HvJ: lidstaten mogen derde landen als veilig beschouwen, zelfs bij langdurige opschorting van terugname asielzoekers

In het kort

In de zaak C-134/23 van 4-10-2024 spreekt het Hof van Justitie zich uit over de toepassing van artikel 38 van richtlijn 2013/32/EU. Lidstaten mogen werken met algemene lijsten van veilige derde landen maar moeten het verzoek om internationale bescherming inhoudelijk onderzoeken wanneer het derde land toelating tot zijn grondgebied weigert.

Algemene lijst van veilige derde landen

Artikel 38 van richtlijn 2013/32/EU stelt dat lidstaten het concept ‘veilig derde land’  alleen mogen toepassen wanneer de voorwaarden opgenomen in lid 1 tot en met 4 worden gerespecteerd. Dit houdt onder meer in dat het derde land de fundamentele rechten van de verzoeker respecteert en dat de lidstaat voorziet in een procedure om het verzoek inhoudelijk te onderzoeken ingeval het derde land de toelating tot zijn grondgebied weigert. 

Griekenland heeft bij de omzetting van dit artikel geopteerd om, naast een individueel onderzoek van de voorwaarden, te werken met algemene nationale lijsten van veilige derde landen voor bepaalde categorieën van asielzoekers. Dit wordt gedaan aan de hand van een interministerieel besluit waarin Turkije geclassificeerd wordt als een veilig derde land voor personen afkomstig uit Syrië, Afghanistan, Pakistan, Bangladesh of Somalië.

Turkije heeft bovendien in 2016 een overeenkomst gesloten met de Europese Unie (EU) waarin het zich verbindt om verzoekers die al hebben verbleven op of zijn doorgereisd via het grondgebied van Turkije opnieuw over te nemen wanneer een lidstaat hiertoe verzoekt. 

De zaak werd aan het Hof van Justitie (HvJ) voorgelegd door Symvoulio tis Epikrateias (de hoogste bestuursrechter van Griekenland). Hij had twijfels over de geldigheid van het interministerieel besluit dat Turkije als veilig derde land aanmerkt. Turkije heeft immers sinds maart 2020 alle wedertoelatingen van asielzoekers, die onderworpen zijn aan deze Griekse procedure, opgeschort.  Bijgevolg rijst de vraag of een lidstaat een derde land als veilig kan beschouwen, zelfs wanneer dat land in de praktijk niet de mogelijkheid biedt voor wedertoelating op zijn grondgebied.

Het HvJ concludeert dat lidstaten vrij zijn bij het aanwijzen van veilige derde landen en dat het toegelaten is dit op een algemene wijze te doen, zolang zij de bovenvermelde voorwaarden van artikel 38 respecteren. De bepaling verzet zich dus niet tegen de algemene kwalificatie van een bepaald derde land als veilig, ook al heeft dit land de toelating of wedertoelating van verzoekers op hun grondgebied in de praktijk opgeschort voor een onbepaalde termijn. 

Impact voor België?

Op het eerste gezicht lijkt dit arrest van weinig belang voor België, aangezien het CGVS  geen gebruik maakt van een algemene lijst van veilige derde landen. Artikel 38 van Richtlijn 2013/32/EU is in het Belgisch recht omgezet in artikel 57/6/6 Vw en hierin wordt een individueel onderzoek vooropgesteld. Belangrijk is dat je een zodanige band hebt dat het voor jou redelijk is om naar het land terug te gaan en dat er een vermoeden is dat je opnieuw wordt toegelaten. De uitspraak van het HvJ is ook in lijn met wat het Grondwettelijk Hof (GwH) heeft geoordeeld in arrest nr. 23/2021. Daarin stelt het GwH stelt dat het niet vereist is dat landen een zeker terugname-akkoord hadden vooraleer er sprake kon zijn van veilig derde land. Het vermoeden dat je zal worden toegelaten tot een derde land volstaat bijgevolg. 

Het HvJ benadrukt in zijn arrest echter ook expliciet dat de lidstaten moeten waarborgen dat asielzoekers die niet worden heropgenomen door het derde land toegang hebben tot nationale asielprocedures. Dit impliceert dat de asielaanvraag inhoudelijk moet worden behandeld, zelfs als een land als veilig derde land wordt aangemerkt, als vaststaat dat het derde land de wedertoelating in de praktijk weigert, ook zonder individuele beslissing.

Mogelijk zal dit arrest in de toekomst meer relevantie krijgen wanneer het Migratiepact  in de loop van 2026 van toepassing zou worden. De Verordening asielprocedure die een onderdeel vormt van het pact voorziet immers in de mogelijkheid om zowel op niveau van de Unie als op nationaal niveau 'veilige derde landen' aan te wijzen.