. Daarnaast krijg je een bijlage 10bis (een doorlaatbewijs om te reizen) en de contactgegevens van de cel vrijwilliger terugkeer. Je attest van immatriculatie wordt ingetrokken.- Vrijwillige overdracht: De dienst vrijwillige terugkeer regelt de praktische organisatie van de overdracht.
- Gedwongen overdracht: Je kan ook gedwongen worden overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat. Dit kan enkel wanneer er een risico op onderduiken bestaat en indien er geen andere, minder dwingende maatregelen mogelijk zijn. Hierbij kan je vastgehouden worden in een gesloten centrum met het oog op overdracht.
- Wanneer je niet wordt vastgehouden, moet de overdracht plaatsvinden binnen de 6 maanden na de aanvaarding van het verzoek tot overname door de bevoegde lidstaat. Deze termijn wordt verlengd tot 18 maanden wanneer men een risico op onderduiken vaststelt. Het is daarom belangrijk om je gekozen woonplaats aan te passen of op geregelde tijdstippen jouw feitelijk adres door te geven aan DVZ (asylum.dublin@ibz.fgov.be).
- België wordt alsnog bevoegd indien deze termijnen niet worden gerespecteerd en je dus niet effectief bent overgedragen na 6 of 18 maanden. In dat geval moet je je opnieuw gaan aanmelden bij DVZ, Belliardstraat 68 en herleeft je oorspronkelijke bijlage 26.
- Tegen de bijlage 26 quater kan je een niet-schorsend annulatieberoep indienen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. De beroepstermijn is dertig dagen. Daarnaast is een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid ook mogelijk binnen de 10 dagen. (5 dagen vanaf een tweede verwijderingsmaatregel)
- België is bevoegd:
Is België de verantwoordelijke lidstaat dan wordt een standaard 'voorbereidend interview' afgenomen. Dit gaat vlot omdat alle gegevens reeds gekend zijn. Nadien wordt het dossier overgemaakt aan het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. Het CGVS onderzoekt en beoordeelt het verzoek om internationale bescherming inhoudelijk. Van Dublin is geen sprake meer.