Stijging leefloon
In het kort
Vanaf 1-2-2025 gelden hogere leefloonbedragen ten gevolge van het wettelijk mechanisme voor de welvaartsaanpassing. Ook op 1-7-2023, 1-11-2023 en 1-5-2024 waren er indexeringen. De verhoging van het leefloon heeft onder meer gevolgen voor het recht op gezinshereniging in bepaalde gevallen, voor garantstellingen bij kort verblijf en bij derdelands studentenverblijf. Als referentiebedrag geldt 120% van het leefloon voor personen met een gezin ten laste. Vanaf 1-2-2025 is dit 2.131,28 euro. Dit bedrag is aangepast op de website.
- Soms is het voor gezinshereniging een voorwaarde dat men ‘stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen’ heeft. Een inkomen van het referentiebedrag volstaat hiervoor.
- Bij garantstellingen voor kort verblijf, bijlage 3bis, beoordeelt de DVZ aan de hand van het referentiebedrag of iemand kredietwaardig is of niet.
- Voor een verblijf als derdelands student moet de student aantonen dat hij maandelijks over een minimumbedrag kan beschikken. Voor academiejaar 2024/2025 bedraagt dit 803 euro en voor 2025/2026 is dit 835 euro Bij garantstellingen voor derdelands studenten, bijlage 32, moet de garant minimaal een netto-inkomen aantonen van het referentiebedrag + 803 euro (2024/2025) / 835 euro (2025/2026) per student ten laste.
- Wie een beroepskaart aanvraagt bij de Vlaams Gewest moet onder andere stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen aantonen. Een inkomen van het referentiebedrag volstaat hiervoor.
Leeflonen vanaf 1 februari 2025
Het maandelijks leefloon bedraagt vanaf 1 februari 2025:
- 876,13 euro voor een samenwonende persoon
- 1.314,20 euro voor een alleenstaande persoon
- 1.776,07 euro voor een persoon die samenwoont met een gezin ten laste
Historisch overzicht referentiebedragen
Referentiebedragen doorheen de tijd voor drie situaties: 1) bij gezinshereniging met voorwaarde van ‘stabiele en toereikende bestaansmiddelen’; 2) bij garantstellingen vanaf 1-12-2023 voor kort verblijf; en 3) bij garantstellingen voor derdelands studentenverblijf.
- Vanaf 1-2-2025: 2.131,28 euro
- Vanaf 1-5-2024: 2.089,55 euro
- Vanaf 1-11-2023: 2.048,53 euro
- Vanaf 1-7-2023: 2.008,38 euro
- Vanaf 1-1-2023: 1.969,00 euro
- Vanaf 1-12-2022: 1.920,03 euro
- Vanaf 1-11-2022: 1.882,35 euro
- Vanaf 1-8-2022: 1.845,48 euro
- Vanaf 1-5-2022; 1.809,33 euro
- Vanaf 1-3-2022: 1.773,87 euro
- Vanaf 1-1-2022: 1.738,98 euro
- Vanaf 1-9-2021: 1.661,45 euro
- Vanaf 1-7-2021: 1.628,83 euro
- vanaf 1-3-2020: 1.555,09 euro
- vanaf 1-1-2020: 1.524,61 euro
- vanaf 1-9-2018: 1.505,78 euro
- vanaf 1-7-2018: 1.476,32 euro
- vanaf 1-9-2017: 1.428,32 euro
- vanaf 1-7-2017: 1.415,58 euro
- vanaf 1-6-2016: 1.387,83 euro
- vanaf 1-4-2016: 1.360,62 euro
- vanaf 1-9-2015: 1.333,94 euro
Meer info
- Omzendbrief inzake de aanpassing van de bedragen die tot de federale wetgeving met betrekking tot het maatschappelijk welzijn behoren, op 1 mei 2024
- Officieel bericht van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, BS 14 juni 2024
- Officieel bericht van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, BS 24 februari 2025